Nederland staat voor een aantal grote maatschappelijke opgaven, zoals de vergrijzing, migratie, gezondheidszorg, woningbouw, klimaatverandering, energietransitie en verduurzaming van de economie. Dat vraagt om een visie op de toekomst van ons land: in wat voor samenleving willen we leven? En welke bedrijvigheid en industrie willen we houden en welke niet? Het coalitieakkoord vertoont geen spoor van een dergelijke visie, de vier formerende partijen komen niet verder dan ‘hoop, lef en trots’. Het zwaarbevochten akkoord bestaat uit vier blokken zonder samenhang: asiel en migratie (PVV), landbouw, boeren en stikstof (BBB), bestuurlijke vernieuwing (NSC) en een solide financieel beleid (VVD). Dat zorgt ervoor dat er nogal wat inconsistenties in het akkoord staan en dat de vier blokken geregeld met elkaar botsen. Als er al een gemeenschappelijke noemer is, is het bestaanszekerheid.
Leg het regeerakkoord langs de lat van bestaanszekerheid op de lange termijn en dan is vrijwel meteen te zien waar het schuurt. Te beginnen met de vergrijzing en de zorg, die nauw samenhangen. Er komt een dubbele vergrijzingsgolf op Nederland af: over 20 jaar telt Nederland bijna 5 miljoen 65-plussers en anderhalf miljoen 80-plussers. Die vergrijzing zal extra druk leggen op de zorg. Tegen die tijd geven we naar verwachting zo’n 300 miljard euro per jaar aan de zorg uit; één op de drie werkzame mensen zal bovendien in de zorg aan de slag moeten. Dat hoewel dan nog maar 60 procent van de bevolking in de werkzame leeftijd is.
Doorgaan op dezelfde voet betekent dat de zorg onbeheersbaar en onbetaalbaar wordt en de bestaanszekerheid van velen aantast. Een herijking van de zorg is dan ook onvermijdelijk, waarbij preventie leidend is en wordt beloond. Dat vergt scherpe keuzes de komende jaren, want niet alle zorg kan meer op elk moment aan iedereen geleverd worden. Geen spoor van deze systeemverandering is terug te vinden in het regeerakkoord, waardoor we ervanuit kunnen gaan dat de zorg de komende jaren fors duurder wordt voor Nederlanders.
Strategisch minder kwetsbaar
Dan energie en klimaat. De vier formerende partijen willen dat Nederland minder afhankelijk wordt van onbetrouwbare landen en regimes voor de levering van energie. Een logisch streven, alleen staan de voorgestelde maatregelen hier haaks op. Verlaging van de energiebelasting, afschaffing van subsidies voor elektrische auto’s en warmtepompen niet verplicht stellen, remmen de energietransitie en leiden per saldo juist tot méér import van olie en gas. Een recente studie van het The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) toonde aan dat hoe sneller de energietransitie verloopt, hoe minder afhankelijk Nederland wordt van de import van fossiele energie. Nu is Nederland nog voor circa 80 procent afhankelijk van fossiele energie, die grotendeels wordt geïmporteerd. Wie Nederland strategisch minder kwetsbaar wil maken, moet juist investeren in duurzame energie en maatregelen nemen die consumenten en bedrijven helpen om sneller te verduurzamen. Bijvoorbeeld door snel zoveel mogelijk huizen te isoleren, want dat verlaagt de energierekening fors. Zo niet, dan pakt het alleen maar duurder uit, want fossiele markten zijn volatiel, met relatief hoge prijzen voor fossiele energie, terwijl duurzamer energie steeds goedkoper wordt.
Bij klimaat ligt het accent in het regeerakkoord op klimaatadaptatie, wat zonder meer nodig is, maar veel minder op klimaatmitigatie, en dat is nog harder nodig om de klimaatdoelen te halen. Wel wil het kabinet zich houden aan internationale afspraken en blijven de klimaatdoelen overeind, alleen zonder extra inspanningen. En hier wringt de schoen, want forse extra investeringen zijn nodig om de klimaatdoelen op de lange termijn te halen. Zo stagneert de energietransitie doordat het elektriciteitsnet vol raakt en er geen nieuwe bedrijven en woningen meer op kunnen worden aangesloten. Alleen al het opbouwen van een zwaarder en slimmer elektriciteitsnet kost zo’n 100 tot 150 miljard euro. Die lasten zullen grotendeels worden verhaald op burgers via een hogere energierekening.
Ook zijn forse investeringen nodig in groene waterstof, omdat de industrie dit nodig heeft als vervanging van olie en gas. Dat vergt een groen industriebeleid. En belangrijker nog: het stellen van de vraag welke industrie wel en niet meer in Nederland past. Om bijvoorbeeld Tata Steel te behouden, zijn miljarden aan investeringen nodig om het bedrijf te verduurzamen. Landen als Frankrijk, Spanje en Duitsland steunen de vergroening van de staalindustrie al financieel, maar Nederland blijft achter, omdat gericht groen industriebeleid ontbreekt. Ook in het regeerakkoord is daar niets over te vinden.
En tot slot loopt Nederland de komende jaren aan tegen de grenzen voor waterkwaliteit, biodiversiteit, fijnstof, stikstof en CO2. Dat vraagt om forse investeringen om Nederland schoner en duurzamer te maken, anders loopt de economie muurvast. Al deze investeringen zullen op een of andere manier ten laste komen van burgers, maar dat wordt nu onder het tapijt geveegd.
