Labels als outsider art en volkskunst maken vrouwelijke kunstenaars minder zichtbaar

Vrouwen buiten de kunst Met termen als outsider art en volkskunst maken we een duidelijk onderscheid tussen kunst met en zonder hoofdletter K. Ook van vrouwen. Het is tijd voor meer inclusiviteit.

Emma Civey Stahl, Woman’s Rights Quilt (ca. 1875, katoen, 177,8 × 176,5 cm)
Emma Civey Stahl, Woman’s Rights Quilt (ca. 1875, katoen, 177,8 × 176,5 cm)

Foto The Metropolitan Museum of Art

Wie in de jaren tachtig over de State Highway door het kleine Amerikaanse plaatsje Hazlehurst was gereden had de opmerkelijke reclameborden in de tuin van Mary Tillman Smith kunnen zien. Via deze zelfgemaakte borden adviseerde Smith automobilisten, bijvoorbeeld over wat ze met hun geld moesten doen. Eens in de zoveel tijd veranderden de borden van tekst en afbeelding.

Mary Tillman Smith (1905-1995) werd geboren in een gezin met dertien kinderen. De Afro-Amerikaanse familie werkte als deelpachters op het platteland in Mississippi. Pas op latere leeftijd, wanneer Smith haar eigen huis heeft, begint ze met schilderen. Figuren en objecten maakt ze uit materialen van de schroot. Op oude golfplaten schildert ze portretten, van zichzelf, haar vrienden, buren of boerderijdieren, meestal vergezeld van teksten waarin God een prominente rol vervult. Haar huis en tuin groeien langzaam uit tot atelier en expositieruimte. De simpele beeldtaal doet denken aan die van Jean-Michel Basquiat. Opvallend is dat zowel Smith als Basquiat ongeschoold waren, maar dat het vooral Smith is die in verband wordt gebracht met art brut, of outsider art.

De afgelopen jaren hebben vrouwen in de beeldende kunst veel terrein gewonnen. Zo verscheen vorig jaar het boek The Story of Art Without Men van Katy Hessel. Het boek toont een zeer inclusief overzicht van vrouwelijke kunstenaars door de eeuwen heen. In 2021 werd het project De andere helft door het RKD, in samenwerking met het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum en de Universiteit van Amsterdam opgezet, om vrouwen uit de Nederlandse kunstgeschiedenis zichtbaarder te maken. Ook op de laatste Biënnale van Venetië domineerden vrouwelijke kunstenaars op de hoofdtentoonstelling The Milk of Dreams.

Namen als Mary Cassat, Judith Leyster of Artemisia Gentileschi zijn steeds minder mensen vreemd. Ook worden de vrouwelijke kunstenaars die werk maakten buiten de gevestigde kunststromingen steeds zichtbaarder. In The story of art without men omschrijft Hessel in het hoofdstuk ‘Art Beyond the mainstream’ onder meer werk van Aloïse Gorbaz en Sister Getrude Morgan, vrouwen die veelal in verband zijn gebracht met outsider art. Bewust kiest Hessel ervoor de term outsider art niet te gebruiken in het hoofdstuk, om uitsluiting tegen te gaan. Wel maakt de titel duidelijk dat deze vrouwen nog lang niet altijd gezien worden als kunstenaars binnen de gangbare kunst, maar als een aparte categorie.

Kunstwerken buiten de gevestigde kunst blijven nog steeds veelal op de achtergrond

De term outsider art is afkomstig uit de jaren zeventig en wordt gezien als het Engelse equivalent van de term art brut. De Franse schilder Jean Dubuffet introduceerde die term in 1945. Art brut wordt gezien als ‘spontane’ kunst, gemaakt door een ongeschoolde kunstenaar, die zich niets aantrekt van de gevestigde kunstwereld. Dubuffet duidde de gevestigde kunst als art culturel. In zijn eigen werk nam hij een voorbeeld aan de uitingen van de art brut-kunstenaars, die hij als puur beschouwde. Veel kunstenaars die als art brut-kunstenaar of outsider artist gezien worden hebben psychische klachten. Wrang aan de term outsider art is dat het woord ‘outside’ automatisch een ‘inside’ suggereert, een status die de ‘outsider artist’ dus al bij voorbaat ontnomen wordt.

Het werk van Smith scharen onder outsider art voelt vandaag de dag wat naïef. Het percentage vrouw dat begin twintigste eeuw naar de kunstacademie ging was laag. Eind negentiende eeuw kregen vrouwen toestemming tot het volgen van kunstonderwijs, maar daarmee was het niet meteen vanzelfsprekend om ook daadwerkelijk naar de kunstacademie te gaan, laat staan als zwarte vrouw. Smith maakte werk omdat ze werk wilde maken en gebruikte haar tuin omdat dat nou eenmaal de ruimte was die ze bezat. Ze was misschien niet bezig met haar positie in de kunstgeschiedenis, evenmin was ze een onderdeel van een prominente stroming binnen de kunst. Het zijn facetten die meespelen in het duiden van haar werk.

Volkskunst

Net als Smith is de Afro-Amerikaanse Clementine Hunter (1887-1988) ongeschoold en werkt ze op een plantage. ’s Nachts heeft ze tijd om te schilderen. Haar schilderingen tonen dagelijkse taferelen waar meermaals dezelfde witte kerk en een blauwe rivier in opduiken. De figuren in haar werk zijn vaak bedrijvig, tussen kleurrijke velden, waslijnen, huizen en kookpotten. Het is geen outsider art, maar voornamelijk volkskunst waarmee Hunters werk in verband wordt gebracht.

