Thomas Nondh Jansen (39) werd geboren in Bangkok en op tweejarige leeftijd geadopteerd door een Nederlands gezin. ‘Thuis’ werd een belangrijk thema in zijn leven en, toen hij later fotograaf werd, zijn werk. In zijn fotografie hebben objecten altijd de hoofdrol gespeeld. De spaarzame menselijke elementen in zijn werk – een hand die een ruitenwisser vasthoudt, vingers die een knikker wegschieten of een enkel oog dat tussen een stapel boeken doorkijkt – staan in dienst van de gebruiksvoorwerpen.
Eerder maakte hij het fotografisch kinderboek De olifant die niet wist of hij verdwaald was. Het olifantje dat de hoofdrol heeft vond hij in de tuin van buren. In dit boek onderzocht hij vragen waar hij in zijn jeugd mee worstelde als ‘wie ben ik?’ en ‘waar ben ik thuis?’ Toen de wereld tijdens de covid-pandemie op slot ging, kwamen nieuwe vragen op. „Ik vroeg me af: ‘wat betekent thuis nou eigenlijk voor mij?’” Inmiddels heeft Jansen zelf een gezin en is zijn thuis een plek van warmte en vrolijkheid. Ook is het de plek waar hij zich nog steeds kan verwonderen. Jansen: „Ik vind bijvoorbeeld afwassen een heel mooi iets. Met die kleuren, dat sop. We hebben nu een afwasmachine en dat vind ik eigenlijk wel jammer.”
Sinds hij in 2020 met de fotoserie Huiskamersafari begon, wil Jansen met humor de verborgen schoonheid van het dagelijks leven laten zien. Een stapel mokken die lachend een radslag lijken te maken, een koelkast vol tomaten die zich lijken te hebben vermenigvuldigd of een zure mat die zich heeft vermomd als rol plakband. Stillevens waar tóch beweging in lijkt te zitten.
„Ik houd erg van het alledaagse. In huis kunnen we heel veel zien waar we overheen kijken en juist die voorwerpen zet ik centraal. Dan vraag ik me af: wat kun je nou met een vorm? Hoe kan ik kleur, licht, fantasie en compositie gebruiken om de schoonheid van het alledaagse te verbeelden? Dus het is een lang proces van lijmen, plakken en stapelen. Voor de snoeptape heb ik allemaal zure matten met spijkertjes vast gezet, dat duurde eindeloos. En er gaat heel veel kapot. Voordat de boog met koffiekopjes precies zo was als ik wilde, zijn er tientallen gesneuveld. Maar ik gooi niets zomaar weg. Na het voltooien van de foto met de tomaten hebben we wekenlang tomatensap, -soep en -saus gegeten.”
De serie, genomineerd voor de prestigieuze fotografieprijs van het International Festival of Fashion & Photography, is van 24 mei tot 7 juli te zien in de Grote Kerk in Alkmaar.
‘Het is koud, en wanneer het enorme metalen dak ratelend openschuift wordt het nog kouder. Ik bibber, ondanks mijn dikke jas, handschoenen en de sjaal van mijn zus. […] Er is steeds meer te zien van de nachtelijke hemel. Dan stopt het geratel en keert de stilte terug, op een uil in de verte na. De grond onder mij begint te bewegen. De 100-inch telescoop draait langzaam, totdat zijn objectief naar de open koepel wijst.”
Deze – oorspronkelijk Engelstalige – tekst komt uit Blinking Myself Awake, het intrigerende nieuwe boek van de Belgische fotograaf Bieke Depoorter. Daarin zijn teksten – dagboekaantekeningen en verhalen over de geschiedenis van de astronomie – net zo belangrijk als de foto’s: sterrenkijkers in actie, landschappen, de nachtelijke hemel, glasplaten met afbeeldingen van de maan. De koepel die ze beschrijft is die van de Mount Wilson Observatory, een sterrenwacht op ruim 1.700 meter hoogte in Californië. Ze kijkt daar in de herfst van 2023 door een van de oudste en grootste telescopen ter wereld naar het Andromedastelsel, naaste buur van de Melkweg, zo’n 2,5 miljoen lichtjaar verwijderd van de aarde.
De afgelopen jaren tuurde ze door vele telescopen, sommige in achtertuintjes van fanatieke amateurs, sommige in ’s werelds beste observatoria, samen met ’s werelds beste astronomen. Maar, zo schrijft ze over deze dag op Mount Wilson: „Nog steeds voel ik me niet getroost door de kosmos. Ik geniet er niet van om diep in het verleden te kijken, zoals astronomen dat doen.”
Bieke Depoorter (38), verbonden aan fotocollectief Magnum Photos, had nooit een bijzondere interesse in astronomie, vertelt ze in een Zoom-gesprek, maar raakte de laatste jaren geobsedeerd door mensen die het heelal observeren. Ze ontmoette sterrenkijkers en bezocht observatoria. Ze bestudeerde de geschiedenis van de astronomie: de verhalen van mannen als Galileo Galilei en William Herschel. En van de vrouwen die hen ondersteunden en die een belangrijke rol speelden in een aantal ontdekkingen, zoals Herschels zus Caroline en The Harvard Computers, een groep vrouwen – onder anderen Williamina Fleming, Annie Jump Cannon en Antonia Maury – die eind negentiende eeuw de data van astronoom Edward Charles Pickering vastlegde.
