Afgelopen zondag herdachten Frankrijk en Duitsland in Parijs hun memorabele daad van verzoening. Het werd het vlekkeloze feestje waar beide buurlanden behoefte aan hadden, na maanden van wantrouwen, onbegrip en soloacties door zowel Berlijn als Parijs. Een volle dag verschenen president Emmanuel Macron en bondskanselier Olaf Scholz, opvolgers van de sluiters van het ‘Vriendschapsverdrag’, De Gaulle en Adenauer, samen glimlachend in het openbaar. De eerste vierde, zoals in zijn taal gebruikelijk, het Frans-Duitse „koppel”; de tweede koos het beeld van de „motor”, een „geoliede compromissenmachine”, die soms pruttelt en lawaai maakt.
De Russische oorlog in Oekraïne zet alle verhoudingen op ons continent onder druk, ook de Frans-Duitse relatie. Europa’s geografische zwaartepunt verschuift oostwaarts, met de belofte van EU-lidmaatschap aan Oekraïne, Moldavië en (ooit) Georgië. Deze beweging plaatst Duitsland in het midden en laat Frankrijk achter op de westelijke, Atlantische flank. In hun relatie wringt dat. Alsof één partner wil verhuizen en de ander niet.
Bovendien draait sinds de invasie veel acute besluitvorming, ook in EU-verband, om defensie en energie. Op deze twee velden lopen Franse en Duitse visies en belangen sterk uiteen. Koop je extra wapens ‘op de plank’ in de VS (Berlijn) of stimuleer je industrie in Europa, de facto veelal: Frankrijk (Parijs)? Zijn kerncentrales vervuilend (Berlijn, vooral de Groenen) of bron van CO2-arme energie (Parijs)? Voer voor bittere ruzies.
Tegen deze achtergrond kreeg de herdenking zondag een grote lading, meteen voelbaar in het van opluchting klaterende applaus waarmee de in de Sorbonne-universiteit verzamelde ministers, parlementariërs en jongeren de aankomst van Macron, Scholz en beide parlementsvoorzitsters begroetten.
Het verklaart ook waarom deze sprekers elk het volle gewicht van de geschiedenis opriepen. Grote woorden, denkt een Nederlandse toehoorder licht. Maar enkel de historische emotie kon de actuele malaise verdrijven.
Yaël Braun-Pivet, voorzitster van de Franse Assemblée, vertelde hoe zij als kleindochter van een uit nazi-München gevluchte Jodin in haar jeugd Duitse woordjes van omaliefde hoorde. De slag bij Verdun uit de Eerste Wereldoorlog kwam voorbij, maar ook het Verdrag van Verdun uit 843, dat Karel de Grotes keizerrijk opknipte in een Frankisch, Lotharingisch en Germaans stuk. Oude breuklijnen. De Sorbonne kreeg een rol, als plek waar Macron in 2017 een grote Europa-rede hield, door Scholz afgelopen zomer aan de Praagse Karelsuniversiteit beantwoord, maar ook als oord dat reeds in de Middeleeuwen jonge mensen uit heel Europa aantrok, georganiseerd in een ‘Franse’ (Frankrijk en Zuid-Europa) en ‘Duitse’ (de Duitse en Slavische landen) groep. Zodoende maakt voor beide landen ‘Europa’ sinds 1945 spanningen en verschillen beheersbaar. Een viering waard.
Maar ook de toekomst moet gestalte krijgen. Op de publieke plechtigheid in de Sorbonne volgde een besloten Frans-Duitse ministerraad, uitmondend in een gezamenlijke verklaring. Hier zie je de werkingskracht van de geritualiseerde vriendschap. Vroeger getoonde moed à la De Gaulle en Adenauer spoort de opvolgers aan om aan ‘Europa’ voort te bouwen (zie Macrons en Scholz’ gezamenlijke feestbijdrage aan de FAZ en Journal Du Dimanche). Ook dwingt het vooruitzicht van de hoge ontmoeting elk ministersduo – van industrie, defensie, etc. – op zoek te gaan naar projecten, synergie, akkoorden. Zo krijgt de lege rituele vorm beleidsmatig inhoud.
In de lijst voornemens voel je onmiddellijk waar anno 2023 de ambitie en drive zit, welke ploegen in Parijs en Berlijn elkaar hebben gevonden. Helaas niet die op defensie, ondanks de oorlog; misschien verandert het met de nieuwe Duitse minister op dat ministerie. Gedeelde ambitie is er wel op het thema EU-instellingen, waar Berlijn én Parijs verdragswijzigingen voor een meer weerbare en werkbare EU omarmen. Maar meer nog zit de dynamiek op het thema industrie en groene energie, de verantwoordelijkheid van beide ministers Bruno Le Maire en Robert Habeck, sterke figuren in eigen land.
