Op Cobraschilders heb ik het niet zo begrepen. Natuurlijk ben ik gevoelig voor hun ontploffingen in verf, kleur en brutale vormen, maar er rollen mij te veel spierballen. Dat ik in het Stedelijk Museum Schiedam op een Cobra-tentoonstelling beland, komt doordat ik vanuit een andere expositie even om een hoekje kijk. Ik word direct binnengehengeld met stralend zonnegeel en blauwe vermoedens van zee en rotsen. Het doek heet ‘Gouden eilanden en blauw water’, het werd in 1945 geschilderd door de Deense Cobraschilderes Else Alfelt. Net als haar bentgenoten wentelde zij zich in een hartstocht voor kleur en half-abstracte vormen. Maar zij rotzooide niet maar wat aan, zoals Karel Appel stoer pochte. Ze snoof, ze zocht tintelingen die ze opgetogen neerlegde in geometrische vormen.
Ik zweef door de zalen. Ik zie hemel en aarde en bergen. Ik zie een caleidoscopische versie van een bos rozen. Ik dweep met een schalks nachtblauw drieluik. Het is slank en hoog, het zou een gebrandschilderd raam in een kerk kunnen zijn, op voorwaarde dat daar een natuurgodsdienst wordt gepredikt. En op elk schilderij is er een maan. Soms pontificaal, soms moet je zoeken, maar de maan is er. Met die maan gaf Else Alfelt lucht aan de verfijning waar de Cobra-mannen niks mee konden, ze leken er zelfs doodsbenauwd voor.
Ik denk aan haar werk, terwijl ik me in een bioscoopfauteuil nestel voor The Peasants. Een speelfilm, gebaseerd op de boerenroman van een Poolse Nobelprijswinnaar, en hij is compleet in olieverf gemaakt: 40.000 beeldjes, goed voor 200.000 uur werk van 127 kunstenaars. Ik hoop op verwantschap met de natuurbeleving volgens Else Alfelt.
Helaas. Ik had er zo’n zin in en nu krijg ik vluchtneigingen. Dit is technisch knap gekladder dat doet denken aan de kabouterschilderijen van Rien Poortvliet. Heel, heel knap. Maar knap spreekt vanzelf. Dat reuzeknappe olieverfgedoe ontbeert de toegevoegde waarde die een Else Alfelt The Peasants had kunnen bieden. Trouwens, wie won met dit kitsch-verhaal een Nobelprijs? Dat was Wladyslaw Reymont in 1924 – door mijn betreurde collega Pieter Steinz geplaatst op zijn overzicht van terecht „vergeten en halfvergeten winnaars”.
Nou zijn er zat geslaagde verfilmingen van onbeduidende romans. Maar dan moet zo’n film wel een vuist maken, waar The Peasants uitkomt bij een geparfumeerde handkus.
Dat vind ik des te suffer als ik in de Amsterdamse galerie van Roger Katwijk zie hoe de beeldende kunstenares Tessa Verder erin slaagt te voorzien in een warme handdruk tussen heden en verleden. Zij maakt het zich niet gemakkelijk, maar dat is bijzaak. Wat telt is dat zij 19de-eeuwse geschilderde luchten volledig versmelt met haar foto’s van strand en zee. Zo schept ze even onbekend als vertrouwd terrein. De schoonheid ervan bedwelmt mijn ogen. Ik snap niet dat het kan. Maar Tessa Verder kan het. En ze doet het.
Als je in Parijs de arm om je geliefde slaat en samen een foto maakt met de Eiffeltoren op de achtergrond, sta je vast niet stil bij alle verhalen achter de bouw van dit Franse icoon. Musical Eiffel vertelt ze wel: verhalen over het bedrijf dat de ijzeren toren uit de grond stampte; verhalen over de bouwers van de ruim driehonderd meter hoge constructie; verhalen over politiek gesjoemel, een overleden echtgenote en een sterke dochter.
Goedemorgen Theaterproducties vormt vaker hapjes geschiedenis om tot muziektheater. De producent ontwikkelde vorig jaar bijvoorbeeld Checkpoint Charlie over hoe de Berlijnse Muur levens spleet. Ook daar raakten (deels overlappende) levens vervlochten; in Eiffel is het narratief fragmentarischer. Centraal staat ingenieur Gustave Eiffel. Hij wordt gespeeld door Ad Knippels, die een stabiele rol neerzet, maar wel heel keurig binnen de lijntjes blijft.
