Waarom rekwisiteur David Logger geen echte appels gebruikt op het toneel

In de voorstelling Vogels van Internationaal Theater Amsterdam (ITA) zit een Pesachmaaltijd. De tafel op toneel is dan gedekt met wijnglazen, fruit (appels) en matzes, ongezuurde broden.

Probleem: in de hele stad waren geen matzes te vinden.

Rekwisiteur David Logger: „De productieleidster kwam naar me toe en zei: ‘Ik kan ze nergens krijgen. Er is een conflict tussen de bakkers en de supermarkten, die vinden de prijs te hoog.’”

Maar er waren veel matzes nodig voor het stuk, de tafel gaat omver zodat er steeds maar een paar heel blijven voor de volgende voorstelling. „Mijn eerste gedachte was: dan maar crackers. Maar dat was geen gezicht. Dus ik googlen: hoe bak je matzes. En dat ben ik toen maar gaan doen, bij mij thuis in de keuken.”

Rekwisiteur is het vrij onbekende woord voor een vrij onbekend beroep. David Loggers vader oefende het uit vóór hem, hijzelf nu al weer dertig jaar. En, zegt hij: „Behalve mobiele telefoons en laptops die als rekwisiet een rol spelen in een voorstelling, is er in al die tijd niet veel veranderd. De meeste spullen zijn vrij tijdloos.”

Wanneer je een uurtje met hem over zijn werk hebt gepraat, weet je dat je nooit meer op dezelfde manier naar een theaterstuk zult kijken. Over alle objecten op het toneel is nagedacht, er is tijdens de repetities mee geëxperimenteerd, wat vaak goed ging maar soms ook fout, waarna het toch weer anders moest. En dan waren de matzes nog wat je noemt een minor problem.

Props manager

David Logger (54) presenteerde zichzelf en zijn werk onlangs op een Instagram-video van ITA. „I can express my creativity here, this is where I belong”, zegt hij daarin, terwijl hij uitlegt dat een props manager verantwoordelijk is voor alle voorwerpen die door acteurs worden gebruikt om het verhaal mee te vertellen.

De video duurde één minuut. En maakte nieuwsgierig naar meer – vandaar onze afspraak.

We zitten in zijn werkkamer, in de kantoren aan de achterkant van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Op een tafel staat het trommeltje met de zelfgebakken matzes. Op een andere tafel vier plastic wijnglazen en een schaal met appels, ook van plastic. Een wit tafelkleed met davidsterren aan de randen ligt opgevouwen op een stapel opbergdozen. In een hoek zweven zeven rode ballonnen, de touwtjes aan elkaar geknoopt. De jerrycan met helium staat tegen de muur.

Het zijn allemaal rekwisieten voor Vogels, waarvan de uitvoeringen een reprise zijn van vorig jaar. Volgend jaar wordt het stuk opnieuw uitgevoerd, dan gaat het op tournee. Vogels is het verhaal van de Joodse Eitan en zijn Arabische vriendin Wahida, die in Israël op zoek gaan naar Eitans roots en daar terechtkomen in een bomaanslag. Eitan belandt zwaargewond in het ziekenhuis, waarna Wahida zijn ouders en grootouders op de hoogte moet stellen. Voorafgaand aan elke uitvoering van Vogels wordt in een geluidsfragment duidelijk gemaakt dat ITA geen partij kiest in het conflict, maar aan het concept zijn bewust geen aanpassingen gedaan.

We gaan de voorstelling als voorbeeld nemen van wat zijn werk inhoudt. Maar eerst de vraag: hoe wórd je rekwisiteur?

David Logger: „Er is eigenlijk geen opleiding. Ja, er zijn opleidingen voor theatertechniek. En daar zit een stukje rekwisieten bij, mijn vader gaf er les in. Maar een echte opleiding, die is er niet. Wat het dan wel weer leuk maakt: de mensen die het doen, komen uit allerlei verschillende hoeken. Mijn achtergrond is grafische vormgeving en illustraties. Techniek heb ik bijgeleerd. In Vogels moet een keer een telefoon rinkelen. Dat kan via de geluidsafdeling, dan komt het uit de speakers. Maar eigenlijk wil je dat het uit die telefoon komt. Dus dat zie ik dan voor elkaar te krijgen. Techniek is veel trial and error.”

David Logger aan het werk bij ITA. „Techniek is veel trial and error.”
Foto Wouter de Wilde

Vertel over de ballonnen. Ik zie dat ze vastzitten aan een gewichtje?

„De ballonnen zijn gevuld met helium, dus eerst moet je zorgen dat dat er is. Ze moeten ook wat steviger zijn dan normaal, want ze mogen niet knappen tijdens de voorstelling. En ze moeten aan touwtjes zitten die de acteur kan breken, die mogen dus niet te sterk zijn. Nou is Vogels een voorstelling die eerder is gedaan in Duitsland, daar hebben we best wat van overgenomen. Maar er zijn toch ook altijd aanpassingen. In die voorstelling waren de ballonnen aan het ziekenhuisbed vastgebonden, maar dat vonden de acteurs hier niet handig – al wilden ze wel dat ze bij het bed zouden blijven. Dus dan knoop ik de ballonnen samen, maak ze vast aan een zakje met een gewichtje en doe daar nog wat magneetjes bij. Dan zweven ze één, niet weg, en twee: blijven ze aan het bed plakken.”

En de Pesachtafel?

„In die scene zit een tafelkleed van papier: de regisseur wilde geen kleed van katoen of linnen, het moest een beetje shabby zijn. Maar er moesten langs de randen wel allemaal davidsterren in. Het idee was dat ik die er wel uit zou knippen. Maar die kleden scheuren, dus dan moeten er steeds nieuwe komen. ‘Dat is teveel gedoe’, zei ik. Toen ging het naar de afdeling vormgeving, of die het konden produceren. Daar zijn ze begonnen met knippen, maar die waren er ook snel klaar mee: dat knippen zou op een gegeven moment fout gaan, dan zijn er geen mensen, is er geen tijd meer.”

