„Ik ga jullie missen.” In de toegift komt er even emotie los bij Youp van ’t Hek, op de première van zijn programma De Laatste Ronde, tevens zijn een-na-laatste optreden van een jarenlange afscheidstournee. Het besef dat het er bijna opzit, doet zijn stem even wankelen, voor het eerst die avond. Een vol Carré klapt des te harder, uit respect, in het besef dat een instituut in het Nederlandse cabaret er op zijn zeventigste een punt achter gaat zetten.
De laatste ronde! is het 29ste soloprogramma van Van ’t Hek, waarmee hij langs alle theaters reisde waar hij de afgelopen vijftig jaar optrad, eerst met Cabaret NAR en sinds 1982 als soloartiest. Zijn glansrijke carrière kwam op gang met het nummer ‘Lenen, lenen, betalen, betalen’ uit Man vermist (1984), een prachtnummer over hoe heel Nederland zich in de schulden steekt voor het verlangen naar spullen, dat de mensen maar wordt aangepraat, zichzelf begeleidend met een tappende rechtervoet als ritmebox.
Een typerend sarcastisch zinnetje uit dat nummer is dat mensen ervoor kiezen de wijde wereld in te trekken via de televisie, van Duitsland 3 naar België 2. Dat is de strijd die hij een leven lang voerde: tegen het luie consumentisme, het overspannen vooruitgangsdenken, de nieuwe foefjes, en waar dat uit voortkomt: inhaligheid, domheid en de holle verlokking van rijkdom. Zijn ideaalbeeld was de vagebond, de hedonist, de lifter naar Parijs, de echte man die de zin van het bestaan zoekt in drinken, dansen, lachen en vrijen.
Burgerlijkheid
Burgerlijkheid was zijn grote doelwit, in het bijzonder het huwelijk. Dat huwelijk is steevast uitgeblust, de sprankeling van de liefde is verdwenen, de prik is eraf: „Een hel, een seksuele Sahara.” Lakmoesproef is de vraag „Wordt er nooit geneukt?” In Hond op het ijs (1989) citeert hij de inktzwarte regels uit het gedicht ‘Het huwelijk’ van Willem Elsschot, over de verbitterde man die zijn vrouw wil doodslaan.
Een robuust idioom is hem eigen. „Schilderachtige scheldpartijen” zijn zijn specialisme, schreef NRC eens. Daarmee kruidt hij zijn satire, die hij zo zwartgallig en uitdagend mogelijk uitvent. Zoals hij uitlegt in Scherven (1997): „Ja, ik zeg kut-Kadet. Ik kan wel Kadet zeggen, maar dan komen er minder mensen. Ik weet wel hoe mijn handel in elkaar zit.” Vrouwen heten routineus wijven, teven, mokkels en zure trutten. Afrika is vaak het contrapunt om duidelijk te maken dat we met al ons geklaag niet snappen hoe rijk we zijn. En dan voerde hij een „hongern***” of „poetsn***” op, om de bezadigde burger extra te shockeren.
Remix
De Laatste Ronde! is de zoveelste remix van die vertrouwde elementen, gebracht met zijn nooit aflatende vuur. Tussen het gekanker zat vaak een toefje zelfspot: dan noemde hij zichzelf een „kleine etterbak met een brilletje” of leed hij aan „een midlife”. Op die manier opent hij ook De Laatste Ronde!, als hij vertelt hoe hij wordt afgeserveerd als hij in een café een vrouw („strakke tieten, mooie kont”) probeert te versieren, met de woorden „Ga naar huis opa”. Daarop volgt allerminst een deemoedige zelfkastijding. Het is slechts de opmaat naar een ouderwets potje afgeven op de eigenaardigheden van dit land en zijn bewoners.
Ook in zijn laatste show is Youp de onverzadigbare romanticus die hunkert naar vrijheid, naar ongebondenheid, naar een leven dat zich afspeelt in kroegen, waar de avonden eindigen met dansen en vrijen. Onveranderlijk mikpunt is alles wat daarbij in de weg staat: het burgerlijk leven, met zijn huwelijk, carrière en roep om macht, geld en status. En dus richt hij zijn spot op vrouwen, de doorsneemensen (in de driehoek Vinex, ANWB, ambtenaar) en kakkers (de poenige types met rode broeken).