De term volkskunst wint populariteit begin negentiende eeuw, wanneer het leven van de plattelandsbevolking door de romantiek wordt verheerlijkt. Volkskunst wordt gezien als kunst met een utilitair karakter. Net als outsider art wordt volkskunst gemaakt door ongeschoolde makers, die geen grote artistieke pretenties zouden hebben. Een opmerkelijk uitgangspunt wanneer je bedenkt dat de maatschappij lange tijd niet veel ruimte bood aan de artistieke pretenties van vrouwen.

Neem bijvoorbeeld het werk Woman’s right quilt, circa 1875 gemaakt door de Amerikaanse Emma Civey Stahl, uit de collectie van het Metropolitan Museum in New York. Op de quilt is te zien hoe een man met kind zijn vrouw de deur wijst. Over haar schouder hangt een vaandel met daarop de tekst ‘vrouwenrechten’. Dezelfde vrouw spreekt in een volgende afbeelding de menigte toe, het vaandel is nu naast haar sprekersstoel geplant. Het zijn zorgvuldige afbeeldingen uit textiel, te lezen als een soort strip. Nu zou je de quilt kunnen zien als activistische kunst. Maar in de negentiende eeuw werd de quilt in het algemeen niet als kunstvorm gezien maar als ambacht. Meisjes uit verschillende lagen van de samenleving leerden de techniek van het quilten al op jonge leeftijd. Voor feestelijke gelegenheden werden quilts gemaakt, waarbij de afbeeldingen verwezen naar maatschappelijke gebeurtenissen of Bijbelse verhalen. Over Emma Civey Stahl is niet veel bekend. Wie zij was en waarom ze deze quilt maakte, daar kunnen we nu alleen nog maar naar raden. Hoewel ze zich uitsprak voor vrouwenrechten, verdween haar identiteit waarschijnlijk achter naald en draad, de attributen van de huisvrouw.

Van Gogh

Een van bekendste vrouwelijke kunstenaar die geassocieerd wordt met outsider art is de Engelse Madge Gill (1882-1961). Indrukwekkend zijn haar inkttekeningen, waar figuren omsloten worden door vele lijnen. Het papier, soms van gigantisch formaat, vult Gill tot aan de randen. Zelf verkondigde ze gedreven te worden door een hogere kracht, die ze Myrninerest noemde. Er zijn zelfs werken die Gill heeft gesigneerd als Myrninerest. In 1922 werd ze tijdelijk opgenomen in een psychiatrische instelling. Opvallend is echter dat de criteria van het label outsider art lang niet altijd houdbaar zijn. Kunstenaars als Vincent van Gogh en Edvard Munch worstelden ook met psychische problemen. Toch duiken de werken van deze gevestigde kunstenaars niet op in tentoonstellingen of boeken over outsider art.

Het is zeker niet zo dat er voor volkskunst of outsider art geen podium is. Zo vindt bijvoorbeeld de outsider art fair tweejaarlijks plaats in New York (januari) en in Parijs (oktober). Maar musea en tentoonstellingen tonen de werken bijna altijd in een context speciaal gewijd aan outsider art of volkskunst. De kunstenaars blijven op afstand van de reguliere kunst.

Madge Gill aan het werk, thuis in East Ham, Londen op19 augustus 1947. Foto Russell Westwood/Popperfoto via Getty Images

In 2020 exposeerde The Drawing Center in New York werk van de Chinese Guo Fengyi (1942-2010). In de introductietekst van de tentoonstelling werd bevraagd waarom Guo Fengyi zolang is weggezet als outsider artist, helemaal omdat een deel van haar oeuvre is gebaseerd op Chinese spirituele theorieën zoals de I Tjing. In de I Tjing, ook wel Het boek der veranderingen, wordt de relatie van de mens tot de kosmos omschreven. Daarnaast hield Fengyi zich bezig met qigong, een Chinese bewegingsleer waardoor ze visioenen ervoer. Deze visioenen vertaalde ze in haar tekeningen. Met energieke penstreken tekende Fengyi vele langgerekte wezens. De figuren houden het midden tussen goden, dieren en mensen. De vraag of Fengyi een ‘outsider’ of een ‘insider’ is, laat zien dat de lijn tussen erkende spirituele ervaringen en ervaringen die we als ‘waanzinnig’, of ‘ongeschoold’ wegzetten dun is.

De Zwitserse Emma Kunz (1892-1963) maakte net als Fengyi tekeningen met een spiritueel doeleinde. Kunz voerde genezende sessies, telepathie en waarzeggerij uit. Haar caleidoscopische, strakke tekeningen gebruikte ze in deze sessies. Kunst dus als een bijkomstigheid, om een hoger, spiritueel doel te dienen. Meermaals is haar werk in verband gebracht met outsider art. Anderzijds wordt het vergeleken met dat van tijdgenoot Hilma af Klint (1862-1944), een kunstenaar die in de afgelopen jaren juist steeds meer erkenning heeft gekregen. Ook het werk van Kunz toont aan dat kunst vaak niet zo rechtlijnig is als de termen waarin we haar proberen te categoriseren.

Volkskunst veroordeelt de kunstenaar tot zijn beperkte scholing, outsider art plaatst de kunstenaar buiten de maatschappij. Beide termen werken daarmee stigmatiserend. Nu de aandacht groeit voor vrouwelijke kunstenaars is het tijd om naast gender ook de mate van scholing en het psychisch welzijn van de kunstenaar niet de boventoon te laten voeren, want alleen op die manier kunnen we een zo inclusief mogelijk overzicht creëren van onze kunstgeschiedenis.