We waren twee pinksterdagen in Arnhem, de stad waar ik tot rust kom. De mensen hebben er iets getormenteerds. Ze lijden, ook als ze genieten. Of beter: ze genieten tijdens het lijden. In het Sonsbeekpark was een festival, we streken er met de hele groep neer. We keken uit over de stad. Ik wees het pand aan vanwaaruit vroeger tandarts Staal opereerde. Hij liet ons aan het eind van de behandeling net zo lang rondlopen met een gebitje vol fluor, altijd sinaasappelsmaak, tot we kokhalzend boven het toilet hingen. Het boren van gaatjes ging zonder verdoving.
„Alleen zo leren jullie poetsen.”
Mijn ouders vonden het een goede tandarts, ze vonden het wel prettig als iemand eens wat strenger tegen ons was.
Er werd niet gereageerd op mijn verhaal.
We lagen in strandstoelen.
Op de achtergrond werden plaatjes gedraaid.
Alles was perfect.
De dochters zwermden uit over het terrein.
Park is gras is hooikoorts, ik was even de tijd van het jaar vergeten. Watten in het hoofd, rode vlekken, niezen, jeukogen, alles kwam voorbij. De Arnhemmers om me heen zagen het ook, ze kwamen langs om te informeren of ik soms last had van hooikoorts.
We trokken noodgedwongen verder. Stapje voor stapje. Ik beloofde ze ijs van Trio in de Steenstraat. De rolluiken werden voor onze neus naar beneden gehaald. Op de bankjes lepelden Arnhemmers uit bakjes. Een vrouw poetste de vuilnisbakken voordat ze ze naar binnen haalde. Ik vroeg tegen beter weten in of de ijswinkel voor ons toch nog even open mocht. Het antwoord was natuurlijk ‘nee’, Pinksteren was een katholieke feestdag en op feestdagen gingen ze eerder dicht. Hard werken was belangrijk, tijd met de familie was nog belangrijker.
We stonden zonder ijs.
Ik vertelde ze over de Martinuskerk waar mijn vader vrijwilligerswerk deed.
We sjokten terug naar het hotel.
„Tegenvallers horen ook bij het leven”, zei ik.
Even later werden we ingehaald door een man in een Vitesse-shirt uit de tijd dat NUON nog hoofdsponsor was. Hij sprong van zijn fiets en liep een stukje mee.
„Ik heb nog wel ijs gekregen”, zei hij. „Ik had banaan en hazelnoot en een toef slagroom.”
We namen het voor kennisgeving aan, dat was ook de bedoeling.
Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.
Hoe zorg je dat jongeren plezier hebben en houden in lezen? Aidan Chambers, Brits schrijver van jongerenliteratuur en een leidende stem in de leesbevordering, had het antwoord: door ze serieus te nemen en ze te leren goed over literatuur te praten. Om de ideeën en methode van Chambers kan nog steeds niemand die werkt in een bibliotheek of het literatuuronderwijs heen, al zijn ze ruim dertig jaar oud, en is Chambers zondag op 90-jarige leeftijd overleden.
Chambers noemde het de ‘vertel eens’-methode: vraag een jongere te vertellen over zijn of haar beleving en gevoel bij een gelezen boek. Dán betrekt de jonge lezer het verhaal op zichzelf en krijgt de fictie betekenis in de werkelijkheid. Die methode brak, in de jaren negentig, met de heersende traditie in het literatuuronderwijs, dat op closereading en analyse was gericht. Maar lezen moet een creatieve bezigheid zijn, propageerde Chambers, juist bij jongeren zijn herkenning en identificatie met verhalen van het hoogste belang. „Ik weet vanuit mijn persoonlijke ervaringen en mijn ervaringen als docent dat je pas een toegewijde literair lezer wordt als je jezelf terugvindt in gedrukte literatuur”, schreef hij eens. „Je mag dan de door school voorgeschreven teksten lezen en er goed genoeg over praten en schrijven om je examens te halen, maar je leest niet om te leven.” Tot je door literatuur geráákt wordt.
