De timing had nauwelijks beroerder gekund. Toen het Australische mijnbedrijf BHP Group op 25 april bekendmaakte dat het 36 miljard euro over had voor de Zuid-Afrikaanse concurrent Anglo American om zo de grootste koperproducent in de wereld te worden, waren de campagnes voor de Zuid-Afrikaanse verkiezingen van net zo’n beetje op stoom gekomen. Die verkiezingen zijn op 29 mei. En na vijftien jaar economische impasse, zijn het investeringsklimaat en de manier waarop grote bedrijven een rol kunnen spelen in de ontwikkeling van het land een centraal thema.
Dat BHP, het grootste mijnbedrijf in de wereld, belangstelling heeft voor de kopermijnen van Anglo in Zuid-Amerika viel, gezien het belang van koper voor de energietransitie, ook in Zuid-Afrika nog wel te begrijpen. De koperprijs is de laatste vijf jaar met meer dan 60 procent gestegen naar ongeveer 10.000 dollar per ton en Anglo heeft in Chili en Peru nog voor jaren te ontginnen voorraden.
Maar dat BHP als voorwaarde stelde dat Anglo zijn Zuid-Afrikaanse dochterondernemingen, Amplats (platina) en Kumba Iron Ore (ijzererts), zou afstoten, viel totaal verkeerd. Voor een deel van de Zuid-Afrikaanse politieke klasse was dit een motie van wantrouwen in het land als zodanig, en in de inspanningen van het regerende ANC in het bijzonder.
Want Anglo American ís Zuid-Afrika. „Als bedrijven de Zuid-Afrikaanse bezittingen niet willen hebben, dan willen ze Anglo niet”, fulmineerde minister van Mijnbouw en ANC-kopstuk Gwede Mantashe. De verwevenheid met de Zuid-Afrikaanse samenleving en politiek, zowel onder het witte minderheidsregime als in de jaren negentig met het ANC van Nelson Mandela, is groot. Overal in Johannesburg duikt het bedrijfslogo op. De familie Oppenheimer, die het bedrijf in 1917 oprichtte, is bijkans „Zuid-Afrikaanse royalty”, schrijft oud-politicus Michael Cardo in een vuistdikke biografie van Harry Oppenheimer (1908-2000), zoon van Anglo-stichter Ernest Oppenheimer.
Anglo American investeerde de laatste vijf jaar 6 miljard dollar in een langer leven voor Zuid-Afrikaanse mijnen. Ook werkte het bedrijf intensief samen met de regering van president Cyril Ramaphosa om een oplossing te vinden voor de grote problemen in de Zuid-Afrikaanse energiesector. Ongeveer de helft van de 90.000 werknemers wereldwijd van Anglo werkt nog altijd in Zuid-Afrika. En juist die bedrijven dragen, samen met Anglo’s diamantdochter De Beers, via belastingen en mijnheffingen jaarlijkse enkele miljarden bij aan de Zuid-Afrikaanse staatskas.
Maar kopermijnen heeft Anglo American in Zuid-Afrika niet. Het voorstel van BHP om Anglo over te nemen zonder de belangrijkste Zuid-Afrikaanse bezittingen, schreef een commentator, voelt voor het land alsof je een huis koopt en de verkoper vraagt het eerst nog even af te breken.
Goedkope arbeid
Mijnbouwminister Mantashe zei tegen de Zuid-Afrikaanse Sunday Times dat de overheid daarom een overname sowieso zal „blokkeren”. Hoe dat precies moet, zei hij er niet bij.
Volgens onderminister van Financiën David Masondo is de regering ook helemaal niet bij machte om de deal tegen te houden. Het ANC is er bovendien veel aan gelegen om te laten zien dat het gelooft in de mechanismen van de vrije markt. „Het is aan de aandeelhouders”, concludeerde Masondo voorzichtig. En een van die aandeelhouders is hij zelf: het door Masondo geleide Zuid-Afrikaanse staatsinvesteringsfonds PIC, ook verantwoordelijk voor Zuid-Afrikaanse ambtenarenpensioenen, is met 7 procent de grootste aandeelhouder in Anglo.
