N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Boeken
Militaire geschiedenis Duitsland stortte het Europese continent tijdens een lange krijgsgeschiedenis in catastrofale oorlogen. De Duitse worsteling met de uiteindelijke levering van Leopard 2-tanks aan Oekraïne laat zien hoe het verleden doorklinkt.
De Duitse kanselier Olaf Scholz probeerde onlangs in een essay voor het tijdschrift Foreign Affairs zijn veelbesproken begrip ‘Zeitenwende’ (‘keerpunt’) meer inhoud te geven. Hiermee doelde hij op de neergang van een bestaande wereldorde, die is gevormd door ideeën en instituties ter bevordering van recht en vrede en die met de Russische inval in Oekraïne een enorme deuk heeft opgelopen. Scholz meent dat intussen een nieuwe, multipolaire wereldorde is ontstaan. Nu is alleen de vraag, zo schreef hij in zijn essay, welke rol Europa, en Duitsland in het bijzonder, daarin moet gaan spelen als militaire macht.
Zal Berlijn zich onafhankelijker moeten gaan opstellen als hoeder van het internationale recht, zoals het land deed in 2003 toen het zich uitdrukkelijk verzette tegen de Amerikaanse agressie-oorlog in Irak? Of moet het juist samen mét de Amerikanen en in NAVO-verband optrekken als onderdeel van een nieuwe Koude Oorlog tegen Rusland – alsook China?
Als leider van Europa’s grootste sociaal-democratische partij kwam Scholz tot een opmerkelijk antwoord op deze cruciale vragen voor de toekomst van Europa. Niet alleen kondigde hij honderd miljard extra defensie-uitgaven aan, maar pleitte hij ook voor een nieuwe rol van Duitsland als de belangrijkste militaire waakhond van Europa. In de ogen van de kanselier kent het land zelfs een ‘speciale verantwoordelijkheid’ ten opzichte van Europese bondgenoten om het oprukkende gevaar van het ‘fascisme en imperialisme’ het hoofd te bieden, aldus Scholz.
Sommige SPD-partijgenoten associeerden die woorden wellicht met de dreiging van het rechtsextremisme in Duitsland zelf – denk aan de imperiale Rijksburger-beweging die plannen smeedde om de Rijksdag, het hart van de Duitse democratie, te bestormen. Maar Scholz wees vooral op het gevaar buíten Duitsland. Voor Scholz vormen Poetins agressie en de Chinese herbewapening de allergrootste bedreigingen voor Europa’s democratische waarden.
Krijgsgeschiedenis
Wat opvalt aan deze discussies over Europa’s veiligheidsbeleid is de actualiteit van het Duitse oorlogsverleden. De toekomst van het continent lijkt wederom niet los te zien van de recente Duitse krijgsgeschiedenis. Dat verleden vormt net zo goed de maatstaf voor ons denken over het huidige geweld aan de Europese oostgrens – zie de vele verwijzingen in Oekraïne naar ‘denazificatie’, de loopgravenstrijd van de Eerste Wereldoorlog, alsook de ideeën van de Pruisische denker Carl von Clausewitz.
Maar dit hergebruik van het Duitse oorlogsverleden roept tegelijk allerlei vragen op. Bestaat er bijvoorbeeld zoiets als een typisch ‘Duitse’ manier van oorlogsvoering? In hoeverre vindt die zijn oorsprong in het idee van een snelle, beslissende oorlogsvoering uitgevoerd door agressieve generaals – denk aan het ‘plan’ van Alfred von Schlieffen ter beslechting van een rappe tweefrontenoorlog rond het begin van de twintigste eeuw? En valt die traditie van Duits militarisme te herleiden tot de roemruchte overwinningen van de Pruisische koning Frederik II in de achttiende eeuw, of kent die een veel recentere ontstaansgeschiedenis?
Volgens de Britse militair historicus Peter H. Wilson, verbonden aan de Universiteit van Oxford, wordt ons denken over dat Duitse oorlogsverleden maar al te vaak achtervolgd door allerlei hardnekkige mythen. In zijn nieuwste boek Iron and Blood laat hij overtuigend zien dat er niet zoiets bestaat als een typisch ‘Duitse’ manier van oorlogsvoering. Hij maakt korte metten met het alom gedeelde idee dat Duitstaligen vóór 1945 van nature vatbaar waren voor het voeren van agressieve en ongebreidelde oorlogen – en daarmee voor het totalitarisme.
In zijn boek benadrukt hij het Europese karakter van Duitse ideeën en de praktijk van oorlogsvoering. Hij neemt daarmee afstand van de Sonderweg-these, de opvatting dat Duitsland zijn eigen en unieke pad in de geschiedenis heeft bewandeld, uitmondend in de genocidale oorlogen van de moderne tijd.
Duitsland zou vanuit die visie zogenaamd weinig keus hebben gehad: het land lag in het hart van Europa, was omringd door vijandige buren zoals Frankrijk en Rusland en moest daarom ten strijde trekken uit angst voor een naderende omsingeling, dan wel om Lebensraum te creëren. Wilde Duitsland zijn bestaanszekerheid garanderen, zo was de gedachte, dan waren agressie en Blitzkrieg het devies. Het resultaat: twee enorme catastrofes op het zogenaamde ‘beschaafde’ continent Europa.
Tot zover lijkt Wilsons stelling niet erg vernieuwend: hij is immers niet de eerste historicus die deze eenzijdige opvatting over de Duitse geschiedenis aanvalt. Anderen hebben laten zien dat de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog niet valt te reduceren tot Duitse agressie alleen en dat de Duitse krijgsgeschiedenis opvallend veel overeenkomsten kent met die van andere Europese landen. Wat rechtvaardigt dan de zoveelste studie over het gewelddadige verleden van dit land dat jarenlang gold als een ware idee-fixe voor historici van Europa?