Depoorter begon te beseffen dat haar nieuwe obsessie verband hield met herinneringen uit haar kindertijd, die door trauma verloren waren gegaan. In het boek wordt dat trauma alleen aangestipt. Depoorter: „Ik hou het subtiel. Voor mij gaat het vooral over de fragiliteit van herinneringen. Wat doe je als je geen heldere herinneringen hebt van iets? Wat doe je als je omgeving je misschien niet gelooft? Geloof je jezelf? Hoe ga je daarmee om?”
Foto’s: Bieke Depoorter / Magnum Photos
In Blinked Myself Awake onderzoekt ze in een persoonlijk verhaal de kwetsbaarheid van het geheugen, en vond in het kijken naar de sterren een parallel: „Naar de sterren kijken is als kijken naar het verleden. Het licht dat wij zien, kan al duizenden lichtjaren geleden vertrokken zijn. We zien een ster die misschien al verdwenen is. Wat me fascineert is hoe astronomen zochten naar bewijsmateriaal voor hun bevindingen. Voor de fotografie werd uitgevonden, werd het heelal weergegeven in tekeningen en notities. Toen fotografie ook door de wetenschap gebruikt werd, konden astronomen sterren op beeld vastleggen. Het ultieme bewijs dat wat ze zagen er ook echt was. Maar hoe betrouwbaar is dat dan? Legt fotografie de waarheid vast?”
Gevoel van controle
Waar ze eigenlijk naar op zoek was, zegt ze, is hoe je je dingen op een correcte manier kunt herinneren. In het boek schrijft ze over haar jarenlange gewoonte om gesprekken op te nemen. „Ik pak mijn telefoon en laat hem [haar vriend, red] de ongeorganiseerde folder met audio-opnamen zien die ik heimelijk in mijn dagelijkse leven maak. Het is een lange lijst, honderden bestanden van de afgelopen jaren met titels als ‘Psycholoog’, ‘Gesprek met Tom’, ‘Gesprek met moeder’, ‘Kerstavond’ […]. Terwijl ik scroll en de folder door zijn ogen zie, realiseer ik me hoe vreemd deze gewoonte eigenlijk is, mogelijk ook onethisch. Ik voel me blootgesteld en schaam me. […]” Inmiddels is ze hiermee gestopt, vertelt ze, maar de opnames gaven haar lange tijd een gevoel van zekerheid. Ze begon ermee tijdens een ongemakkelijk gesprek met ____ (zo omschrijft ze een persoon in haar boek, die met haar trauma verweven is), zonder precies te weten waarom. „Ik denk dat het me een gevoel van controle gaf.”
Haar aandacht verschoof geleidelijk van het observeren van de mensen die de sterren observeren naar het zélf kijken naar het heelal. „Ik denk dat ik steeds meer het gevoel kreeg dat ik mijn trauma durfde aan te kijken, en dat daarmee de herinneringen terugkwamen. Ik kon het verleden zien voor wat het was.”
De fotoredactie van NRC selecteert elke week de indrukwekkendste, mooiste en beste nieuwsfoto’s die binnenkomen op de redactie. In de week dat verkrachtingsslachtoffer én feministisch icoon Gisèle Pelicot zich voor het laatst uitsprak in de rechtszaal, speelde tennisser Rafael Nadal zijn laatste wedstrijd, barstte er voor de zevende keer in een jaar tijd een vulkaan uit op het IJslandse schiereiland Reykjanes en keerde het 14e-eeuwse beeld De maagd van Parijs weer terug naar de Notre-Dame.
De Pier op Scheveningen. Vraag er een Hagenaar of Hagenees naar, en de kans is groot dat hij er de afgelopen jaren zelden is geweest, maar wél een mening over heeft. De Pier is immers het boegbeeld van de stad – een voorloper werd in 1901 gebouwd, de huidige pier stamt uit 1961.
Maar de Pier is ook, zoals het in ambtelijke taal heet „aan het einde van zijn economische en technische levensduur”. Opnieuw, net zoals in de jaren zestig, tachtig en tien, is er discussie over wat er dán moet gebeuren met het strandhoofd.
„Hij hangt letterlijk op plekken met ducttape aan elkaar”, zegt fotograaf Elvira Smit. Ze fotografeert vooral stedelijke landschappen, en is al jaren gefascineerd door plekken die mensen niet opmerken of „expliciet lelijk zijn”. Als parttime Hagenaar maakte ze regelmatig foto’s van de Pier: „Het contrast tussen een gebouw dat is gebouwd voor zonnige dagen en het gebrek aan doelmatigheid in de winter, vind ik interessant.”
Sommige gedeeltes dreigen onveilig te worden, schreef Re:Born aan de gemeenteraad. En hoewel het reuzenrad en de zipline populair zijn, is de Pier niet rendabel. De eigenaar wil een viersterrenhotel, een familiehotel, een spa en een ruimte voor conferenties toevoegen. De komende maanden zullen het Haagse college en de gemeenteraad een besluit nemen over de plannen.
Over wat er met het wandelhoofd moet gebeuren, spreekt Smit zich niet uit. Al vindt ze de allereerste pier uit 1901, het houten wandelhoofd dat toen nog in het verlengde van het Kurhaus lag, wel de allermooiste versie van de Pier.
Smit wil met haar foto’s mensen vooral aan het denken zetten over de houdbaarheid van de gebouwde ruimte: „Iets wordt neergezet met een idee, de architect heeft een ideaal. Maar past dat een paar decennia later nog? Wat is de aantrekkingskracht van zo’n plek?”