Naar die opvatting schreef Aidan Chambers (1934) ook zijn eigen boeken: na drie jongerenromans die hij als minder geslaagd beschouwde, publiceerde hij in 1978 Breaktime, zijn doorbraak, die ook zijn opvattingen over jeugdliteratuur opnieuw vormde. Wat wás jeugdliteratuur eigenlijk? Literatuur speciaal voor jongeren geschreven, omdat ze daar zelf niet toe in staat zijn – zo dacht hij. Maar zijn vierde boek „was voor noch ten behoeve van jeugdige lezers geschreven; de enig juiste omschrijving was dat het een boek van jongeren was”, bespiegelde hij er later over in een lezing. „Het ging niet om een daad van zelfexpressie, wel om schrijven vanuit een dringende behoefte”, ervoer hij. „Het enige wat telde was het boek zelf.”
Geliefd
Dat leidde tot compromisloze jeugdboeken waarmee hij in de jaren tachtig en negentig grote indruk maakte, zoals Je moet dansen op mijn graf (1982), Tirannen (1983) en De tolbrug (1992). Zijn boeken onderscheidden zich door hun vorm: hij genoot van vormexperimenten, mengde tekstsoorten, gebruikte tijdsprongen en perspectiefwisselingen. Als het verwarde, was dat passend omdat het (tiener)leven nu eenmaal verwarrend is. En omdat Chambers geen zoete broodjes bakte: hij volgde het door literatuurwetenschappers gemaakte onderscheid tussen ‘schrijvers’ en ‘auteurs’, waarbij de eerste zijn tekst afstemt op zijn publiek en de tweede autonomer is – dat werd Chambers’ ideaal. „Natuurlijk wil ik graag gelezen worden, maar wanneer ik schrijf trek ik me daar geen klap van aan. Er zijn al stapels boeken die zich keurig gedragen. Die vervelen mij buitengewoon”, zei hij ooit in de Volkskrant.
Jongeren kun je best confronteren met gecompliceerde, grote gevoelens en morele vraagstukken, vond Chambers
Jongeren kun je best confronteren met gecompliceerde, grote gevoelens en morele vraagstukken, vond Chambers: ze zitten in de levensfase waarin ze daar bij uitstek ontvankelijk voor zijn. Zo ging het in Je moet dansen op mijn graf, zijn bekendste boek, over een romance tussen twee jongens, van wie de één na een ruzie verongelukt – het werd gezien als baanbrekende jeugdliteratuur, ook al omdat het over een homoseksuele relatie ging zonder dat te problematiseren. Chambers’ negende en laatste jeugdroman Dit is alles (2007) was een reusachtige roman in zes delen met een alomvattende ambitie, over de twintigjarige Cordelia, die afscheid neemt van haar tienerjaren en zich richt tot haar ongeboren kind. Compromisloze Chambers trok alles uit de kast – wat in recensies ook wel leidde tot de vraag (en een ontkennend antwoord) of „die kunstgrepen ook nódig [zijn] om een goed verhaal te vertellen?” En zijn hyperintelligente, hoogdravende, Shakespeare lezende bollebozen waren niet bepaald doorsnee jongeren.
Maar dat hij de lat zo hoog legde, oogstte vooral waardering. Internationaal genoot Chambers misschien nog wel meer faam dan in zijn eigen Verenigd Koninkrijk; in Nederland, waar hij ook zijn jeugdboek Niets is wat het lijkt (2000) situeerde, was hij bijzonder geliefd. Vanaf het begin van zijn schrijverschap won hij Zilveren Griffels, hij sloot vriendschappen met jeugdliteruur-schrijvers als Ted van Lieshout en Bart Moeyaert, die ook Chambers’ jeugdliteratuuropvattingen deelden. De ideeën overstegen de literatuur en zijn daarmee Chambers’ invloedrijkste erfenis: zijn leesbevorderaarsgids Leespraat is nog steeds uit voorraad leverbaar.
Sarah Wynn-Williams mag haar onlangs verschenen memoires, getiteld Careless People, niet promoten. Ze geeft geen interviews, signeert geen boeken, en houdt geen lezingen over de tijd dat ze als global public policy director deel uitmaakte van de top van Facebook (nu Meta). Zelfs haar familieleden en vrienden zijn bang om zich in haar plaats uit te spreken over het machtige technologiebedrijf.
