Opinie | De academische vrijheid is onaantastbaar

Wat doet dit vak er toe? Het was onvermijdelijk dat die vraag werd gesteld tijdens de colleges over iconografie en interpretatie die ik de afgelopen weken gaf aan eerstejaars studenten kunstgeschiedenis van de UvA, in de Oudemanhuispoort, dezelfde plek waar door studenten werd geprotesteerd en politie en demonstranten met elkaar slaags raakten vanwege de oorlog in Gaza. Protest, vernieling en geweld op de Amsterdamse campus, terwijl wij Pieter Bruegel bestudeerden, wiens kunst eeuwen geleden hoogst actueel was vanwege opstand, godsdiensttwist en burgeroorlog, maar hoe moet dat nu?

Het antwoord kwam van de onaantastbare Academische Vrijheid, die plots aan me verscheen. Zij bleek een personificatie te zijn en sprak de historische beeldtaal die mijn studenten zich eigen hebben gemaakt. Een personificatie is de verbeelding van een abstract begrip in menselijke vorm, wat heel handig is als je wil laten zien dat Onderwijs Onbegrip overwint, of dat Verdraagzaamheid en Voorspoed hand in hand gaan – maar tegelijk iets waarvoor wij tegenwoordig geen emplooi meer hebben, met uitzondering van vrouwe Justitia, die iedereen nog wel kent, en af en toe een cameo, met vette knipoog, in een politieke prent in de krant.

Maar nu zag ik dus de Academische Vrijheid, wier aanwezigheid zo dringend was en is gewenst. Ik besloot haar op te tuigen en kreeg daarbij hulp van de tekenaar Floris Tilanus, die heel goed weet hoe je zoiets doet.

Pieter Bruegels beeldtaal bleek nog heel bruikbaar te zijn, wat niet verbazingwekkend is, want zijn Parabel van de blinden en Toren van Babel hebben na vier en halve eeuw nog niets aan kracht ingeboet, maar verjongen zich keer op keer, en dat geldt ook voor zijn Nestrover en de raadselachtige tekening van De imkers, die (tevergeefs?) honing roven. Bruegels Hoop leverde de bijenkorf. De toch wel oubollige politieke iconografie van Bruegels tijdgenoten bleek ook nog voor leven vatbaar: de Hollandse Tuin voldeed uitstekend als beeld van de open en veilige academische gemeenschap – met een kleine maar noodzakelijke aanpassing: de potdichte poort moest van de grendel. Verder konden de vrijheidshoed en bezem zo uit de kast worden getrokken. Het uilskuiken – een vondst van Floris en favoriet van de studenten – is een herinterpretatie van het stoffige gezegde ‘Wat baat kaars of bril, als de uil niet zien wil’. Wie goed kijkt herkent trouwens ook nog een verwijzing naar hedendaags iconoclasme, in de stenengooier, die eerder een steen door de ruit van de Sandbergvleugel van het Stedelijk Museum in Amsterdam wierp. Deze Academische Vrijheid werd kort na de tweede ontsporing van het protest op het Roeterseiland onthuld in een volle collegezaal, waar natuurlijk lang niet iedereen dezelfde mening was toegedaan. Er viel geen onvertogen woord.