1
Juni 1594. De eerste rendieren verschijnen aan Willem Barentsz als uit papier geknipt. Hun silhouet tekent zich af op een klip ter hoogte van het huidige Moermansk, waar de Warme Golfstroom oplost in de poolzee. De dieren houden hun gewei omhoog, alsof ze iets kostbaars aan het vervoeren zijn.
In de ogen van koopman Jan Huygen van Linschoten zijn ze „hoger, vromer en sneller” dan het hert van de gematigde streken. Hun hoornen krullen zich in de vorm van „harten”; sierlijke wapens waarmee ze zich de wolven van het lijf houden. „Deze beesten dienen de Lappen om een cleyn sleetken voort te trekken”, noteert hij in zijn scheepsjournaal. „Als paard en wagen bij ons.” Wat de koopman uit Enkhuizen voor zich ziet, is vee. Herten als huisdieren.
2
December 2022. Twee rendierfamilies steken onopgemerkt de Noors-Russische grens over. In hun vlokkige winterkleed vormen ze een kopgroep van jong en oud. Met z’n twaalven negeren ze de Noorse (geelzwarte) en Russische (roodgroene) grenspalen die twee aan twee in het landschap staan opgesteld – als judoka’s voorafgaand aan het gevecht. De grensrivier is bevroren, de prikkeldraadversperring ondergesneeuwd. Er is niets dat de voorhoede ervan weerhoudt de oostelijke oever van de Pasvik te betreden.
Pas wanneer de dieren kop aan staart over de R10 struinen, een tweebaansweg bij een oude nikkelmijn, worden ze opgepakt als illegale vreemdelingen. Liggend op hun zij, met de enkels bijeengebonden, gaan de arrestanten in de laadbak van een vrachtauto naar het stadje Nikel.
Met een melding van de Russische grenswacht aan de Noren treedt het uit 1977 stammende protocol in werking voor de uitruil van rendieren die zich niets hebben aangetrokken van de stopborden. Teruggave lijkt een formaliteit. De behaarde oren van de twaalf grensoverschrijders hebben een patroon van tandvormige en driehoekige inkepingen dat hen herleidt tot hun eigenaar Egil Kalliainen, een Sami-herder die er meer dan tweeduizend bezit. Met sneeuwscooters en quads drijven Egil en zijn zonen hun levende have ieder najaar van de zomerweiden langs de kust van de Barentszzee naar de beboste heuvels landinwaarts, waar de kalveren worden geboren.
Sinds de jaren negentig mogen rendierhouders hun afgedwaalde vee zelf terughalen van het Russische naar het Noorse grondgebied. De dooi baarde detente. Samen vissen, langlaufen, jagen, barbecueën of naar de sauna, de Noorse en Russische grensbewoners zijn elkaar de afgelopen dertig jaar almaar inniger gaan omhelzen.
Tot de ochtend van 24 februari 2022, toen Rusland met onafzienbare tankcolonnes Oekraïne binnenviel. Als een echo van het wapengekletter ratelde hier bij de poolzee het IJzeren Gordijn opnieuw neer. Prompt ontstond er ruzie om de rendieren. De oorspronkelijke groep van twaalf had in januari 2023 gezelschap gekregen van 29 lotgenoten. De Russen besloten de hele groep van 41 te behandelen als gijzelaars voor wie je losgeld kunt vragen. Het Noorse ministerie van Landbouw mocht ze vrijkopen voor honderdduizend euro per stuk. Naast de kosten voor de opvang en het transport brachten de Russen ook de „vraatschade” in rekening die het losgebroken vee had aangericht – op plekken waar de sneeuw door hoeven was weggeschraapt. Voor de aantasting van de bodemvegetatie eiste directrice Natalja Polikarpova van het Pasvik-natuurreservaat, met wie het altijd zo fijn samenwerken was, 343.020.541 roebel compensatie – wat neerkwam op 47.118.206 kronen, of 4.136.000 euro.
3
Het Samisch kent maar één woord – luondu – voor de natuur en de menselijke natuur, die met elkaar zouden samenvallen. De herders zien de bossen, de bergen en de meren niet als zaken waar je bezit van kunt nemen.
Egil Kalliainen beklaagde zich dat zijn vee een speelbal was geworden van de geopolitiek. „Mijn voorouders leefden al in de Pasvik-vallei toen er nog helemaal geen grenzen bestonden”, citeert de nieuwssite iFinnmark hem.