Op verzoek van Meta legde een rechter Wynn-Williams een spreekverbod op, waardoor het promoten van haar boek praktisch onmogelijk is geworden. Want elke keer dat ze over het bedrijf praat, riskeert ze een boete van 50.000 dollar. De reden is dat ze een geheimhoudingsclausule zou schenden die ze tekende als onderdeel van haar ontslagvergoeding. In 2017 ontsloeg Facebook haar onder dubieuze omstandigheden.
Haar uitgever Flatiron wist dat het boek riskant was en kondigde het pas slechts zes dagen voor publicatie aan. Daardoor kon Wynn-Williams nog net een paar interviews doen voordat ze het spreekverbod kreeg. Het leidde evenwel tot paniek bij Meta, dat er niet in slaagde om de publicatie via de rechter te voorkomen. In plaats daarvan bracht het bedrijf een verklaring naar buiten waarin de inhoud van het nog ongelezen boek ‘oud nieuws’ werd genoemd.
De verwoede pogingen van Meta om Wynn-Williams het zwijgen op te leggen, zijn evenwel de beste reclame die ze kon wensen. Careless People werd het boek waarvan Mark Zuckerberg niet wil dat je het leest. En dat is in veler ogen een aanbeveling. Het laat zien hoe veel weerzin de Meta-baas inmiddels oproept. Na publicatie voerde Careless People de bestsellerlijsten van The New York Times en Amazon aan.
Al in de proloog blijkt waarom Meta zich zo fel verzette tegen het boek: het is niet alleen een vlijmscherpe aanklacht tegen het bedrijf, het is tevens een zwartgallige en bij vlagen hilarische zedenschets van de wereldvreemde, roekeloze rijkaards die aan het roer staan. Wynn-Williams adviseerde Zuckerberg en andere Meta-bestuurders terwijl ze probeerden uit te vinden hoe ze zich moesten verhouden tot de wereldpolitiek. „Aan het eind keek ik hopeloos toe hoe ze de hielen likten van autoritaire regimes zoals China en het publiek achteloos voorlogen”, schrijft ze.
Dat Meta Careless People afdoet als ‘oud nieuws’ lijkt een slimme verdedigingslijn. Veel feiten die Wynn-Williams beschrijft, waren namelijk al bekend: dat Facebook adverteerders de mogelijkheid bood om zich te richten op kwetsbare jongeren; dat het platform een kwalijke rol speelde bij de genocide op een moslim-minderheid in Myanmar; dat het bereid was gebruikersgegevens te delen met de Chinese regering om toegang te krijgen tot de Chinese markt. Toch kregen we nog nooit zo’n gedetailleerd beeld van hoe het er in de top van het bedrijf aan toegaat. Wynn-Williams is misschien niet de eerste klokkenluider van Meta, maar wel de hoogste voormalige functionaris die uit de school is geklapt.
Buitenstaander
Careless People is geschreven met de blik van een buitenstaander. Want voordat ze bij Facebook begon, was Wynn-Williams een Nieuw-Zeelandse diplomaat die werkte bij de Verenigde Naties. Dit geeft haar een uniek perspectief op de razendsnelle opmars van Facebook. Zeker na de verwoestende aardbeving in haar geboortestad Christchurch in 2011, toen ze persoonlijk ondervond hoe belangrijk het platform kon zijn bij het communiceren met familieleden en het organiseren van hulp. Dit is een revolutie die de verhoudingen in de wereld volledig op zijn kop gaat zetten, schrijft ze. „En ik wil er dolgraag deel van uitmaken.”
Er was één probleem: haar droombaan bestond nog niet. Niemand bij Facebook was zich op dat moment al bewust van de politieke potentie van het platform. Dus moest Wynn-Williams het bedrijf ervan overtuigen een diplomaat in te huren om te helpen bij het onderhouden van relaties met landen. De scepsis was groot. Maar haar pitch werd geholpen door de volksopstanden tegen autoritaire leiders in de Arabische wereld, die mede via Facebook werden georganiseerd. Het bedrijf wilde van haar weten of het verstandig zou zijn als het met de eer ging opstrijken.