Formulewerk
Het is formulewerk, de artistieke rek is er al een tijdje uit, maar het verveelt niet, omdat Youp het vak van verteller tot in de finesses verstaat. Vanaf het moment dat hij quasi-nonchalant het podium betreedt met twee handen in de zakken bespeelt hij zijn publiek met gespeelde verontwaardiging, verbazing en provocaties. En als er gelachen wordt na een matte woordspeling (als een golfer in de hitte speelt is het „hittegolf”) zegt hij bemoedigend: „Grappig ben ik hè?” Op de bravoure zit geen sleet.
Maar hij is op zijn best als hij de zelfvoldaanheid van Nederland en in het bijzonder de succesvolle man belachelijk maakt. Met als hoogtepunt zijn theatrale imitatie van een man die zichzelf feliciteert met hoe lekker hij het financieel doet: „Lekkah, lekkaaahh.” Van ’t Hek rekt de klanken een aantal malen tot het absurde uit. Het plezier in het spelen spat ervan af.
Oude vriend als sparringspartner
Ook in dit programma is er als sparringpartner een zogenaamde oude vriend, die dit keer Klaas heet. Daaromheen zwerven mannen die willekeurig opduiken om een verhaal of grap aan op te hangen. Samen belichamen ze de snik van Youp om wat voorbij is en het weemoedig verlangen naar een leven dat niet geleefd is, maar waar wel heftig van is gedroomd.
Het moderne leven is als gebruikelijk onderwerp van spot. Als een ode aan zichzelf houdt de Buckler-sloper een tirade tegen Radler-drinkers. Verder neemt hij onder meer elektrische fietsen en cruises op de korrel. In Prachtige Paprika’s (2005) lachte hij vrouwen uit die „nieuwe tieten” namen, nu de vrouwen „met een omgekleid kutje”.
De 21ste-eeuwse omslagen in het denken zijn evenmin aan hem besteed. Hij maakt zich vrolijk over non-binairen, transgenders, lesbiennes, roetveegpieten, inclusiviteit, deugen, MeToo en jongens die hun nagels lakken. Origineel is het allemaal niet. Het zijn de uitlachgrappen die je overal kan horen. Het is wonderlijk om te zien hoe de gewezen linkse scherprechter en het uithangbord van progressief Nederland onbekommerd meedeint op sentimenten die nu het meest rechtse, cultuurarme kabinet ooit voortbrengen. Zijn publiek is er niet kleiner op geworden.
Lees ook
Vriend en vijand over Youp van ’t Hek
Pruilen
Maar waarom dan pruilen dat niemand je grapjes meer begrijpt? En dat tijdens een uitverkochte tournee: het equivalent van de Johan Derksens van deze wereld die voor een miljoenenpubliek durven te beweren dat ze niks meer mogen zeggen. Terwijl Youp net zo makkelijk roept, ook niet voor het eerst, dat vrouwen het vast missen om aangerand te worden in het café. En dat vanwege de kans om een smeerlap, die ongevraagd tegen je aan staat te „raggen” met een paal in zijn broek, op zijn nummer te kunnen zetten. Want dat je er wat van kan zeggen: dat is toch de lol van het spel? Voortdurend voel je hoe hartstochtelijk hij zich thuis voelt bij zijn in nostalgie gedrenkte en van conservatieve mannelijkheid vervulde Sturm und Drang.
Nu zit de tournee erop. Het is mooi geweest. Nog eenmaal zong hij in de toegift zijn gevoelvolle lijflied, ‘Niemand weet hoe laat het is’, waarmee hij steevast afsluit, over de dood die je plots kan overvallen. „Dus moeten we dansen en moeten we vrijen, moeten we lachen en drinken vol vuur.” Niet kniezen, maar genieten, met als laatste aansporing en levenswijsheid: „Leef toch je leven als je allerlaatste uur.”