Steeds vaker huren de herders helikopters in om hun loslopende rendieren bijeen te vegen en in golvende optochten door de dalen voort te drijven. Maar grenzen, landtitels en paspoorten beschouwen zij als de bedenksels van de Noren, de Zweden, de Finnen, de Russen. Na elke oorlog op het Scandinavische schiereiland was de manoeuvreerruimte van de Sami verder beknot. Wat er overbleef voor de Skolts, de stam van Egil Kalliainen, heet tegenwoordig district 5.
In het bezoekerscentrum van het Pasvik-natuurpark legt Frida Ulvang uit hoe dit zit. Ze is de conciërge van een kluitje padvinderij-achtige gebouwen aan het einde van een door zilverberken geflankeerde oprijlaan. Dat ik laat ben voor de lunch, betekent niet dat ik de lamsbout met cranberrycompote misloop.
Frida schuift een kano- en kampeerkaart naast mijn bord. Wegen of wandelpaden kent het Pasvik-reservaat niet, maar deze plattegrond is dan ook voor liefhebbers van friluftsliv, waar veel Noren zich langlaufend, bessenplukkend of vissend aan overgeven. Haar wijsvinger volgt een heuvelrug waarlangs de rendieren van de Skolts heen en weer trekken, noordwaarts in het voorjaar, zuidwaarts in het najaar.
In 1970 dreigde de kudden van de Skolts nog een reep van hun leefgebied te moeten afstaan aan het Pasvik-reservaat, dat deels in Rusland en deels in Noorwegen kwam te liggen. De Noren stelden zich echter ruimhartig op: het rendier werd niet aangemerkt als een landbouwhuisdier dat struiken vertrapt en de bast van bomen afschuurt, maar als de wilde soort die het ooit was.
„Dit betekent”, zegt Frida Ulvang, „dat ze vrij in ons park mogen rondlopen.”
De kameraden beslisten anders. Direct achter het IJzeren Gordijn stichtten zij een zapovednik, het type reservaat met de hoogste beschermingsgraad. Daar mogen geen mensen in, en ook geen honden of vee.
„Maar dan nog!” zegt Frida. „Heb je gehoord wat voor rékening ze ons hebben gestuurd…?”
4
Al in Nederland ben ik gewaarschuwd dat het lastig is om een Sami gratis aan het praten te krijgen. Een hotel in Kirkenes biedt een ontmoeting aan met een sjamaan uit district 5.
„Meet the indigenous people of the North. Monday/Tuesday/Wednesday 17.30. Weekends on request.”
Hij ontvangt in een lavvu, een tent van rendierhuiden die traditiegetrouw met darmen aan elkaar worden genaaid. Bij een houtvuur zal de sjamaan „de unieke Sami-zangkunst ten gehore brengen, het yoiken”. Zijn keelzang begeleidt hij met ritmische slagen op een beschilderde trommel die is overspannen met rendiervel.
Omdat ik benieuwd ben naar wat hij als spiritueel leidsman te zeggen heeft over het verlies van de 41 rendieren, besluit ik een sessie met hem online te boeken.
Binnen een uur ontvang ik bericht van de hotelreceptie: Helaas kan de ontmoeting later vandaag niet doorgaan. De sjamaan heeft zijn mobiel uitstaan.
5
De directrice van het museum van de Skolts draagt een lange blauwe jurk, afgebiesd met borduurwerk in rood en wit. Haar naam, Maria, is minder traditioneel.
Maar ik vergis me. De Skolts zijn in meerderheid orthodoxe christenen, zegt ze. „Russisch orthodox.”
Maria Kemi vertelt dat het oudste kerkje van Skolts in 1565 is gebouwd door Trifon, een Russische monnik die de Sami van de Pasvik-vallei heeft bekeerd. De groep had hun geloof uit Rusland meegenomen toen de bolsjewieken aan de macht kwamen. Achterblijven in de Sovjet-Unie was geen optie. Stalin „collectiviseerde” het vee van de Siberische nomaden en bracht hen onder in „rendierkolchozen”, waar elk godsgeloof werd bestreden alsof het om opium ging.
Noorwegen bleek een beroerd toevluchtsoord. ‘Het laatste oervolk van Europa’ werd er blootgesteld aan een wrange assimilatiepolitiek. Onder de leuze ‘één volk, één natie’ verdwenen Sami-kinderen in internaten, waar ze hun taal en gewoonten moesten afleren. Lesgeven in het Samisch was tot 1969 strafbaar.
Pas in 1989 had koning Olav V het Sami-parlement geopend, waarna een grondwetswijziging uit 1992 het Samisch op gelijke voet plaatste met het Noors. De regering keerde smartengeld uit. Jaarlijkse subsidies houden de rendierhouderij op de been. In Kautokeino is een rendiervakschool van de grond getild. Herders krijgen korting op de aanschaf van sneeuwscooters en op plaatsen waar de kudde vroeger zwemmend een fjord of zeestraat moest oversteken, zet de overheid rendierferry’s in.