Woningen in kwetsbare gebieden
De woonparagraaf in het regeerakkoord borduurt vooral voort op beleid van het vorige kabinet. Men wil 100.000 woningen per jaar bouwen en stelt daar ook extra geld voor beschikbaar, circa 1 miljard euro per jaar. Alleen loopt dit kabinet tegen dezelfde problemen aan als zijn voorganger: gestegen bouwkosten, hoge rente, gebrek aan personeel, gebrek aan bouwpercelen en trage procedures bij gemeenten. Hierdoor zal slechts een beperkt deel van de geplande nieuwe woningen gerealiseerd kunnen worden. Bovendien wil men een groot deel van de nieuwbouw realiseren in de kwetsbaarste, laaggelegen gebieden in Nederland, wat niet verstandig is vanuit oogpunt van klimaatadaptatie.
Daarom is het verstandig te kijken naar wat er al is en dat te transformeren: leegstaande kantoren, winkels, kerken, zorgpanden en schoolpanden. Er staat circa 36 miljoen vierkante meter aan gebouwen leeg, waarvan een derde geschikt is voor transformatie. Op die manier kun je naar schatting zo’n 150.000 woningen creëren de komende 15 jaar.
Maar de woningnood is dus niet op korte termijn op te lossen, terwijl het kabinet dat wel ziet als wezenlijk onderdeel van bestaanszekerheid.
Bovendien schuilt hier een levensgrote adder onder het gras. Door het conservatieve landbouwbeleid in het regeerakkoord, waarbij de benodigde transitie naar een duurzame en circulaire landbouw wordt vertraagd, gaan de normen voor stikstof, biodiversiteit en waterkwaliteit niet gehaald worden. De formerende partijen gokken erop dat versoepeling van de Europese richtlijnen mogelijk is, maar die kans is juridisch gesproken nihil. Dit kan mogelijkerwijs leiden tot een „tsunami van juridische procedures”, zoals Johan Vollenbroek van Mobilisation for the Environment (MOB) al heeft aangekondigd. Een mogelijk gevolg van het niet halen van de stikstof-, natuur- en waterkwaliteitsnormen, is dat de bouwsector stil komt te liggen en de bouw van nieuwe woningen stagneert.
Migratie is structureel
En tot slot het meest controversiële thema van het regeerakkoord, migratie. Het „strengste asielbeleid ooit” is gebaseerd op juridisch drijfzand. Het kabinet roept een asielcrisis uit, terwijl daar in de Europese context gezien geen sprake van is. Er komt een crisiswet, een ‘asielbeslisstop’, de spreidingswet wordt ingetrokken en men wil een Europese uitzonderingspositie. Deze strenge aanpak is vooral bedoeld om asielzoekers af te schrikken, ook al blijkt dit in de praktijk meestal niet te werken. Elk land in de EU probeert strenger te zijn dan de buren, maar op lange termijn maakt het weinig verschil. Hopen dat asielzoekers niet komen door strengere regels is een onderschatting van hun reden om te vluchten, blijkt uit onderzoek. Experts verwachten dat een streng asielbeleid vooral veel rechtszaken uitlokt die jaren gaan duren.
Op lange termijn is migratie een structureel verschijnsel, waar regeringen maar deels controle over hebben. Door toenemende ongelijkheid, armoede, oorlogen en klimaatverandering zullen de komende decennia structureel forse aantallen migranten naar Europa komen. Tegelijkertijd stevent Nederland af op een structureel arbeidstekort, met name in de zorg, het onderwijs, de maakindustrie, in de IT en in de horeca. Zonder inzet van arbeidsmigranten kan de economie niet draaiende worden gehouden. Daar zullen we ons toe moeten verhouden.
Een fors deel van het regeerakkoord lijkt dus juridisch niet uitvoerbaar, ook al omdat men drievoudig op Brussel leunt: de formerende partijen willen uitzonderingen in Europa voor asiel, stikstof en natuur, terwijl ze 1,6 miljard euro minder aan Brussel willen afdragen. Het zou een diplomatiek wonder zijn als dat gebeurt.
Schijnzekerheid
Al met al is de bestaanszekerheid die wordt gesuggereerd door dit kabinet schijnzekerheid. De eerste twee jaar is sprake van een lastenverlichting voor de middeninkomens, maar daarna komen er forse bezuinigingen waardoor diezelfde middeninkomens weer zwaarder belast worden. Bovenal zal fors geïnvesteerd moeten worden in de grote opgaven waar Nederland voor staat. Die rekening komt vroeg of laat op het bordje van burgers te liggen. Omdat het voorgenomen kabinetsbeleid inconsistent is en ook deels onhaalbaar, zullen de kosten alleen maar oplopen.
De komende jaren kunnen dan ook best lastig worden voor veel mensen, omdat de kosten voor energie, grondstoffen, voedsel, zorg en wonen zullen toenemen, in combinatie met een schommelende inflatie en rente. De bestaanszekerheid staat dus op het spel, niet alleen voor de onderklasse, maar ook voor een deel van de middenklasse. Dit vraagt om structurele maatregelen om kwetsbare mensen te beschermen, in plaats van pleisters plakken. Durft het nieuwe kabinet dit eerlijke verhaal te vertellen?