De nieuwe coalitie wil veel van Rutte III en IV ongedaan maken, maar wie gaat dat betalen?

Terugdraaien – als er één werkwoord opvalt in de financiële toelichting bij het woensdagnacht gepubliceerde coalitieakkoord is het dat. ‘Terugdraaien’ komt wel achttien keer voor in de ‘Budgettaire bijlage’ van twaalf kantjes. Het nieuwe kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB, zoveel is duidelijk, wil veel beleid ongedaan maken van de twee voorgaande regeringen, waarin dezelfde VVD de grootste coalitiepartner was.

Het bleek recent al bij het wegstemmen in de Eerste Kamer, waar de nieuwe rechtse coalitie ook een meerderheid heeft, van maatregelen als verhoging van het minimumloon en een belasting op inkoop van eigen aandelen voor bedrijven. Daarbij komt een aantal voorstellen van het huidige demissionaire kabinet die nog in de Tweede Kamer moeten worden behandeld, zoals een fiscale vrijstelling voor het mkb en het verhogen van de energiebelasting op aardgas.

Het lijstje af te schaffen beleid dat door de kabinetten Rutte III en IV was bedacht en (gedeeltelijk) al is ingevoerd, presenteert de nieuwe coalitie op twee manieren als prettig nieuws. Het gaat om een structurele lastenverlichting voor bedrijven en ondernemers (eerste indruk: ruim 2 miljard euro) en om een structurele besparing op de rijksuitgaven (eerste indruk: eveneens ruim 2 miljard).

De 71 maatregelen in de budgettaire bijlage geven een indruk van het financieel beleid van het rechtse kabinet. En niet meer dan dat, want een financieel-economische doorrekening door het Centraal Planbureau ontbreekt. Effecten voor bijvoorbeeld koopkracht, economische groei en werkgelegenheid zijn daardoor nog volstrekt onduidelijk. Zo’n analyse was in het verleden wel gebruikelijk, maar de vier coalitiepartijen willen die bewaren tot Prinsjesdag als zij hun eerste begroting zullen presenteren.

‘Rommelige onderbouwing’

De aanstaande oppositiepartijen vinden dat onverantwoord en eisen een CPB-doorrekening op korte termijn. „Een rommelige financiële onderbouwing zonder inzicht in uitkomsten”, recenseerde D66-Kamerlid Hans Vijlbrief donderdag op X, nu nog demissionair staatssecretaris in Rutte IV.

De nieuwe coalitie schrijft in het coalitieakkoord dat het zich wil houden aan bestaande begrotingsregels omdat een „solide financieel-economisch beleid van belang is om schulden niet oneindig door te schuiven naar toekomstige generaties en belastingen niet telkens te moeten verhogen”.

De Europese begrotingsnormen – een staatsschuld van maximaal 60 procent van het bbp; het begrotingstekort mag niet oplopen tot boven de 3 procent – worden gerespecteerd. Daarbij zal de aanstaande minister van Financiën de naar zijn verre voorganger Gerrit Zalm vernoemde ‘Zalmnorm’ hanteren. Dat betekent strikte afspraken over begrotingsdiscipline: scheiding van uitgaven en inkomsten; tegenvallers moeten ministers binnen de eigen begroting zien op te vangen; meevallers gaan in de grote pot.

Hoe rijmen deze goede voornemens met de cijfers die de vier rechts-conservatieve partijen al naar buiten brachten? Uit de trits aan plannen blijkt dat het aanstaande kabinet de komende vier jaar precies evenveel wil uittrekken aan investeringen en lastenverlichting als aan bezuinigen: oplopend tot ruim 14,6 miljard structureel per jaar. Daarnaast wil men zo’n 4,6 miljard aan extra belastingen ophalen. Volgens oud-CPB-econoom Wim Suyker, na zijn pensionering nog actief op X, zal dat ertoe leiden dat de overheidsfinanciën verslechteren.

Het begrotingstekort loopt volgens hem eerst op van 2,1 procent dit jaar tot 3,3 procent in 2026, om daarna licht te verbeteren tot 2,8 procent in 2028. Dat lijkt net binnen de lijntjes, maar wijkt behoorlijk af van waar topambtenaren van Financiën vorig jaar op aandrongen. In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen adviseerden zij dat een nieuwe regering zou moeten streven naar een tekort van rond de 2 procent. Dat zou een voldoende buffer zijn om eventuele economische tegenslag in de toekomst te kunnen opvangen. Een bezuinigingsoperatie van zo’n 17 miljard op de rijkbegroting zou daarvoor nodig zijn. Daar kiest het nieuwe kabinet niet voor.

Hoogst onzeker

Een nadere blik op de voorgenomen kosten en baten van de nieuwe coalitie leert dat de vooruitzichten met een slag om de arm moeten worden beoordeeld. Met name in de lijst met bezuinigingen zijn meerdere posten hoogst onzeker. Zo boekt het kabinet al een ‘korting’ van 1,6 miljard euro in op de afdrachten aan de Europese Unie, maar dat blijkt te gaan om een „inzet” in een nog te starten onderhandeling als er straks een nieuwe Europese Commissie is benoemd.

Een andere stellig klinkende bezuiniging is de „stevige ingreep” op het aantal rijksambtenaren. De ambtelijke staf op alle Haagse departementen, inclusief externe inhuurkrachten, moet met 22 procent inkrimpen. Geraamde opbrengst: 1 miljard. Het is een bezuinigingsmaatregel die politieke partijen gemakkelijk als quick win opperen, maar door het Centraal Planbureau aanzienlijk minder realistisch wordt ingeschat. „Grote ombuigingen op het overheidsapparaat bleken in het verleden te ambitieus”, stelde het CPB in de doorrekening van verschillende verkiezingsprogramma’s. Maximale opbrengt: 400 miljoen euro.

Grote slagen wil het nieuwe kabinet maken met ambitieuze investeringen in woningbouw, infrastructuur en liefst vier nieuwe kerncentrales. De (incidentele) kosten lopen op tot wel 23 miljard. Dekking daarvoor is snel en gemakkelijk gevonden, door opnieuw al even ambitieuze plannen van de twee vorige kabinetten terug te draaien. Met een pennenstreek wordt bijna 30 miljard euro afgeroomd uit een aantal fondsen die nog maar een paar jaar geleden werden opgezet, waaronder het ‘Wopke Wiebes-fonds’ voor innovatie. Het Stikstoffonds van demissionair VVD-minister Christianne van der Wal, waar nog ruim 20 miljard in zit, wordt helemaal leeg getrokken. Als Kamerlid stemde Van der Wal er woensdagavond laat zelf mee in.