Het rendier, aello in het Samisch, staat centraal in het museum van Maria. Voor 1.400 euro kun je bij haar een damesmantel van rendierbont afrekenen.
Over de door Rusland geëiste vier miljoen euro voor de gegijzelde rendieren is de directrice niet geschokt. Voor Egil Kalliainen is het allemaal geen drama: de rekening is immers niet aan hem gericht, maar aan de Noren.
6
Bij de openbare laadpalen van Kirkenes kan ik kiezen tussen ‘Snel’ en ‘Bliksemsnel’. In de shop van het bijbehorende tankstation valt mijn oog op zakjes gedroogd rendiervlees. Reepjes tong, hart of bil – „met de smaak van de wilde natuur”.
Dan word ik gebeld. Paul Eric Aspholm – „ecoloog van de Barentsregio” – verbonden aan het Pasvik Park. „U had een vraag voor mij”, zegt hij. „En ik heb er ook een voor u.”
Hij eerst, stel ik voor.
„Het gaat over Willem Barentsz.” Dr. Aspholm zegt van Frida Ulvang te hebben gehoord dat ik in zijn voetspoor reis. „Klopt het dat het niet zijn werkelijke opdracht was om een vaarweg naar China te vinden?”
Ik vraag hem waar Barentsz dan wel op uit was.
„De walvisjacht.” Paul Eric Aspholm meent dat Barentsz de poolzeeën moest verkennen in opdracht van de Hollandse traanjagers.
Ik kan hem vertellen dat er maar één keer, in 1594, een walviskalf met een harpoen was gedood. De bemanning had er twintig vaten spek aan overgehouden, maar dat was pure bijvangst.
„Oké”, klinkt het, niet erg overtuigd.
Het biedt mij de opening om te vragen of zijn Russische collega-natuurbeschermers er misschien ook een verborgen agenda op na houden.
„Nee, eigenlijk niet.” Directrice Natalja Polikarpova van het natuurreservaat op de oostoever van de Pasvik heeft haar schadeclaim goed onderbouwd. Haar medewerkers monitoren al tientallen jaren proefstroken waar de natuur ongestoord haar gang kan gaan.
„Je wilt niet dat daar rendieren doorheen banjeren.”
„Ook niet als alles toch onder de sneeuw ligt?”
„Ja maar ze krabben die sneeuw weg om van het mos te eten.”
„En dat richt een miljoenschade aan?”
„Wel als je een meerjarige studie verricht aan een natuurgebied zonder antropogene invloeden.”
Ineens begint het me te dagen. „Dus als het elanden waren geweest, was er niets aan de hand geweest?”
„Precies. Wij aan onze kant hebben gezegd: rendieren horen bij het landschap. Zij zeggen: wij willen geen loslopend vee.”
Dit is de taal van de ecoloog. Maar Paul Eric Aspholm moet ook onderhandelen over het losgeld. Heeft hij geen blinde vlek voor het machtsspel?
„Ik ga uit van de feiten. Als adviseur van ons team zeg ik hetzelfde als wat ik nu tegen u zeg.”
Op de vraag of het Noorse ministerie van Landbouw de vier miljoen euro gaat betalen, mag hij niets zeggen.
En de 41 rendieren? Leven die nog?
„O, die zijn al lang terug”, merkt Paul Eric Aspholm op. „In februari vond de overdacht plaats.”
Ik weet even niets te zeggen. In de stilte die ik laat vallen, krijg ik een kort verslag: met een aantal vrachtauto’s waren de rendieren afgezet bij de enige grensovergang, goed doorvoed en gezond. De Skolts hadden hun verloren zonen en dochters weer in de armen kunnen sluiten. Omdat de Russen geen mediashow wilden, was er geen ruchtbaarheid aan gegeven.
Ik zie de overdracht voor me als een scène uit een Koude Oorlog-film. Opengeklapte slagbomen. Geüniformeerde Russen aan de ene kant van de demarcatielijn, Noren aan de andere. Tussen hen in: 41 dralende rendieren onder de overkapping van het douanekantoor. Hoefgeklepper op het wegdek.
„Was Egil Kalliainen blij om ze weer te zien?”
„Hij heeft ze meteen geslacht.”
„Allemaal?”
„Allemaal.”
„Waarom?”
Het argument van de herder om ze tot worst en bont te verwerken: „Ze doen niet aan geopolitiek.” De rendieren die hebben geproefd van het mos op de Russische oever zouden de volgende winter naar dezelfde plek terugkeren.