Gemarginaliseerd zijn maakt je nog geen heilige, toont Back to Back Theatre

Het podium van Multiple Bad Things bevat een curieuze mix van onderdelen: links een tafel met laptop en beeldscherm waarop een spel Solitaire openstaat. In het midden een buizenstelsel dat het binnenwerk van een grote tent zou kunnen worden. En rechts een opblaasbed in de vorm van een roze flamingo. Eerst komt er een man op die achter de tafel gaat zitten en verkondigt dat er altijd pijn en lijden is. „Dat begint al bij de geboorte.” Een andere man gaat innig tevreden op de flamingo liggen en een vrouw begint ijverig losse buizen aan het staketsel te bevestigen.

De acteurs behoren tot een bijzonder gezelschap: de vrouw loopt met gedraaide voeten, een man houdt zijn blik naar de grond, hun spreken wordt in dezelfde taal boventiteld. Het Australische Back to Back Theatre is een huis voor acteurs die zich identificeren als personen met een mentale of fysieke handicap of als neurodivers. De groep is een vaste gast op het dit weekend weer begonnen Brusselse Kunstenfestivaldesarts, de Belgische evenknie van het Amsterdamse Holland Festival, dat ijvert om de hele maand mei hedendaags theater, dans, performance en beeldende kunst uit 32 landen onder de aandacht van een breder publiek te brengen.

Twee jaar geleden speelde Back To Back Theatre in Brussel (en later op Noorderzon) het fantastische en wereldwijd met lof overladen The Shadow Whose Prey the Hunter Becomes, waarin ze op geestige en slimme wijze aan de orde stelden wie eigenlijk de ‘normale mensen’ zijn. „Normale mensen zijn niet normaal”, was hun prikkelende overtuiging.

Gewaagde poging

De vraag wat normaal en wat geaccepteerd is, ligt ten grondslag aan alles wat ze maken. Multiple Bad Things doet een gewaagde poging die vraag in eigen kring te stellen. Maar anders dan bij de voorganger is er maar één verhaallijn en is er minder focus, door periodes waarin er in stilte wordt gebouwd aan de constructie.

De vierde persoon op de vloer is een vrouw die zich identificeert als „divers”. Maar anders dan de andere drie vertoont ze geen zichtbare beperking in haar bewegingen en articuleren. Wat de man op de flamingo doet opmerken dat zij door haar uiterlijk en lichamelijke kracht de luxe heeft van keuzes in het leven. Zij werpt tegen dat je dat niet aan de buitenkant kan zien.

Vervolgens ontwikkelt zich een grimmig conflict, waarin zij met haar pesterijen de makkelijk te ontregelen man de zenuwen bezorgt. „Jullie klagen alleen maar”, zegt ze. Het is een ongemakkelijk schouwspel, deze ongelijke strijd, die eindigt als de man voor dood gaat liggen. Het is een rake methode om aan de orde te stellen dat ook leden van gemarginaliseerde groepen andere leden van gemarginaliseerde groepen kunnen aanvallen en beschadigen.

Gemarginaliseerd zijn maakt je nog geen heilige is de schurende boodschap. Wat ontbreekt is aandacht voor het waarom van het gedrag van de pester. Pijn is een gegeven, zoals de man die met koptelefoon op zijn spelletje kaart speelt, nog enkele malen verkondigt.

De ontreddering over deze vorm van beschadiging toont de tweede vrouw, als ze zegt: „Ik begrijp dit spel niet.” Zij zet haar bouwwerk voort, en richt de constructie, die ze samen zouden voltooien, uiteindelijk in haar eentje op.