Column | Israël, Amerika en Europa: sleutelmoment voor het internationaal recht

Twee forse tikken kreeg Israël vorige week uitgedeeld van internationale hoven in Den Haag. De zaken zijn zeer geladen. Maar ook los van de oorlog in Gaza bieden ze een ongekend inkijkje in de mondiale strategische verhoudingen. Hoe om te gaan met de spanning tussen macht en recht? Het grote verschil in reactie tussen de Verenigde Staten en Europa onthult veel.

Vrijdag jl. maande het Internationaal Gerechtshof (ICJ) Israël het offensief bij Rafah te stoppen, in de zaak die Zuid-Afrika aanspande vanwege mogelijke genocide. In reactie zei EU-buitenlandvertegenwoordiger Josep Borrell dat de uitspraak ons dwingt te kiezen „tussen het internationaal recht […] en Israël”, toevoegend dat die keuze „behoorlijk moeilijk zal worden”.

Waar de rest van de wereld het Hof bijviel en Europa tenminste een dilemma erkende, zweeg Amerika. Woordvoerders herhaalden vrijdag enkel de officiële lijn dat „onze positie duidelijk is”, oftewel: Israëls optreden rond Rafah is volgens Washington „beperkt” en verergert de humanitaire crisis niet bovenmatig.

Scherper werd het Europees-Amerikaanse verschil blootgelegd na de arrestatiebevelen die Karim Khan, hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof (ICC), op 20 mei verzocht uit te vaardigen voor drie Hamas-leiders én voor Israëls premier Netanyahu en zijn minister van Defensie. Dat Europa verdeeld reageerde, past in het patroon. Opvallend groot echter was de woede in Washington. President Biden vond de zet „schandalig”, terwijl minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken de indruk wekte met het Congres sancties tegen het Strafhof te willen overwegen.

Eind april al maanden twaalf Republikeinse Amerikaanse senatoren ICC-aanklager Khan aan om te dimmen. Een arrestatiebevel voor Netanyahu zouden zij niet enkel als bedreiging voor Israëls soevereiniteit maar ook voor die van Amerika opvatten, toevoegend: „Ons land heeft in de American Service Members’ Protection Act getoond hoever we bereid zijn te gaan om die soevereiniteit te beschermen.”

Ze verwijzen naar een wet uit 2002 die de VS het recht verleent om eigen of geallieerde soldaten „met alle noodzakelijke en gepaste middelen” te bevrijden. Destijds stelde Human Rights Watch dat deze wet de inzet van militaire middelen tegen het Strafhof in Den Haag billijkt. Vandaar de bijnaam: The Hague Invasion Act. Oftewel: mocht Netanyahu ooit in een Scheveningse cel belanden, dan haalt de regering-Trump II hem eruit.

Steeds minder voelen de Verenigde Staten zich gebonden op te treden als borger en subject van de internationale rechtsorde die het land zelf na 1945 heeft opgebouwd. Zeker, de spanning tussen nationaal belang en internationaal recht (die Borrell voor Europa expliciteerde) is niets nieuws.

Wel nieuw is de onvervaardheid waarmee Washington juridische overwegingen terzijde schuift. De schijn wordt niet eens meer opgehouden. In andere domeinen evenmin. Neem de importtarieven van 100 procent op Chinese elektrische auto’s die team-Biden eerder deze maand invoerde: deze zijn op geen enkele manier te rijmen met internationale handelsregels.

De kritiek vanuit de rest van de wereld tegen het westerse met twee maten meten neemt snel toe, die wordt versneld door de bijna onvoorwaardelijke steun voor Israël sinds 7 oktober . Aan CNN vertelde ICC-aanklager Khan dat westerse „gekozen leiders” hem met zoveel woorden hadden gezegd dat het Strafhof was „bedoeld voor Afrika en boeven als Poetin” en dus niet voor westerse (of Israëlische) politici. Het recht geldt niet voor ons. Ook in Afrika, Azië en Latijns-Amerika horen ze hoe ongegeneerd die dubbele standaard wordt opgeëist.

Eén uitweg uit het verwijt van hypocrisie is zelfopgelegde regels af te werpen. Lak aan consistentie. Naakt opportunisme. De verleiding leeft momenteel in Washington. FT-commentator Gideon Rachman, spreekbuis van dit geluid, adviseert het Witte Huis niet langer te spreken van handhaving van „de internationale rechtsorde”. Ongeloofwaardig en beknellend, wat hem betreft. Volgens deze Brit moet Amerika „de vrije wereld” verdedigen tegen autocratische staten zoals China en Rusland en mag het zich in die morele tweestrijd een vrijere hand geven.

Nederland en Europa moeten deze positie niet klakkeloos omarmen. Tempering van rauwe macht door internationaal recht is voor een klein land met open economie pure Staatsraison.

In de wereld van Goed tegen Kwaad geldt het recht van de sterkste. Dat is zo tussen de blokken. Vraag: weten we zeker dat in een wereld van 11 miljard mensen het Westen nummer één blijft, of zullen we, zodra die rol aan het Oosten of Zuiden toevalt, terugverlangen naar bindend internationaal recht?

Het is ook zo binnen de blokken, waar Amerika’s helpers hun eigen zorgen hebben. Vraag: wie of wat beschermt ons dan tegen de willekeur van onze Beschermer?

Luuk van Middelaar is politiek filosoof en historicus.