Klimaatdoel behouden, beleid afzwakken – dat gaat niet

Column Marike Stellinga


Illustratie Anniko van den Boog

Een zeer rechtse coalitie die het veeleisende klimaatdoel voor 2030 overeind houdt, maar moeilijke beslissingen voor zich uit schuift en het bestaande beleid afzwakt. Oók rond klimaat zit het akkoord van PVV, VVD, NSC en BBB vol onwerkbare tegenstrijdigheden.

Het verklaart de zeer uiteenlopende reacties. Als je had verwacht dat het beleid ‘door de shredder’ zou gaan, kolencentrales open zouden blijven, windmolens ontmanteld en alle klimaatuitgaven geschrapt, zoals Geert Wilders (PVV) al jaren bepleit, dan valt het reuze mee. De kolencentrales gaan volgens plan dicht, windmolens blijven verrijzen op de Noordzee en het door radicaalrechts gehate Klimaatfonds van tientallen miljarden euro’s blijft bestaan.

Maar als je vond dat het gevallen kabinet-Rutte IV al niet genoeg deed om snel de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, zie je in het coalitieakkoord allerlei afzwakkingen staan die het klimaatbeleid gaan vertragen.

Dat de nieuwe coalitie net als Rutte IV 55 procent minder broeikasgas wil uitstoten in 2030, is opmerkelijk, want Pieter Omtzigt, PVV en BBB stemden vorig jaar nog tegen de verhoging van het doel in de Klimaatwet (dat was 49 procent) én tegen het Klimaatfonds.

Tegelijkertijd maakt deze nieuwe coalitie het moeilijker om dat doel daadwerkelijk te hálen. Daarvoor is volle vaart nodig en die ontbreekt. Om 55 procent te halen moet de uitstoot immers drie keer zo snel dalen als in de afgelopen dertig jaar.

Alleen als alles meezat (geen al te koude winters bijvoorbeeld) en als veel van het onuitgewerkte beleid van Rutte IV werd doorgezet, was die 55 procent haalbaar, berekenden de klimaatdeskundigen van het Planbureau voor de Leefomgeving. Daar hoorde ook het door rechtse partijen gehate rekeningrijden bij waarvoor Rutte IV nog geen concreet plan had.

Maar over rekeningrijden staat in het akkoord van PVV, VVD, NSC en BBB geen woord. En de nieuwe coalitie zwakt ander beleid af. Zo gaat er een streep door allerlei verplichtingen: geen verplichte vervanging van de kapotte cv-ketel door een hybride warmtepomp, bijvoorbeeld. Belastingen op fossiele brandstoffen als gas en benzine gaan omlaag. Op snelwegen mag er weer 130 gereden worden. En het belangrijkst: een nieuw kabinet had beslissingen moeten nemen over verduurzaming van de landbouw, maar schuift die voor zich uit. Ja, deze coalitie wil meer kerncentrales, maar die zijn er niet voor 2030.

Uitstoot terugbrengen is een spannende dans tussen burgers, bedrijven en overheid

Een veeleisend doel stellen en tegelijkertijd beleid afzwakken is als de marathon in twee uur willen lopen terwijl je hoge mesthopen op het parcours stort. „Je kan op je vingers natellen dat het PBL in oktober berekent dat het nieuwe kabinet het klimaatdoel voor 2030 niet haalt”, zegt econoom Pieter Boot, voorheen PBL en nu fellow bij het Clingendael International Energy Programme. „Waarschijnlijk zal de uitstoot in de landbouw, het verkeer en de gebouwde omgeving minder snel dalen.”

Stort het klimaatbeleid daarmee in? Voorlopig niet, want de klappers om de uitstoot tot 2030 te verminderen, lijken grotendeels te blijven staan: de kolencentrales gaan dicht, het bouwen van windmolens op zee lijkt deels door te gaan en industriebedrijven worden met behulp van subsidies verduurzaamd. Ook gaat de verzwaring van het stroomnet door.

Hoe ver de uitstoot tegen 2030 gedaald is, hangt af van de voortvarendheid van de ministers die aantreden en de intenties achter de afspraken. Zo staat in het akkoord dat bij de bouw van windparken op de Noordzee „eerst wordt gekeken naar ruimte voor de visserij”. Boot is er daarom niet zeker van dat de bouw even hard doorgaat. „Als je evenveel windparken wil én meer ruimte voor visakkers, dan gaat dat ten koste van de natuurgebieden op de Noordzee. Maar die worden beschermd door Europees beleid en rechters.” Dikke kans, volgens Boot, dat de ruimte voor windparken dus slinkt.

Even belangrijk is of het lukt om de uitstoot in de industrie fors te verminderen. Om die bedrijven te paaien wordt de recente verhoging van de uitstootbelasting geschrapt. Fossiele subsidies verdwijnen alleen als heel Europa meedoet. Verstandig, vindt Boot. „Nederland begon erg uit de pas te lopen met Duitsland en Frankrijk. Die bieden industriebedrijven vooral subsidies.”

Maar om de bedrijven over de streep te trekken is niet alleen geld maar ook vertrouwen nodig. „Dat het beleid stabiel is, en niet over twee jaar wordt veranderd door een GroenLinks-kabinet. De toon in het akkoord is: we bevorderen het verduurzamen van de industrie. Maar dat moet ook in de praktijk blijken.” Boot praat veel met industriebedrijven. „Ook de bedrijven die willen, zijn heel onzeker over wat ze kunnen verwachten.”

Juist over die stabiliteit kan je grote twijfels hebben bij dit kabinet. Het onderlinge vertrouwen is broos en kan makkelijk onder druk komen te staan. Bijvoorbeeld als voorziene bezuinigingen niet lukken, zoals op de afdracht aan de Europese Unie, en er nieuwe bezuinigingen moeten worden bedacht.

Veel zal ook afhangen van het klimaatbeleid in de EU: wordt dat na de verkiezingen voor het Europees Parlement afgezwakt? Of gaat het door? Dan beweegt Nederland als vanzelf mee. Maar als de EU bijvoorbeeld Chinese stekkerauto’s duurder maakt, kan de vergroening van het verkeer zomaar stokken.

De uitstoot van broeikasgassen verminderen is geen optelsom van technocratische maatregelen, maar een spannende dans tussen burgers, bedrijven en overheid. Het mag dan een positieve verrassing zijn dat de VVD, de partij van lekker hard rijden en blijven barbecueën, klimaatbeleid belangrijk genoeg vond om overeind te houden. Maar of daarmee de uitstoot in 2030 meer dan halveert, is buitengewoon onzeker.