Mantashe zegt nog altijd slechte herinneringen te hebben aan de overname door BHP in 2001 van Billiton – oorspronkelijk Nederlands, maar toen in Zuid-Afrikaanse handen. Aan die fusie heeft Zuid-Afrika weinig gehad, vindt hij. „Anglo is een Zuid-Afrikaanse onderneming […] hier geboren en hier groot gemaakt”, zei hij tegen de Britse Financial Times. Hij voegde daar, verwijzend naar de koloniale tijd en de apartheidsjaren, nog een sneer aan toe: „dankzij goedkope arbeid” was Anglo zo succesvol geweest.
Het tekent de dubbele gevoelens die in Zuid-Afrika over Anglo American en de mijnsector in bredere zin leven. Politici van vooral linkse partijen klagen graag en veel over mijnbedrijven die te weinig bijdragen aan lokale ontwikkeling of slecht voor hun mijnwerkers zorgen. Maar al draagt de sector nog maar voor 6 procent bij aan het nationale inkomen (tegenover zo’n 20 procent in de jaren tachtig), het blijft een voor het land onmisbare bron van inkomsten en werkgelegenheid.
Het ANC, dat vanaf zijn aantreden in 1994 gepoogd heeft een voor het bedrijfsleven zo gunstig mogelijk beleid te voeren, voelt de hete adem van populistische partijen in de nek. Zij bepleiten „snelle economische transformatie” door bijvoorbeeld nationalisatie van de mijnen. In de kritiek op de rijke mijnconglomeraten zit, net als tijdens de apartheid in de Afrikaanstalige pers, geregeld een antisemitisch element – met de familie Oppenheimer (van oorsprong joods maar bekeerd tot het anglicanisme) als spin in een kapitalistisch, geglobaliseerd web.
Versimpeling
Het duurde niet lang of Anglo wees het eerste bod van BHP af. Daar had het bedrijf de Zuid-Afrikaanse regeringsinterventie trouwens niet voor nodig. Het bod was „opportunistisch” en „schatte de vooruitzichten van Anglo American niet op waarde”, meldde president-commissaris Stuart Chambers eind april.
Maar volgens veel analisten was het vanaf dat moment wel onvermijdelijk dat Anglo American in huidige vorm het eind van het jaar niet zou halen. Het bedrijf is nu een prooi. Behalve BHP zegt ook het Zwitserse Glencore – evengoed met Zuid-Afrikaanse roots – te studeren op een bod. Bestuursvoorzitter Gary Nagle nam daar deze week vast een voorschot op door op een conferentie in Miami het Zuid-Afrikaanse mijnbeleid te prijzen. „Ja, het land heeft problemen met infrastructuur en stroom, maar de sector kan samenwerken om daar iets aan te doen.”
Het valt niet te ontkennen, zegt ook onderzoeker en ex-politicus Michael Cardo, dat Zuid-Afrika voor mijnbedrijven „een lastige plek is” om te werken. Volgens mijnanalist Bruce Williamson van Integral Asset Management in Johannesburg proberen buitenlandse investeerders „systematisch” van hun Zuid-Afrikaanse bezittingen af te komen. Arbeid mag dan nog steeds relatief goedkoop zijn, door slecht overheidsbeleid en politieke plundering kampen elektriciteitsbedrijf Eskom en spoor- en havenbedrijf Transnet met grote problemen. „Als Anglo in betere staat was geweest en als het land als zodanig er beter voor stond, dan was het minder kwetsbaar geweest voor overname”, zegt Cardo.
