Lucie Horsch laat je ademloos luisteren naar een Vivaldiëske koortsdroom

Als een kok die het juiste mes kiest, selecteert Lucie Horsch een instrument uit haar etui vol met blokfluiten, die zijn uitgestald op een klein tafeltje. Ze is terug bij het Orkest van de Achttiende Eeuw („De samenwerking voelt als thuiskomen”, zegt ze op het podium), waar ze een programma brengt met als hoogtepunt een speciaal voor haar geschreven compositie van Reza Namavar. Ze neemt het publiek mee in een zorgvuldig uitgewerkt recept: eerst worden alle verschillende ingrediënten gepresenteerd – barok, Vivaldi, blokfluit én zangstem – die vervolgens bij Namavar tot een aromatische schotel worden gestoofd.

Bachs Concerto in E groot is een heerlijke opening: van de hoekdelen kun je niet anders dan vrolijk worden. Qua volume vult de blokfluit wel moeilijk de grote zaal van TivoliVredenburg, maar het orkest speelt daar goed op in door Horsch nergens te overstemmen met hun vloeiende en pulserende geluid. Een kijkje in Bachs compositiekeuken krijg je in het tweede deel, als Horsch haar blokfluit opzijlegt en de aria ‘Stirb in mir, Welt’ zingt – behalve blokfluitvirtuoos is ze namelijk ook mezzosopraan. Bach recyclede veel van zijn eigen muziek; het tweede deel van het concerto baseerde hij later op deze aria. Tijdens het zingen wiebelt Horsch wat op haar voeten; een gewoonte die vast zijn wortels heeft in haar beweeglijke blokfluitspel en doorvoelde muziekbeleving. Heel intiem en met een mooi natuurlijk vibrato zingt ze aansluitend Antonio Vivaldi’s geliefde ‘Sovente il sole’.

Vivaldi-ranglijst

Los van zijn vocale muziek schreef Vivaldi meer dan vijfhonderd concerti voor solo-instrumenten en orkest. Componist Reza Namavar ondernam in coronatijd het krankzinnige project om ze één voor één te analyseren, van compositorisch commentaar te voorzien en een beoordelingscijfer toe te kennen. Het laat zich raden dat de twee concerti die deze week op de lessenaar staan hoog scoren op de ranglijst; het Concerto voor flautino, RV 443 krijgt zelfs een tien. ‘De montage-techniek die het vak componeren behelst kán niet beter dan hier’, noteert Namavar. ‘Volmaakt.’

Voor zijn eigen driedelige compositie Fetiapoipoi (Tahitiaans voor ‘morgenster’) liet Namavar zich inspireren door de onmiskenbare energie in de muziek van Vivaldi. Hij brengt alle voorgaande elementen herkenbaar samen – de warme, zijdegladde klank van darmsnaren, rondvliegende toonladders, blokfluit en zang – maar dan naar een totaal andere werkelijkheid getild. Als Vivaldi uit een koortsdroom. Barokke fluitmotieven fladderen boven een orkestrale afgrond van dronebassen en dronken glissandi. Af en toe dekt Horsch met één hand het gat aan de bovenkant van haar instrument af; zo kan ze er, zwaaiend op het ritme, schel trillende, voetbalfluitjesachtige noten uitpersen. Het publiek luistert ademloos hoe ze in het tweede deel langgerekte citaten zingt uit ‘Sovente il sole’, totdat de spanning ontladen wordt in een percussief slotdeel. Een wonderlijk en geslaagd werk dat je vaker wil beluisteren.