Het festivalgevoel is terug bij de opening van IFFR

IFFR 2023 Na twee digitale edities is IFFR eindelijk weer fysiek. Bij de opening lijkt het festivalgevoel teruggekeerd. En als vanouds discussiëren de bezoekers over de openingsfilm.

Scène uit de film Munch tijdens de opening van IFFR 2023.
Scène uit de film Munch tijdens de opening van IFFR 2023.

Foto IFFR

Midden in haar openingsspeech krijgt Vanya Kaludjercic, sinds 2020 directeur van het Internationale Film Festival Rotterdam (IFFR), tranen in haar ogen. Een licht schijnt op het gangpad, waar de medewerkers van IFFR staan. Kaludjercic: „Jullie liefde voor het festival is een van de meest inspirerende dingen die ik ooit heb ervaren.” En: „Als je het hebt over de echte tijgers, daar staan ze!”

Haar emotie komt oprecht over. Ten eerste omdat Kaludjercic drie jaar geleden aantrad aan als directeur (voor de vijftigste editie van het festival) maar wegens Covid-19 nog nooit een fysiek festival organiseerde. Ten tweede omdat de pandemie de bestaanszekerheid van IFFR onder druk heeft gezet. Door tegenvallende kaartverkoop tijdens twee digitale edities is de pot financiële reserves uitgelepeld: het budget slonk van bijna tien miljoen euro naar minder dan acht. En de derde reden is dat dit écht Kaludjercic’ team is. Sinds haar aantreden vertrokken er bijna zeventig werknemers, vrijwillig én onvrijwillig. In een brandbrief van (ex-)medewerkers werd ze beticht van „autocratisch micromanagement”.

IFFR-directeur Vanya Kaludjercic tijdens de openingsavond van IFFR 2023.
Foto Ramon van Flymen/ ANP

Om al die redenen zijn de verwachtingen voor IFFR 2023 hooggespannen: is het verschil in budget merkbaar? En die vermeende ijzeren greep van de nieuwe festivaldirecteur, wat is daarvan merkbaar? Er zijn honderden filmproducenten, regisseurs, acteurs en journalisten in De Doelen in Rotterdam (als het dak zou instorten zou Nederland geen filmindustrie meer hebben). En allemaal wachten ze op tipje van de sluier.

Kaludjercic geeft niet veel weg. Er is een terugblik op corona, een bedankje aan, en spotlight op, burgemeester Ahmed Aboutaleb, en een welgemeend verhaal over de verbindende kracht van film („die niet nagebootst kan worden door een beamer in je woonkamer te installeren”).

Het enige wat ze over het programma zegt: IFFR moet reflecteren op huidige tijden. Dat doen ze door films te selecteren uit landen die niet vaak gezien worden door filmfestivals – Japan, Indonesië, Zuid-India… Ook selecteerde IFFR zowel de blockbusters met mainstream potentieel, als de kleine, frusterende, moeilijke films.

Aan het eind van de speech zegt Kaludjercic dat film vooral subversief moet zijn, ongemakkelijk. Geen consensusfilms dus. Het is bijna té passend dat de openingsfilm gaat over de Noorse Edvard Munch, een van de minst conventionele schilders van de twintigste eeuw.


Lees ook: Door taboes te verfilmen kwam Indonesië terug

Universeel

Munch is geen standaard biografische film, zoals Hollywood ze maakt. De film is opgeknipt in vier delen die elk een vormende periode in het leven van de schilder representeren. De gimmick: er zijn vier verschillende acteurs die hem spelen. Ook lijken die acteurs niet op elkaar en is één van hen een vrouw met oudemannenmake-up.

Die keus maakt de levensloop van de schilder direct universeler. De kijker wordt gedwongen afstand te nemen, niet te hechten, om na te denken over de betekenis van de gebeurtenissen in het leven van Munch, in plaats van het gevoel dat die gebeurtenissen oproepen.

Het doet denken aan Todd Haines’ biofilm over Bob Dylan: I’m Not There. Daarin worden de verschillende gedaantes van Dylan gespeeld door verschillende acteurs. Al werkt het in die film beter: Dylan hád verschillende vormen, daarin was hij eigenzinnig. Munchs leven was rechtlijniger, de zaden van, bijvoorbeeld, zijn verblijf in een gesticht waren al geplant in zijn jeugd.

De film is visueel goed geslaagd in het overbrengen van de emoties van Munch. De jonge Munch, die op schilderretraite zijn eerste verliefdheid doormaakt, begeeft zich door een warmbelichte Tuin van Eden.

De Munch in Berlijn, net na zijn grote expositie bij de Berlin Art Association werd afgelast omdat zijn schilderijen „te simpel waren”, is gruizig, realistisch gefilmd, met hard licht. Behalve op het moment dat hij dromerig achter op de fiets bij zijn maîtresse zit, dán is de buitenlucht plastisch en kleurrijk, in de stijl van Munchs schilderijen.

Als Munch zich een psychiatrische instelling in zuipt en zijn leven nog slechts aan enkele neuronen hangt, krijgen we zwart-witbeeld met hoge contrasten te zien. En als Munch een oude man is in Oslo, een vredige maar stervende kluizenaar, bang voor de nazi’s, dan is het licht zacht, alsof het elk moment kan doven. In combinatie met de prachtige muziek van Tim Fain brengt het je emotioneel dicht bij de depressieve schilder – de vaak krakkemikkige dialogen doen dat namelijk niet.


Lees ook: De mooiste films en programma’s op IFFR 2023

Festivalgevoel

Waar Munch echt verrast is in de derde gimmick van de film: de periode in Berlijn speelt zich niet af aan het eind van de 19de eeuw, maar in het heden.

Het is de tijd dat Munch zich bevond in de limbo van de subversieve kunstenaar: briljant maar nog niet erkend. Om in de grote musea te belanden zou hij moeten conformeren, dat deed hij niet. Door de gesprekken hierover in het hedendaagse Berlijn te plaatsen, dwingt regisseur Henrik Martin Dahlsbakken je om na te denken over de grenzen van ‘geaccepteerde kunst’ in onze tijd. Daarnaast levert het ons ook een scène met Munch, de Zweeds auteur, kunstschilder en fotograaf August Strindberg (een vrouw in deze film) en de Noorse beeldhouwer Gustav Vigeland in een Duitse technoclub op. Alleen daarom is het al briljant.

Hoewel de film in structuur geen Hollywood-patroon volgt, ontsnapt Munch niet aan de Hollywood-moraal. Uiteindelijk is de boodschap (impliciet én expliciet) dat Munch zo briljant was omdat hij zo gek was, en vice versa. De gekwelde kunstenaar, die kennen we. Het is ironisch: zo’n conventionele film over zo’n onconventionele kunstenaar.

Een sterke film, niet briljant. Maar pas na afloop wordt duidelijk waarom het een perfecte openingsfilm is. Tot lang nadat de credits voorbij de setcateringsectie gerold zijn, zitten er tientallen groepjes aanwezigen te discussiëren in de bioscoopzaal. Over ‘de gekwelde kunstenaar’, over subversiviteit als doel van kunst, of over: „wie vond jíj de mooiste Munch?” Kaludjercic en haar team kunnen blij zijn. IFFR is van start en het festivalgevoel lijkt ook hervonden.