Klassieke tekenaar Kees Stoop was decennnia weggedrukt, maar mag weer gezien worden

„De werkelijkheid heeft mij niet nodig”, was een lijfspreuk van Kees Stoop, ontleend aan de Portugese dichter Fernando Pessoa. Dat motto past goed bij een kunstenaar die het landschap beschouwde met een intense, religieuze aandacht, rekening houdend met de ontzagwekkende complexiteit van een wereld waarin elk grassprietje telt. Daarbij spreekt het motto zich uit over de manier waarop hij zijn persoonlijke inbreng wegcijferde. Bij Stoop heb je het gevoel dat hij, in de enorme dichtheid van zijn tekeningen, zijn reserve jegens elke menselijke aanwezigheid verpakt. Er is daar genoeg, ook zonder ons.

Iets van die terughoudendheid laat zich door zijn achtergrond verklaren. Stoop (1929-2019) is een kunstenaar die via een omweg in de kunst is terechtgekomen. Als arbeiderskind in Werkendam, in de Biesbosch, werd zijn evidente talent niet beschouwd als iets waar je een beroep van kon maken. Hij werd banketbakker in het nabijgelegen Dordrecht en tekende in de vrije uren. Maar in de kring van Dordtse kunstenaars werd zijn begaafdheid opgemerkt, en gestimuleerd. Een bescheiden beurs hielp hem aan een opleiding. Zo bouwde hij sinds de jaren vijftig aan een uitzonderlijk oeuvre dat grotendeels bijeen is gebleven onder de hoede van de Stichting Kees Stoop.

Verblufte aandacht

Een selectie daarvan hangt deze zomer in Rijksmuseum Twenthe in Enschede. Lopend door die tentoonstelling zie je mensen kijken zoals je zelf ook doet: langdurig, met een soort verblufte aandacht. „Hoe is het mogelijk”, hoorde ik een bezoeker naast me mompelen, „dat ik dit niet kende.”

Stoop zelf was bij leven ook weinig bereid zijn werk aan het publieke oog bloot te stellen. Op het neurotische af; soms trok hij een afspraak voor een tentoonstelling in, kocht hij werk terug omdat hij er niet van kon scheiden. Bij zijn overlijden in 2019 bleek hij duizenden tekeningen te hebben bewaard in de atelierwoning aan de voet van de Holterberg in Overijssel, waar hij sinds de vroege jaren zestig met zijn jeugdliefde Ans had gewoond. Ver buiten de centra van hedendaagse kunst. „Ik fiets elke dag in de omgeving”, zei hij ooit, „soms urenlang. Soms maak ik schetsen, het liefst in het vrije veld. Het geeft een enorme rust.”

Kees Stoop, Konijnenschedel en verdord blad.
Foto Museum Helmantel

Omgekeerd kun je zeggen dat er op de landelijke podia überhaupt weinig belangstelling was voor zijn benadering. Samen met Charles Donker en Philip Kouwen behoort Kees Stoop tot de stille generatie van klassieke tekenaars in Nederland, alle drie behept met een subliem vermogen om de zichtbare wereld te vertolken met papier en tekenpen. Hoewel zij zich nooit opstelden als ‘groep’ met een ‘filosofie’, was die benadering al genoeg om hen buiten te sluiten. Geen van drieën was vertegenwoordigd op grote overzichtstentoonstellingen van tekenkunst in Nederland, zoals All about drawing, 100 Nederlandse Kunstenaars in 2011. Vandaag lijkt die waterscheiding tussen klassiek en modern wat te verdampen. Maar ze is er nog steeds.

Doorgeschoten beukenhaag

Daarom is het goed dat er nu een overzichtstentoonstelling van zijn werk te zien is in het Rijksmuseum Twenthe, met een bescheiden keus uit zijn mooiste werken. Een grasveld, een bomenlaan bij avond, een doorgeschoten beukenhaag. Een muur met wat vergeten oude planken ertegen. Het zijn tekeningen waar je naar blijft kijken en kijken, gevuld met eindeloos in de diepte terugwijkende takjes, halmen, pluimpjes, sprieten, bladwerk, licht en schaduw. Je kijkt ernaar zoals je naar een echt grasveld of een echte heg zou kunnen kijken. Alleen doe je dat nooit. Niemand doet dat. Maar Stoop deed het wel, en hij tekende vervolgens wat hij zag, in een onbegrijpelijk knappe, gedetailleerde stijl, vol overlappingen en lichteffecten. Het is kunst in zijn meest elementaire vorm: iets zien, daardoor geraakt worden, en dan iets maken waarin die ontroering, die specifieke aandacht zichtbaar wordt. Makkelijk is dat niet. Heel weinig mensen lukt het om zo’n kijk ook overtuigend te vertalen in kunst.

Kees Stoop Ik fiets elke dag in de omgeving, soms maak ik schetsen, het liefst in het vrije veld. Het geeft een enorme rust

De religieuze toewijding waarmee hij dat deed was bij deze kunstenaar meer dan alleen artistiek gemotiveerd. Dat spreekt uit een reeks tekeningen op Japans rijstpapier met gekalligrafeerde psalmen in de vertaling van Ida Gerhardt. Kalligrafie van een oude tekst betekent dat je onderweg geen streepje verkeerd mag zetten. Het vergt een soort perfectie die je ook voelt in de grasvelden en tuinen. Elk haaltje moet kloppen. In het gewone leven was Stoop een aanspreekbaar, vriendelijk mens. In zijn kunst was hij een Boeddhist in de Lage Landen.