In de voorstelling stort Gustave zich op de bouw van het Parijse monument, als het project dat zijn naam definitief moet vestigen. Hij laat ontwerpen of bouwen aan anderen over en worstelt zelf vooral met de mensen om hem heen. Af en toe duikt Gustaves overleden echtgenote op. Zij heeft altijd wijze raad paraat, bijvoorbeeld over de omgang met zijn dochter.
Opstapje
Actrice Soraya Gerrits maakt van deze vrouw, die een belangrijke schakel vormt in het bedrijf van haar vader, een sympathiek en onafhankelijk personage. In solonummers knalt haar stem krachtig van de bühne. De dochter vecht tegen de normen van haar tijd, normen die bepalen dat een vrouw thuis voor de kinderen moet zorgen en dus niet meewerkt aan architectonische hoogstandjes. Omdat haar geliefde weinig weerstand biedt en acteur Ruben van Keer vooral de sulligheid van zijn personage aanzet, blijft deze verhaallijn hangen in slapstick.
Daarnaast wordt de romance van een bouwer (leuk-speelse rol van Roman Brasser) uitgewerkt, een vertelling die het opstapje vormt naar de protesten van hardwerkende en onderbetaalde arbeiders op de toren die razendsnel gerealiseerd moet worden in de aanloop van de Wereldtentoonstelling in 1889.
Het verhaal van Eiffel schiet heen en weer tussen al deze perspectieven en komt daardoor niet echt tot leven. Net als een personage dichtbij komt, schiet de voorstelling een andere kant op. Dramatische momenten, zoals een heftig duet tussen Gustave en zijn overleden vrouw, krijgen hierdoor iets grotesk: emoties komen plotseling, de opbouw ontbreekt.
In andere scènes wordt met jaartallen gestrooid of een historische setting al te nadrukkelijk uitgetekend. Regisseur Fons van Rongen krijgt de spanning maar niet in de voorstelling. De muziek – met veel piano en strijkers, die de romantiek of het drama nadrukkelijk de hoogte in moeten stuwen – helpt niet mee. Het maakt dat Eiffel, ondanks humoristische bijdrages van acteur Dennis Willekens in allerlei rollen, soms meer als een geschiedenislesje voelt dan een theatervoorstelling.
Toen de hel losbarstte trok een kunstenaarsgemeenschap de kelder in. In de eerste weken na de Russische invasie van februari 2022 was het Jermilov Center in Charkiv, 25 kilometer van de Russische grens, opeens een schuilkelder. Het centrum voor hedendaagse kunst, verbonden aan de Karazin Universiteit, is een ondergrondse, beschermde plek, en daardoor geschikt. De grote ruimte waar vooraanstaande en beginnende Oekraïense en buitenlandse kunstenaars hun werk exposeren, werd een tijdelijk thuis.
Toenmalig premier Mark Rutte is er nog ontvangen, twee jaar later, door de Oekraïense president Zelensky. Donderdagavond spreekt artistiek leider Natalia Ivanova erover in het Amsterdamse debatcentrum De Balie, met andere artistiek leiders uit Oekraïne in een discussie over de betekenis van kunst in de oorlog.
„Het was zwaar,” zegt Ivanova via Zoom, „maar we wisten: wij hebben een veilige toevlucht hier. En dus hebben we alle mensen gebeld die we kenden, onze community, om ze ook een veilige haven te bieden. Om ze ook de ruimte te geven om hier even na te denken, op adem te komen, en een plan te maken. Kunstenaars zijn hele gevoelige, hele vriendelijke mensen. Het was mooi dat we voor deze groep een veilige plek konden bieden.”
Na de overwinning
De kunstenaarsgroep richtte er slaapplaatsen in, de klapstoeltjes voor lezingen werden stoelen aan de geïmproviseerde eettafel, de half ontmantelde tentoonstelling werd een speelruimte voor kinderen. Een vierkante bak zand, onderdeel van een installatie, werd een zandbak. Samen probeerden ze rust te vinden, voor zover dat kon. En terwijl ze zich nestelden, bedden opmaakten en groente sneden, kwam er een idee. Van Daniil Revkovsky, een van de kunstenaars, vertelt Ivanova. Hij stelde voor hun verblijf niet alleen als een veilige toevlucht te zien. Hij zei: ‘Hoe wij hier samenleven, of daar een poging toe doen, laten we het zien als een performance, een daad van kunst.’