Lees ook dit vragenstuk over tanks voor Oekraïne
De kracht van Wilsons fascinerende boek zit hem niet zozeer in een hemelbestormende these, maar in de toegankelijke stijl en gedetailleerde analyse (met maar liefst vierenzeventig pagina’s aan eindnoten) waarmee hij prikkelend en doortastend allerlei heilige huisjes over het Duitse verleden weet omver te werpen. Door zijn blik te verbreden naar de militaire geschiedenis van meerdere Duitstalige landen waaronder Oostenrijk en Zwitserland – een zogenaamd vredig landje waar bijna een op de vier burgers een wapen in bezit heeft – weet hij de geschiedenis van nazi-Duitsland en Pruisen in een veel breder perspectief te plaatsen.
Zo ontstaat ruimte voor een scala aan nieuwe inzichten. Waar velen de opkomst en ondergang van de Pruisische oorlogspraktijk als het sluitstuk zien van de Duitse militaire geschiedenis probeert de auteur daar juist tegenwicht aan te bieden. Zo maakt hij inzichtelijk hoe Habsburgs Oostenrijk – en níet Pruisen – eeuwenlang in Centraal-Europa militair de dienst uitmaakte en gold als hét na te volgen model voor vele andere Europese legers.
Vrouwen op het slagveld
Sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw schrijven militair historici steeds meer over de sociale en culturele dimensies van geweld. Ze richten zich minder op statische begrippen als militaire strategie en de legerleiding en meer op de geschiedenis van dienstplichtculturen, of op de rol van vrouwen op en rond het slagveld. Wilsons boek sluit direct aan bij deze trend. Zijn boek is dus geen must voor de liefhebbers van klassiek militaire geschiedenis. Maar wie geïnteresseerd is in een wervelende geschiedenis van vijf eeuwen krijgshistorie van de Duitse landen vol turbulente politieke, economische, sociale, intellectuele en militaire ontwikkelingen wil dit boek niet meer wegleggen.
Het startpunt van Wilsons analyse vormt het Heilige Roomse Rijk anno 1500, een tijdvak waarin het karakter van de Europese oorlogsvoering radicaal veranderde. En van daaruit vertelt hij het grotere verhaal van de Duitse landen in oorlogstijd – en in vredestijd. Wat deze studie zo interessant maakt is dat de auteur de geweldsvraag uiteraard altijd centraal stelt, maar dat hij ook oog heeft voor de periodes waarin grotere geweldskalmte de norm was. Wilson biedt bijvoorbeeld interessante verklaringen voor de vraag waarom Duitsland lange periodes van relatieve vrede kende, zoals in 1553-1618 en 1815-48.
Tegelijkertijd blijft Wilson even uitgesproken in zijn harde oordeel over de zwarte bladzijden uit de Duitse krijgsgeschiedenis, van de Namibische genocide (1904-1908) tot de Holocaust. In het laatste deel van zijn kloeke werk probeert hij nieuwe antwoorden te vinden op de oude vraag waarom de Duitsers uiteindelijk het agressieve en genocidale pad kozen en Hitler daarin bleven steunen.
Volgens de historicus heeft die keuze veel te maken met de wijze waarop Duitsland in de twintigste eeuw twee totale oorlogen voerde – eerst in 1914-1918 en daarna in 1939-1945. Hoewel van bovenaf geleid, werden deze beide oorlogsinspanningen in grote mate ondersteund door de mobilisatie van Duitsers zelf. Burgers en militairen waren bereid om enorme offers te doen, met fatale gevolgen voor Europa’s vrede en minderheden.
Wapenleveranties
Wilsons boek is zoals gezegd uitstekend getimed. Met de jarenlange kritiek van Amerika op Berlijns beperkte militaire uitgaven en de Russische inval in Oekraïne staat het vraagstuk van het Duitse defensiebeleid opnieuw in het brandpunt van de belangstelling. Waar generaties lang het beeld van Duitsland als militaire hegemoon van Europa als waar schrikbeeld bekend stond, is er nu groeiende steun voor steviger Duits militair leiderschap – opvallend juist onder de voorheen pacifistische Grünen. De harde kritiek op de Scholz-regering vanwege diens relatief beperkte wapenleveranties aan de Oekraïners – denk aan de lange Duitse worsteling over de levering van Leopard 2-tanks – toont aan hoe groot die steun intussen is.
Het Duitse zelfbeeld van ná 1945 als unieke burgerlijke macht na de verschrikkingen van de Nazi’s komt daarmee steeds meer onder druk te staan. De vraag is of Duitsland werkelijk afscheid zal nemen van dat zelfbeeld als Europese vredesduif, nu de roep om Duitse herbewapening almaar groter wordt.
Poetins agressie liet pijnlijk zien hoe kwetsbaar Duitsland was, met name door de afhankelijkheid van Russisch gas. De door de Scholz-regering beloofde extra defensie-uitgaven lijken een aanzet tot een steviger, zo niet militaristisch, Duits veiligheidsbeleid. Maar ze lopen vooralsnog stuk op falend leiderschap – onder meer van Christine Lambrecht, de net afgetreden Duitse minister van defensie – en vormen zeker geen terugkeer naar een oudere krijgstraditie van vóór 1945. Wilsons boek laat goed zien wat er voor Duitsland – en dus Europa – op het spel staat, terwijl het worstelt met de oorlog in Oekraïne en gedwongen wordt tot harde keuzes over haar eigen identiteit en veiligheidsbeleid. Dat zal grote gevolgen hebben voor de toekomst en karakter van het continent – en dus voor Nederland.