‘Als universiteit hebben we steken laten vallen. Dat moffelt dit huidige bestuur níét onder het tapijt’, zegt de Leidse collegevoorzitter Ottow

Het gesprek met collegevoorzitter Annetje Ottow is een kwartier bezig als buiten gejoel klinkt. „Ah, dat zal de walk-out zijn”, zegt ze terwijl ze naar het raam loopt. Evenals in andere steden ook in Leiden een groep studenten en docenten de collegezalen uitgelopen om te eisen dat de universiteit per direct alle banden met Israëlische instellingen verbreekt.

Op het moment dat de demonstranten zich aan de gracht en nagenoeg onder haar raam hebben opgesteld, zegt Ottow (59): „Dit protest past helemaal in deze tijd van verandering, eigenlijk net zoals wij als universiteit in een transitie verkeren. Daar moet je als bestuur ruimte aan geven.” Zichtbaar tevreden met de ordentelijkheid van het protest, sluit ze na een paar minuten het raam en gaat weer zitten. Een glaasje water bij de hand.

Op tafel ligt het ruim vijftig pagina’s tellende rapport van een interne commissie die onderzoek deed naar het gedrag van een Leidse hoogleraar, die voor haar werk eerder de Spinozapremie ontving. NRC onthulde vorige week dat het ging om langdurig grensoverschrijdend gedrag door de archeoloog Corinne Hofman en haar man, tot een paar jaar geleden werkzaam aan dezelfde faculteit als hoofddocent en sindsdien met pensioen. De onderzoekers en Ottow noemen geen namen, maar spreken van „Persoon A” en haar partner, „Persoon B”.

Het rapport liegt er niet om. Op basis van gesprekken met negentien melders en elf vakgenoten schetsen de onderzoekers een onthutsend beeld van onder meer pesten (zoals het bespotten van overgewicht, mensen „nutteloos” noemen en ridiculiseren van geleverd werk), intimidatie (schreeuwen, woede-uitbarstingen, agressief taalgebruik in e-mails en dreigen met schade aan loopbaan) en zwangerschapsdiscriminatie gedurende meer dan twintig jaar.

In de woorden van de onderzoekers: het is „aannemelijk” dat het tweetal „langdurig ongewenst en veelal grensoverschrijdend gedrag” vertoonde en dat de twee daarmee „anderen hebben belemmerd en beschadigd”.

Even aannemelijk acht de onderzoekscommissie het dat de twee „de wetenschappelijke integriteit” hebben geschonden tijdens veldwerk in het buitenland door onder andere „het gewelddadig en zonder vergunning ontvreemden van menselijke resten”. Dit om er later nader onderzoek naar te kunnen doen.

Daarnaast vond „uitbuiting” plaats van studenten en promovendi „vanuit een machtspositie”. Zo drong het tweetal aan op verwijzingen naar hun eigen publicaties en maakten ze onterecht aanspraak op co-auteurschap van artikelen.

Wat trof u het meest?

„Dat het zo lang heeft kunnen duren en dat er zo veel mensen door zijn geschaad. Daar ben ik van geschrokken. Het doet iets met je, ook als bestuurder.” Ze heeft zich afgevraagd hoe het toch mogelijk is dat dit niet eerder naar buiten is gekomen. „Het is geen eenmalig iets, het heeft zich keer op keer voorgedaan. Waar zit ’m dat in?”

Wat is het antwoord op die vraag?

„Een aspect is dat er in de hele wetenschap te veel aandacht en bewondering is voor individuele prestaties. We geven prijzen en subsidies aan toonaangevende individuen. Het is goed dat we excellente wetenschappers waarderen, maar daar kan een persoonsverheerlijking van uitgaan. Daarin zie ik een duidelijke parallel met de publieke omroep. Verder ligt er soms te veel onderzoeksgeld in handen van een kleine groep mensen die ook nog eens belangrijke bestuurlijke functies hebben. Dat leidt tot ongezonde machtsverhoudingen.”

Over al die aspecten zijn meldingen en signalen gemist door leidinggevenden.

„Ja. Daar wil ik heel duidelijk over zijn, dat wij als universiteit steken hebben laten vallen. Dat moffelt dit huidige bestuur níet onder het tapijt. Het is ook één van de belangrijkste redenen om dit rapport integraal te publiceren. En dat is echt een trendbreuk, waar we het binnen het bestuur uitgebreid over hebben gehad. Het past ook in deze tijd van transparantie én de melders hebben er zelf nadrukkelijk om gevraagd, zodat ze er in hun verdere carrière bij vragen altijd naar kunnen verwijzen.”

De commissie stelt als oplossing „heling” voor tussen de twee archeologen en andere betrokkenen. Toch wilt u haar ontslaan. Waarom?

„Er is gewoon te veel gebeurd. Maar hun vertrek lost uiteraard niet alle problemen bij archeologie op.”

Sterker: iedereen die wij spreken zegt: „Het probleem zit veel dieper en is wijdverspreid binnen de hele faculteit.” Herkent u dat?