We ruimen het niet op, bedacht Revkovsky. We laten alles precies zoals het is. De kinderhoek, de eettafel, de bedden: het zal een bewijs zijn van ons verblijf hier, van de tijd die wij doormaken. En we zullen het tentoonstellen „na de overwinning”, als rauwe, bitterzoete herinnering aan deze tijd. Dat moment is nog niet gekomen.
How are you werd geen installatie van een bewoonde kunstkelder, het werd een gedocumenteerde performance. Het kunstcentrum deelt foto’s van hun leven onder de grond. „Alles wat wij deden was echte kunst”, staat op de website.
Leven als performance
Was het nodig, om het verblijf in de schuilkelder als performance te zien, hielp het ze? Ivanova: „Die manier van leven is een mechanisme om jezelf op afstand te houden van de situatie waar je in zit. Het maakt het misschien zelfs, op de een of andere manier, makkelijker om te accepteren wat er gebeurt.” Dat is moeilijk, als „de bommen je om de oren vliegen en vliegtuigen je aanvallen.”
Ze lazen nieuws op hun telefoon, vertelt Ivanova, ze lazen dat Russische tanks het noorden van de stad naderden. Ze vroegen elkaar: wat doen we nu? Moeten we weg? Kunnen we weg? „Elke minuut van de dag” lazen Ivanova en de kunstenaars hoe de situatie zich ontwikkelde. „We werden er gék van.” De performance, herinnert Ivanova zich, was een manier om dat af en toe een halt toe te roepen, een manier om „de gemoedsrust in het gebouw te houden”.
Ivanova bleef in Charkiv, omdat ze nog veel plannen voor de stad heeft. Residenties voor kunstenaars, tentoonstellingen in het Jermilov Centrum; ze wil het culturele leven in Charkiv overeind houden. Sinds de invasie verwelkomt ze daarom ook voorstellingen van culturele instellingen die een bovengronds, onveilig gebouw hebben.
„Het zou gek zijn”, zegt Ivanova, als alle Oekraïeners zich nu in de eerste plaats op het beschermen van de cultuur zouden richten. Waar mensen nu vooral aan denken is: hoe te zorgen voor zichzelf, hun geliefden, hoe te overleven.” Maar ze ziet ook dat er sinds de invasie veel meer interesse is in nationale cultuur, in de vraag: wat betekent het om Oekraïens te zijn?
Ivanova denkt dat de mensen in Charkiv „hedendaagse kunst nu beter snappen” en er meer mee kunnen. „Want de kunstenaar en het publiek waar de kunstenaar het werk aan toont hebben nu een gedeelde, traumatische ervaring. Ze reflecteren op dezelfde gebeurtenissen.”
Als ze met NRC spreekt heeft ze net de tentoonstelling Sense of Safety afgesloten, een samenwerking met twintig kunstinstellingen uit twaalf landen. Daarmee wil Ivanova laten zien: de cultuur van Kharkiv is belangrijk, niet alleen voor ons, maar wij werken in een Europees cultuurweb. 31 kunstenaars deden mee, uit Oekraïne en daarbuiten, waaronder Borys Mychajlov, Pavlo Makov, Francis Alÿs, en Ahmet Öğüt. Ivanova: „Het was voor bezoekers best moeilijk te begrijpen. Er was veel mixed media-werk, er hing twee uur aan video’s.” Het ‘collectieve dagboek’ dat kunstenaar Katerina Jermolajeva inbracht in de tentoonstelling was toegankelijker: bezoekers schreven hun verhalen op over hun ‘gevoel van veiligheid’, of vooral het gebrek daaraan.
De kunstenaars waar Ivanova mee werkt „beseffen goed dat wat zij nu doen héél belangrijk is voor de toekomst”. Het is een taak van kunstenaars, vindt ze, om de gebeurtenissen vast te leggen. Om straks iets te hebben dat herinnert aan nu. Daarom gaat veel van het werk dat ze tonen gaat over de oorlog. De kunstkelder beschermt de bezoeker tegen het fysieke gevaar van de oorlog, maar biedt er geen ontsnapping aan.
Natalia Ivanova spreekt op 28 november in het Amsterdamse debatcentrum De Balie met Oekraïense collega’s. Info: debalie.nl
De Canadese rapper Drake wil juridische stappen ondernemen tegen zijn label Universal Music Group (UMG). UMG zou met Spotify hebben samengespannen om de luistercijfers van Kendricks Lamars track ‘Not Like Us’ kunstmatig op te voeren – een nummer waarop Lamar, die ook bij UMG is aangesloten, Drake aanvalt. Hoewel het nog onduidelijk is of een juridische strijd positief zal uitpakken voor Drake, legt de kwestie wel de commerciële verhoudingen in de muziekindustrie onder een vergrootglas.