Wynn-Williams werkte voor Facebook in een cruciale periode, waarin het publieke discours over het bedrijf compleet kantelde. Haar eigen beeld volgt de communis opinio. In het begin is ze vol lof over de potentie van Facebook om mensen bij elkaar te brengen, de toegang tot informatie te bevorderen, en autocratische leiders uit te dagen. Maar in haar ogen verandert Facebook in een bedrijf dat politieke verdeeldheid zaait, desinformatie verspreidt, en autocraten helpt om aan de macht te blijven. In sommige hoofdstukken lijkt ze voor de lezer (en zichzelf) te rechtvaardigen dat ze er zo lang bleef werken.
Machtsbeluste grootindustrieel
De grootste kracht van Careless People is dat Wynn-Williams deze veranderingen van binnenuit beschrijft, en laat zien hoe roekeloos Zuckerberg en andere topbestuurders van Meta omgaan met hun rap vergaarde macht. Ze is erbij als Zuckerberg op een privévlucht van tien uur naar Peru door zijn adviseurs krijgt uitgelegd hoe cruciaal Facebook is geweest voor Trumps eerste verkiezingsoverwinning. Eerst verzet hij zich tegen dit idee. Maar gaandeweg wordt hij nieuwsgierig, begint hij vragen te stellen over hoe het werkt, en uiteindelijk is hij trots hoe ingenieus zijn platform is gebruikt voor politieke doeleinden.
Wynn-Williams observeert hoe de macht van Facebook Zuckerberg zelf verandert. In het begin is hij een onzekere robotjongen die zich identificeert met de ingenieurs en programmeurs in zijn bedrijf en zich geen houding weet te geven tussen de wereldleiders. Maar hij ontpopt zich tot een machtsbeluste grootindustrieel met de ambitie om president van de VS te worden. „Terwijl Mark nadacht over zijn toekomst – zijn nalatenschap en zijn persoonlijke uitdaging in het komende jaar – kwam hij volgens mij tot een duistere conclusie: als Trump het kon, kon hij het ook”, schrijft Wynn-Williams.
Het boek krijgt gaandeweg meer het karakter van een aanklacht. Ook omdat Wynn-Williams met stijgende verontwaarding beschrijft hoeveel moeite Zuckerberg doet om in het gevlij te komen bij de Chinese autoriteiten. Hij leert Chinees, verdiept zich in de Chinese geschiedenis en cultuur, en reist vaak naar China voor ontmoetingen met overheidsfunctionarissen. In ruil voor toegang tot de Chinese markt is hij bereid speciale software te ontwikkelen waarmee de Chinese overheid posts van burgers kan censureren, ook in Hongkong en Taiwan. Daarnaast heeft hij Meta’s expertise op het gebied van kunstmatige intelligentie volgens Wynn-Williams gedeeld met de Chinezen, wat zou hebben bijgedragen aan het verbluffende succes van het Chinese AI-model DeepSeek.
Dit zijn ernstige beschuldigingen aan het adres van Meta, die Wynn-Williams op 9 april nog eens herhaalde voor een speciale onderzoekscommissie van de Amerikaanse Senaat. Het beeld dat ze in Careless People schetst sluit aan bij de verhalen van eerdere klokkenluiders: bij Meta gaat groei boven alles en maken ze zich niet druk om de brokken. Dit is extra pijnlijk nu de VS zijn verwikkeld in een handelsoorlog en AI-wapenwedloop met China, en Meta zich tegelijkertijd moet verdedigen in een grote anti-trustzaak die de Federale Handelscommissie heeft aangespannen naar aanleiding van de eerdere overname van WhatsApp en Instagram. Want in beide gevallen ligt de meedogenloze machtshonger van Meta onder een vergrootglas.
Lees ook
Lees ook dit artikel over de keuze van Mark Zuckerberg voor Donald Trump.
Liefst was boer John met drie vrouwen op citytrip gegaan. Dat sprak hij niet zo uit, maar kijkend naar zijn guitige hoofd wist ik het vrij zeker. Dan had hij nachtelijke rondjes langs hun hotelkamers gemaakt, of bij de receptie gevraagd of er twee grote bedden tegen elkaar konden worden geschoven. En als dat laatste niet had gekund hadden ze met enig puzzelwerk vast wel met z’n vieren in één bed gepast – ook niet ongezellig. Waarom kiezen als je kunt delen? Er is genoeg boer John voor iedereen.
