Het is goed toeven aan de top. De hoogste inkomens van Nederland zagen hun inkomen sinds 2011 vele malen harder toenemen en betalen relatief minder belasting dan de rest van de bevolking. Een woensdag verschenen rapport van het Centraal Planbureau bevestigt dat de inkomensverdeling schever wordt.
Als de inkomensverdeling een berg was, zou een wandelaar naar de top het in de slotmeters met elk stapje relatief makkelijker krijgen. Geen ijle lucht, maar juist meer ademruimte. Wie het geluk heeft bij de bovenste 10 procent te zitten, draagt nog wel iets meer af dan de groep daaronder, maar dan slaat het om. De bovenste 1 procent (circa 140.000 mensen, met ruwweg een bruto inkomen boven de 300.000 euro in 2019) betaalt relatief minder, de bovenste 0,1 procent nog minder en de bovenste 0,01 procent spant de kroon, met een belastingdruk van minder dan 30 procent van het totale inkomen. Ter vergelijking: de bovenste 50 tot 90 procent heeft een belastingdruk van zo’n 33 procent.
Het geheim van deze topinkomens zit in de manier waarop ze hun geld verdienen. Waar de meeste Nederlanders hun inkomen grotendeels uit hun loonstrookje halen, soms aangevuld met verdiensten uit spaargeld of beleggingen, halen de topinkomens een groot deel van hun inkomen uit bedrijfswinsten. En voor zulke winsten geldt een veel lager belastingtarief dan voor loon uit arbeid.
Aan die winsten hangt een voorwaarde: als de winst wordt uitgekeerd, wordt er extra belasting over geheven. De meeste topinkomens laten de winst daarom simpelweg in een bv zitten, ook als ze het geld niet investeren in hun bedrijf maar gebruiken om hun vermogen te laten groeien.
„Dit is hoe het systeem werkt”, zegt CPB-onderzoeker Arjan Lejour, tevens belastingeconoom en hoogleraar aan Tilburg University. Anders gezegd: heel veel lef of trucage hebben de topinkomens niet nodig om te zorgen dat ze via de bv-route weinig belasting betalen. Van (illegale) belastingontduiking is geen sprake. Lejour: „Elke adviseur zal je aanraden om dit te doen.”
De hoge winsten zijn ook de drijfveer achter een tweede positieve trend voor de topinkomens. Zij zagen hun inkomen tussen 2011 en 2019 (het laatste meetjaar) aanmerkelijk harder stijgen dan de rest van de bevolking. Het doorsnee inkomen van de bovenste 0,01 procent steeg met meer dan 70 procent. Ter vergelijking: voor de laagste 90 procent kwam de inkomensgroei in dezelfde jaren uit rond de 5 procent.
Onzichtbaar geld
Dat winsten een belangrijke rol spelen in ongelijkheidsonderzoek wist het CPB al. Soms tellen inkomensonderzoekers winst pas mee als die persoonlijk wordt uitgekeerd uit het bedrijf. Alle winst die in een bv blijft zitten, komt zo niet in beeld. Maar juist deze ‘ingehouden winst’ is het leeuwendeel van de topinkomens: zij houden 79 procent (de rijkste 1 procent) of zelfs 86 procent (bovenste 0,01 procent) op zak, laat het nieuwe onderzoek zien.
Lees ook
inkomensverschillen groeien wél in Nederland, mannen met laagste inkomens gingen er zelfs op achteruit
„Dat dat zó hoog is, had ik niet verwacht”, zegt Lejour. Theoretisch kan dit geld weer in het bedrijf worden geïnvesteerd. Maar vaak gebruiken bv-eigenaars het geld om ermee te beleggen of lenen ze geld uit hun bv aan zichzelf uit. Zo kunnen ze aan de winst verdienen zonder de belastingaanslag die bij winstuitkering om de hoek komt kijken.
Dat er vaak veel winst wordt uitgekeerd vlak voordat de belasting op zulke winsten omhooggaat, wijst er volgens Lejour en zijn medeonderzoekers op dat „veel kapitaal in de bv’s niet direct gebruikt wordt voor de bedrijfsvoering”. Het geld kan immers verschuiven zodra dat fiscaal gunstig is.
Ongelijkheidseconomen als Thomas Piketty en Gabriel Zucman hameren erop dat de verschillen in rijkdom pas goed te zien zijn als alle ‘onzichtbare’ plekken in kaart worden gebracht. Het stallen van geld in bv’s hoort daarbij. Want: hoe gunstiger de belastingtarieven voor bedrijven, hoe meer de superrijken zich gaan gedragen als een bedrijf, zei Zucman vorig jaar in een interview met NRC.
Onderzoek van het CPB lieten twee jaar geleden al zien dat de belastingdruk in één meetjaar (2016) lager was aan de top dan in de rest van de inkomenspiramide. Maar omdat winsten flink omhoog en omlaag kunnen stuiteren en de timing van winstuitkering ook een groot verschil kan maken, vroegen de onderzoekers zich af of zo’n eenjarige momentopname het beeld niet vertekende.
Nee dus, laat het nieuwe onderzoek zien. Om een beter beeld van de topinkomens te krijgen, zette het CPB de inkomensverdeling van 2011 tot 2019 op een rijtje. De onderzoekers maakten gebruik van geanonimiseerde data van de topinkomens en konden hen zo volgen door de jaren heen en vergelijken met de overige inkomens.
Sneeuwtopje
Dan blijkt: wie bij de 0,01 procent hoort, de 1.400 Nederlanders die samen het sneeuwtopje van de inkomensberg vormen, wisselt vanwege wisselende winsten en winstuitkeringen nogal per jaar. Maar de bovenste 1 procent is een vrij robuuste groep, een „vaste kern” in de woorden van het CPB, „aangevuld met personen met eenmalig of enkele jaren een hoog inkomen”.
De pandemie, de energiecrisis en de oorlog in Oekraïne hebben tot zowel flinke winsten als verliezen geleid, maar ook Lejour rekent er niet op dat een grafiek van de jaren sinds 2019 er significant anders zou uitzien. In kabinet-Rutte IV voerde staatssecretaris voor Fiscaliteit Marnix van Rij (CDA) een aantal fiscale maatregelen. Het lenen uit eigen bv werd bijvoorbeeld ingeperkt. Toch lijkt het ook bij deze wijzigingen onwaarschijnlijk dat de balans omslaat: de top van de inkomenspiramide blijft beter af.
Het akkoord van PVV, VVD, NSC en BBB is bovendien voornemens de belastingen op verschillende vormen van winst en vermogen te verlagen. Zo wordt een recente verhoging van het box 2-tarief (het tarief op uitgekeerde winst) van 31 naar 33 procent ongedaan gemaakt en is de coalitie van plan het box 3-tarief (voor winst uit sparen en beleggen) te verlagen.