Supersterren Kendrick Lamar en Drake werkten in het verleden nog wel eens samen, maar hun relatie is de afgelopen jaren flink bekoeld. De rivaliteit kwam in mei van dit jaar tot een kookpunt, toen beide rappers in korte tijd een trits aan disstracks uitbrachten, vol persoonlijke steken onder water en heftige beschuldigingen over en weer. Het Amerikaanse Billboard riep de vete uit tot ‘Hiphop’s civil war’.
Aan de ruzie lijkt voorlopig geen einde te komen. Lamar bracht afgelopen vrijdag onverwachts zijn album GNX uit, waarop hij stoïcijns doorgaat met het uitdagen van Drake (en een hoop andere rappers). Het werd door publiek en pers zeer lovend ontvangen. Dinsdag werd bekend dat Drake van plan is om meerdere juridische stappen te ondernemen tegen UMG.
Lees ook
Heeft de hiphop een nieuwe ‘burgeroorlog’?
Samenspanning en laster
Drake beschuldigt UMG en Spotify ervan samen doelbewust de disstrack ‘Not Like Us’ van Lamar te hebben opgestuwd, door middel van het inzetten van ‘bots’ die de luistercijfers zouden hebben beïnvloed. De hoge streamingscijfers van ‘Not Like Us’ op Spotify (boven de 900 miljoen) zouden dus deels nep zijn. „UMG ontwierp, financierde en voerde een plan uit om van ‘Not Like Us’ een virale mega-hit te maken”, schrijven Drake’s advocaten, „met de intentie om de schade aan Drake en zijn bedrijven te gebruiken om consumentenhysterie te creëren en, uiteraard, enorme inkomsten te genereren. Dat plan slaagde, waarschijnlijk beter dan UMG zich ooit had kunnen voorstellen.”
Ook beschuldigt Drake UMG ervan betaalde influencers te hebben ingezet ter promotie van de disstrack. Drake’s muziek zou daardoor ondergesneeuwd zijn geraakt. Lamar noemde Drake op ‘Not Like Us’ bovendien een „certified pedophile” en een „predator”. Dit had UMG ertoe moeten zetten om de track niet (of aangepast) uit te brengen, aldus Drake.
Aan het Amerikaanse blad Billboard laat UMG weten dat „de suggestie dat UMG iets zou doen om een van haar artiesten te ondermijnen beledigend [is] en onwaar.” En: „Geen enkele hoeveelheid absurde juridische argumenten kan verhullen dat fans de muziek kiezen die zij willen horen.” Het gaat hier overigens nog niet om een formele rechtszaak, maar om een zogeheten ‘pre-action filing’, een voorbereiding op een rechtsgang. Lamar is zelf geen gedaagde, Drake richt zich alleen op het label.
Ruziemoeheid
Waar hiphopfans in mei nog flink smulden van ‘hiphop’s civil war’, omdat die in korte tijd veel goede muziek opleverde, lijkt er nu toch wat ruziemoeheid te ontstaan. Zo gaan er virale video’s rond waarin Lamar op humoristische wijze wordt neergezet als een paranoïde rapper die maar niet kan stoppen met dissen. Aan de andere kant is het not done om een rapbeef uit te vechten in de rechtszaal. Dat wordt Drake door fans op sociale media dan ook niet in dank afgenomen – hij zou een slechte verliezer zijn.
De aantijging brengt ondertussen wel de rol van enorme labels als UMG en de commerciële verhoudingen in de muziekindustrie onder het voetlicht. Zo werpt het de vraag op of het wenselijk is dat de twee grootste rappers ter wereld bij hetzelfde label zitten. De online nu veel besproken verdenking dat de ruzie tussen Lamar en Drake een commerciële publiciteitsstunt van UMG is geweest, wordt zo alleen maar opgestookt.
De kwestie werpt ook opnieuw vragen op over de toegankelijkheid van muziek in het digitale tijdperk. Spotify speelt een naar monopolie neigende rol in de muziekindustrie en de consument moet er maar op vertrouwen dat de Zweedse streamingdienst iedere artiest gelijkwaardig behandelt. Als nu zou blijken dat dat niet gebeurt, schaadt dat muzikanten. De zeer succesvolle Drake zou er zelf weinig financiële hinder van ondervinden, maar dat geldt niet voor alle artiesten.