Een verbeterd voorstel van BHP, ter waarde van 39 miljard euro maar met dezelfde voorwaarden, werd afgelopen maandag opnieuw door Anglo afgewezen. Het bedrijf wordt nog altijd te laag gewaardeerd, vindt het bestuur. Maar daags erna maakte het zelf ingrijpende plannen bekend om het bedrijf voor de aandeelhouders aantrekkelijk te houden – en zelfstandig. Het stelt de facto voor om, zoals ook BHP wilde, het bedrijf op te splitsen en zich nog alleen te concentreren op koper, ijzererts en voedingsstoffen voor gewassen. Dat betekent dat de platinatak , steenkool voor cokes en zelfs diamantgigant De Beers, waarin het een belang van 85 procent heeft, afgestoten of verder verzelfstandigd worden.
Volgens de in 2022 aangetreden bestuursvoorzitter Duncan Wanblad gaat het bij deze versimpeling van de structuur om „de meest radicale verandering bij Anglo American in decennia”. Na de herstructurering, waarvoor volgens hem al vóór het BHP-bod een plan gemaakt was, zou Anglo in 2025 een „extreem hooggewaardeerd bedrijf” moeten zijn, zei hij dinsdagochtend tegen beleggers. Maar die leken er een hard hoofd in te hebben: het aandeel Anglo American denderde naar beneden – in Johannesburg nog net iets harder dan in Londen.
Wijnboerderijen
Anglo belooft in de nieuwe plannen in Zuid-Afrika een „verantwoordelijke” rol in het zakenleven te blijven vervullen en zelfs „de nationale prioriteiten van het land te ondersteunen”, schreef het bedrijf in een persbericht. In een poging verder afstand te nemen van BHP en een wit voetje te halen bij de Zuid-Afrikaanse autoriteiten noemde Wanblad de aankondiging van de overname zo kort voor de nationale verkiezingen zelfs „respectloos”.
Al in 1999 verhuisde Anglo het wereldwijde hoofdkantoor van Johannesburg naar Londen. Maar de huidige overnamestrijd luidt wel het eind van een tijdperk in, denkt Oppenheimer-biograaf Michael Cardo. Anglo American, beschrijft hij, was ooit haast groter dan Zuid-Afrika zelf. Zestig procent van de waarde op de beurs van Johannesburg had begin jaren tachtig een relatie met Anglo. Omdat het bedrijf door de apartheid en strenge exchange controls moeilijk in het buitenland kon investeren, bezat het op zeker moment ook hotelketens, bouwbedrijven, Engelstalige mediabedrijven en bijvoorbeeld wijnboerderijen. Nog altijd is het zeer goed aangeschreven Vergelegen Wine Estate in handen van het mijnbedrijf. „Anglo had enorme economische én symbolische macht”, zegt Cardo.
Lees ook
Onbeschermd en bang voor de politie: in Zuid-Afrika zijn arbeidsmigranten vogelvrij
Het was een mijnbedrijf, maar vanaf het begin werd het door oprichter Ernest Oppenheimer ook gezien als „een vehikel om het land te ontwikkelen”. De in Duitsland geboren Oppenheimer was als medewerker van een Londens diamantbedrijf naar Zuid-Afrika gestuurd. Met investeringen van 1 miljoen dollar uit de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk – vandaar de naam – begon hij in 1917 voor zichzelf. En hoewel hij geworteld was in het koloniale denken en de Britse imperialist Cecil Rhodes als voorbeeld zag, koos Oppenheimer er bewust voor om van Anglo American een Zuid-Afrikaans bedrijf te maken.
„Er zat een element van patriottisme in”, zegt Cardo. Net als zijn vader was Harry Oppenheimer jarenlang parlementslid in Zuid-Afrika. Hij steunde in het door witte Afrikaners gedomineerde minderheidsregime de liberale oppositie en het bedrijf had een aanzienlijke rol bij de hervormingen in de jaren tachtig die leidden tot de vrijlating van Mandela en de democratisering van Zuid-Afrika. Via de in 1977 opgerichte Urban Foundation investeerde het bedrijf in onderwijs zodat een nieuwe zwarte middenklasse na de apartheid goed beslagen ten ijs zou komen. „Het is niet zomaar een bedrijf”, zegt Cardo. „Dat imperium van weleer wordt nu verder afgebroken.”