„Laat ik het zo zeggen: er is een cultuurverandering nodig.”

Een paar door ons achterhaalde voorbeelden. Een hoogleraar archeologie die actief collega’s ronselt om samen de benoeming van een collega tot hoogleraar te dwarsbomen.

Afgemeten: „Wij realiseren ons dat er veel werk te doen is op de faculteit.”

Was u op de hoogte van dit geval?

„Ik ben niet van elk detail op de faculteit op de hoogte.”

Voorbeeld twee: een hoogleraar die al járenlang bekendstaat om zijn relaties met studentes waarvan iedereen op de faculteit weet. U ook?

„Ik vind dit… We hebben het nu over de publicatie van dit rapport.”

En dat rapport concludeert nadrukkelijk dat wangedrag plaatsvond in een omgeving die „dat mogelijk maakt en zelfs faciliteert”.

„We zijn er nog niet. Dat is duidelijk.”

Had u geen onderzoek in moeten stellen naar de hele faculteit, waarin liefdes, vriendschappen en werkrelaties door elkaar heen lopen?

Ottow zucht.

Als voorbeeld: een voor het onderzochte duo ontlastende verklaring in het rapport komt van hun eigen zoon die „vaak” is mee geweest bij veldonderzoek.

„Dat heb ik ook gelezen in het rapport.”

Wat dacht u?

„Dat er strengere regels nodig zijn voor veldwerk. En die hebben we ook, sinds een paar jaar.”

Voorbeeld drie: tegen weer een andere hoogleraar archeologie werden eerder al meldingen gedaan wegens diefstal van archeologisch materiaal in het buitenland, waarvan ook u op de hoogte bent.

„Ik ga nu niet in op allerlei individuele casussen. Ik word op dit moment door heel veel verschillende mensen benaderd, juist ook omdat we aandacht aan deze problematiek besteden en er transparant over zijn. We zullen bij de faculteit archeologie doen wat noodzakelijk is. En misschien is dat meer dan wij denken dat er op dit moment nodig is.”

Ze vertelt dat het bestuur momenteel bezig is om een extern bureau te selecteren dat gesprekken moet gaan voeren op de faculteit op basis waarvan een plan van aanpak zal worden gemaakt.

Eind 2022 zaten we hier naar aanleiding van een gelijkende casus bij sterrenkunde. Bent u er zeker van dat deze problematiek nu alleen bij de faculteit archeologie speelt?

„Dat weet je nooit zeker. Bij een grote organisatie als onze universiteit spelen altijd wel zaken, maar zover ik weet niet van deze aard en omvang.”

Opnieuw wijst ze op het veranderingsproces waar ze mee bezig is. „Na de vorige zaak heb ik tegen u gezegd: ‘Ik verwacht dat er nog wel meer mensen gaan opstaan die dat misschien eerder niet hebben gedurfd.’ Ik sluit niet uit dat dat nu weer gaat gebeuren. En dat is prima, als dat gebeurt.”

Het rapport meldt dat de misstanden bij archeologie deels bekend waren bij uw voorganger, Carel Stolker. Heeft u hem daarop aangesproken?

Na een paar ontwijkende antwoorden, valt ze even stil. Ze weegt, niet voor het eerst tijdens het gesprek, nadrukkelijk haar woorden. Dan: „Ik heb wel eens tegen hem gezegd: ‘Ik vind het heel jammer dat er nu zoveel zaken naar boven komen en dat we dus nu met z’n allen dit probleem moeten oplossen.”

Wat was daarop zijn reactie?

Ze glimlacht. „Dat blijft tussen ons. En het gaat erom wat dit college nu doet.”

Zijn er ook krachten binnen de universiteit die vinden dat u de problemen binnenskamers moet houden?

Ze leunt even achterover en zegt dan: „Ja, die zijn er. Er zijn mensen die in het oude systeem werkten en daaraan gewend waren. Die zien dat zaken veranderen en voelen zich bedreigd. Dat zijn mensen die het niet prettig vinden dat wij nu bijvoorbeeld met dit rapport zo naar voren stappen.”

Trekken ze u aan uw jasje op een receptie?

„Laat ik het zo zeggen: je wordt als bestuurder af en toe onder druk gezet. Dat is het enige wat ik erover wil zeggen.” Dan na een slok water: „Het vergt doorzettingsvermogen om te zorgen dat die veranderingen blijvend zijn. Daar zal ik me hard voor blijven maken.”

Is het nog leuk om bestuursvoorzitter te zijn?

„Leuk is niet het woord. Ik voel me heel erg verantwoordelijk om te zorgen dat we als bestuur het goede doen. En dat deze universiteit de tand des tijds kan doorstaan en ook meebeweegt met wat er maatschappelijk nodig is.”


Lees ook
UvA stelt ‘anti-woke’-docent Laurens Buijs op non-actief vanwege ‘bedreigende’ berichten aan collega’s

UvA-docent Laurens Buijs is door zijn werkgever op non-actief gezet.