Column | Eindelijk veilig

De laatste tijd ligt mijn sociale leven een beetje stil omdat een deel van mijn kring overwerkt is. Dat ligt niet aan mij (gok ik, hoop ik), maar vooral aan de combinatie van veeleisende banen, jonge gezinnen en mantelzorg. Inmiddels is een aantal vrienden zo uitgeput, dat ze niet eens meer de energie hebben om nog een appje te kunnen tikken, waardoor ik er voor het gemak maar van uitging dat ik dit keer een rustige verjaardag zou hebben. En toen hoorde ik maandagochtend opeens de bel.

„Gefeliciteerd!” zei de vriend die twee jaar geleden een burn-out kreeg. „Laten we gaan wandelen!”

De huid onder zijn ogen trilde. De laatste keer dat we afspraken, aten we Chinees en beefde zijn hele gezicht. Na elke gang trok hij zich terug op de wc om bij te komen van alle geuren en stemmen, het geluid van messen over borden, het gebulder aan de tafel naast ons.

We liepen een rondje om de vijver.

„Beetje opgeknapt?”, vroeg ik.

„Mwa”, mompelde hij, „het was wel echt raak dit keer.”

„Hoe vaak is je dit nou al overkomen?”

„Dit was de derde”, zei hij zacht. „Het stomme is dat ik juist zo goed bezig was. Ik dacht echt dat het nooit meer kon gebeuren, ik had geleerd van het verleden, deed braaf mijn yoga, at gezond, hield zelfs een dagboek bij.”

„En toch ging het mis.”

‘Ja. En weet je waardoor? Efficiëntie! Na de vorige zat ik een tijd in de bossen en daar knapte ik enorm van op. Ik besloot, toen ik weer aan het werk ging, om ervoor te zorgen dat ik er af en toe tussenuit kon, om een lekker lang weekend door te brengen in de natuur. Gaandeweg ontdekte ik dat als ik af en toe een beetje vooruitwerkte, ik geen vrije dag hoefde op te nemen. Zo kon ik die mooi opsparen.”

„Ik voel hem al aankomen.”

„Ja. Het was verslavend om telkens in te lopen op mijn planning. Na elke klus keek ik hoe het de volgende keer nog sneller kon. Ik jaagde mezelf op vanuit het idee dat als ik nog maar even doorbuffelde, ik misschien wel een sabbatical kon nemen. Was ik toch weer vergeten dat je ziek wordt als je niet genoeg uitrust.”

We kwamen aan bij mijn voordeur.

„Ergens is het zo dom”, zei hij toen we afscheid namen. „Ik was mezelf aan het slopen, zodat ik mezelf daarna even niet meer hoefde te slopen. Gewoon nog even doorploeteren tot ik eindelijk genoeg geld had.”

Hij zuchtte.

„Tot ik eindelijk veilig was.”

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.