Wat is het verschil? Jij bent toch ook van vormgeving?

„De afdeling vormgeving gaat over het grote plaatje: decor, lichtplannen. Terwijl de details van de objecten voor mij zijn – en dat doen we dan in overleg. Omdat ik een grafische achtergrond heb, wist ik in dit geval: er zijn machines die figuren uit papier kunnen stansen. Dus dat is het toen geworden.”

De opbouw van een decor bij ITA.
Foto Wouter de Wilde

Je had ook kunnen zeggen: sterren op het kleed tekenen, dat kan ook.

„Nee, dat zie je. Dat had alleen gekund als dat het idee was. Ik heb nog wel voorgesteld: als we het van katoen maken, kunnen we ze erin naaien. Maar het mocht niet te chique zijn: die tafel wordt eventjes snel gedekt. En dat druk je beter uit met papier.”

De lat ligt hoog.

„Ja, maar dat vind ik leuk. Dat wil je ook.”

De appels zijn van plastic.

„We hebben eerst echte appels gebruikt, maar die gaan kapot en daar glijden ze over uit – dat bleek tijdens de repetities. En de glazen kan je ook niet kapot laten vallen, dan krijg je scherven. De wijn in de glazen is trouwens druivensap van een merk waarvan ik weet: die vlekken krijg ik eruit. Want als de tafel omgaat, vallen de glazen op het witte kleed dat over het podium gespannen is. Het hele decor is wit, dus alles moet schoon te krijgen zijn. En dan kun je bietensap proberen. Of andere druivensappen. Maar van precies dát merk sap krijg je de vlekken er goed uit, weet ik uit ervaring.”

Er is ook een radiografisch bestuurd tankje.

„We hadden er één uit de voorstelling in Duitsland, maar die was stuk. Dus toen hebben we een nieuwe gekocht. Maar het probleem was: dat tankje kon te veel, het kon zelfs balletjes schieten. Voor de acteur was dat verwarrend, die is bezig met zijn spel en niet met ‘hoe werkt de afstandsbediening ook alweer’. Dus heb ik van alles uit dat tankje gehaald en gezorgd dat er één schakelaartje overbleef: aan en uit.”

En dan was er nog de kwestie van de zwarte stift waarmee een van de acteurs woorden op de witte achterwand schrijft. „In de Duitse Vogels deden ze dat met houtskool, maar dat vonden ze hier niet mooi. Dus ik heb geëxperimenteerd met kalkstiften, verfstiften, inktstiften: hoe krijgen we dat weer schoon. Uiteindelijk kwam eruit: inkt is het mooiste zwart, je krijgt het op geen enkele manier schoon, maar dan schilderen we er na de voorstelling wel overheen. Als je er drie keer over rollert, is het weer wit. En als je dan toch nog wat ziet, kun je dat weg belichten.”

Voor een mooi effect moest het een stift met een dikke punt worden. „Dat is de 8.50. Alleen is die stift te groot om in een broekzak te stoppen – en dat moest wel. Dus heb ik de schrijfpunt van de 8.50 gezet op een 800. Die past wél in een broekzak. Daarna heb ik kleine gaatjes in de stift geboord en die punt met een ijzerdraadje vastgezet, zodat-ie niet meer weg kan. Als ik die stift elke avond bijvul met inkt, heb je het juiste effect. Het zijn kleine dingetjes, maar je moet er vaak iets mee. We gebruiken spullen op een andere manier dan waarvoor ze gemaakt zijn. En dan ga je net zo lang rommelen tot het lukt.”

Van alle voorstellingen maakt hij een boekje, met foto’s, notities en tekeningen. ‘Gijs wil het tafelkleed liever anders opgevouwen’, staat in het boekje over Vogels. Op een foto de tafel met rekwisieten, je ziet een schroevendraaiertje liggen om de accu mee uit het tankje te halen: die moet af en toe worden opgeladen. „Die boekjes zijn er zodat als ik onder de tram kom, en ik de voorstelling niet kan draaien, iemand anders het over kan nemen. Ik probeer na de voorstelling ook altijd zo veel mogelijk alvast terug te bouwen.”

Die boekjes bewaar je allemaal?

„Een hoop wel. Maar ik heb ook veel weggegooid. Wat ik geleerd heb, zit vooral in mijn hoofd.”

En spullen? Kijk je in de stad steeds om je heen of er iets van je gading is?

„Dat is wel een beetje een afwijking, ja. Maar je moet er ook mee oppassen, als je niet uitkijkt ga je hamsteren. Dat probeer ik te voorkomen, het kan ook niet want ik heb thuis een werkkamertje van twee bij drie. Maar dat staat wel van boven tot onder vol met stellingkasten. Mijn vader deed het ook, de kelder zat vol spullen die stonden te verstoffen.”

We lopen nog van zijn kamer naar het toneel, waar achter het decor de tafel met de rekwisieten staat. Boven in het decor hangen twee wasmanden aan beugels, een ladder staat ernaast geleund. „In Vogels worden op een gegeven moment van bovenaf krantensnippers uitgestrooid. Die zitten in die wasmanden, waar ik beugels voor aan het decor heb gehaakt. Dus dan klim ik ’s avonds op die ladder en strooi de snippers over de actrice die onder mij aan tafel zit. De duur van die scène vraagt om twee wasmanden: dan kan ik veel pakken en met twee handen tegelijk strooien. Ja echt, het voelt als mazzel dat ik dit werk mag doen.”