Maar de makers van Boer zoekt vrouw (KRO-NCRV) zijn van de oude stempel. Die boeken voor iedere deelnemende boer een afsluitend liefdesreisje voor twee personen; niet voor drie of vier. En dus moest boer John tóch kiezen, al bleef hij tot het laatste moment niet alleen flirten met zijn beide logés, maar ook met presentatrice Yvon Jaspers. Toen zij hem vroeg of hij al wist met wie hij op citytrip wilde, antwoordde boer John: „Als jij mee wil, zeg ik ja.” En toen hij uiteindelijk koos voor de rustige Eileen in plaats van gangmaker Karin, vertelde hij die laatste bij het afscheid: „Jij bent ook een leukerd.”
Voor Karin bevestigde dat het onheilspellende gevoel dat toch al aan haar knaagde. „Als een man tegen twee totaal verschillende vrouwen dezelfde dingen zegt en vanaf moment één heel erg flirt… dat gun ik mezelf eigenlijk niet”, had ze Yvon kort na het keuzemoment uitgelegd. In de liefde is zulk gedrag inderdaad vaak een teken dat je je beter gauw uit de voeten kunt maken. Maar boer John is meer dan een liefdeszoeker. Boer John is ook politicus. Zo bezien is het misschien niet gek dat hij geneigd is alle opties open te houden – in Nederland, polderland is dat geen onhandige eigenschap. Noch lijkt het hier erg om met alle winden mee te waaien: de praktijk leert dat je met heel weinig visie héél ver kunt komen.
Ontregelende tweets
Door die bril heb ik het datingprogramma op het platteland niet eerder bekeken, maar sinds vrijdagavond moet ik wel. In de aankondigende tekst van Café Kockelmann (WNL) stond toen te lezen dat boerin Bertie, oud-deelneemster aan Boer zoekt vrouw, zou komen uitleggen „waarom zoveel Boer zoekt vrouw-boeren een politieke carrière zijn begonnen.” Voor Bertie aan bod kwam moest de kijker zich wel door een hoop andere items heen worstelen. Zo is datsja-Zijlstra in Kockelmanns café inmiddels dermate gereïntegreerd dat hij Volt-voorman Laurens Dassen mocht komen uitleggen waarom zijn Europa-plannen onrealistisch zijn. (Misschien heeft de voormalige minister van Buitenlandse Zaken zich sinds zijn aftreden gespecialiseerd in de grens tussen realiteit en fantasie – beter laat dan nooit, zullen we maar zeggen.) Ook moesten er natuurlijk weer tweets van PVV-leider Geert Wilders worden doorgenomen. Dat premier Schoof tijdens persconferenties niet op voornoemde tweets wil reageren, vonden Kockelmann en politiek verslaggever Mats Akkerman erg flauw: het ging hier toch om „de grootste regeringsleider”, zei Kockelmann, „die overigens zelden of nooit in tv-programma’s komt of in kranten staat. Wij nodigen hem hier elke week uit. Meestal is de reactie gewoon: zero.” Nou zou ik ook geen tijd meer verspillen aan talkshowbezoekjes als ik wist dat al mijn ontregelende tweets daar toch dagelijks netjes werden voorgelezen. Maar dat verband lijkt bij WNL nog niet gelegd.
Eindelijk was het tijd voor boerin Bertie. Het item duurde twee minuten en bestond uit vragen als: „Een boer is graag buiten. Waarom ga je dan in het gemeentehuis achter de vergadertafel zitten?” Wijzer werd ik er niet van, maar het heeft mijn blik op Boer zoekt vrouw wel veranderd. Van sommige kandidaten blijf ik me nu afvragen of ze het beter zouden doen in de politiek dan in de romantiek. Mijn favoriet is Roy, die het hart van boerin Deedry probeert te veroveren. „Het saaiste is wel het beste dat je kunt hebben”, zei Roy zondag. Nee – een lekkere pickup-line is het niet. Maar met zo’n slogan zou ik momenteel best op hem stemmen.