Waterstofproductie op grote schaal, nieuwe pijpleidingen, een continentaal elektriciteitsnetwerk, massale investeringen in kernfusie (en de ruzie over kernenergie tussen haakjes) – met schone energie willen Parijs en Berlijn aan de slag. Vanwege klimaat en oorlog ligt daar het project voor de toekomst. In zulke plannen resoneert bovendien al een gedeeld verleden. Immers, Fransen en West-Duitsers begonnen hun Europese verzoening, aanloop naar het Vriendschapsverdrag, vanaf 1950 onder een dak van staal en kolen. Ook toen wees energie de weg.
Luuk van Middelaar is politiek filosoof en historicus.
Wat wil Israël met zijn Gaza-oorlog? Of liever gezegd, wat willen premier Netanyahu en zijn medestanders, want er zijn er genoeg in Israël die klaar zijn met de oorlog. Ja, Hamas vernietigen om een volgend 7 oktober te voorkomen, en de gijzelaars vrij. Maar na ruim een jaar van genadeloze bombardementen is Hamas nog enigszins in leven, bestaat nauwelijks tot geen hoop dat gijzelaars levend vrijkomen en lijkt oorlog nog het enige oorlogsdoel. Een plan voor na de oorlog is er niet, of misschien wel maar goed verborgen.
Een apocalyptische woestenij, schreef EU-buitenlandchef Josep Borrell vorige week vrijdag op zijn blog. Ik zie het op de beelden uit de Gazastrook. Hij is lang de enige niet die in dergelijke termen of zwaardere spreekt over de toestand van het Palestijnse gebied. „In Gaza is een genocide gaande”, zei de Jeruzalemse Holocausthoogleraar Amos Goldberg in deze krant. Op een webinar zag ik zijn collega (Brown University) Omer Bartov vorige week hetzelfde betogen. Niet zozeer om de tienduizenden doden maar om de „systematische verwoesting” die aan de gang is, „niet alleen van huizen en van plaatsen waar Hamas kan zijn geweest maar universiteiten, scholen, moskeeën, musea, en woningen en infrastructuur”. Met de opzet het gebied onbewoonbaar te maken, het de Palestijnen onmogelijk te maken er nog te leven als een groep, een karakteristiek van genocide.
Voor het eerst gebruikte vorige week ook een VN-commissie de term genocide voor de oorlog in Gaza. Israëls oorlogvoering „is in overeenstemming met de karakteristieken van genocide”; Israël „gebruikt uithongering als oorlogsmethode en legt het Palestijnse volk collectieve bestraffing op”, aldus het rapport van de Speciale Commissie die sinds 1968 de Israëlische praktijken in bezet gebied onderzoekt.
Nog een rapport, 154 bladzijden vol ellende, van Human Rights Watch, Hopeless, Starving and Besieged: Israel’s Forced Displacement of Palestinians in Gaza. Geen genocide in dit rapport maar oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. HRW wijst onder veel andere op de massale verplaatsingen van bijna de hele bevolking op bevel van het Israëlische leger.
Ik zie niet hoe iemand de Gaza-oorlog vandaag nog kan verdedigen. Maar wie doet er ook iets aan? Of probeert tenminste iets te doen?
In elk geval niet het land dat het meeste verschil zou kunnen maken, beste bondgenoot/wapenleverancier Amerika. De dertig dagen die Washington Israël half oktober gaf om in de eerste plaats meer humanitaire hulp te geven, waren vorige week voorbij zonder enige beweging van Israëlische kant, constateerden hulporganisaties. Niettemin maakte Washington bekend geen consequenties te verbinden aan wat er met zijn wapens wordt aangericht.
Niet de Arabische en islamitische vrienden van de Palestijnen. Hun top in Riad onderstreepte tien dagen geleden de noodzaak van een duurzame vrede en riep de internationale gemeenschap op actie te ondernemen.
En vast ook niet de verdeelde Europese Unie. EU-buitenlandchef Borrell pleit er wél voor: een invoerverbod voor producten uit de illegale Israëlische nederzettingen in bezet gebied, opschorting van de politieke dialoog met Israël. Ik zou zeggen, trek uw conclusies uit de antwoorden van de Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken en van Ontwikkelingshulp op vragen van GroenLinks-PvdA over „recente ontwikkelingen in Israël-Palestina”. In mijn (zonder twijfel vooringenomen) superkorte samenvatting: de situatie is zorgelijk, en we dringen er bij de Israëlische regering op aan zich aan het internationaal recht te houden.
Nou, dat zal wel helpen. Arme Gazanen, daar in die apocalyptische woestenij. De oorlog gaat door om God weet wat te bereiken. Het wordt winter. Zoek het maar uit. De wereld gaat niets doen voor jullie.
„Moeders, dochters, wij zijn de toekomst.” Een Afghaans protestlied klinkt dinsdag door de Grote Kerk in Amsterdam, waar de zeventienjarige Afghaanse activist Nila Ibrahimi de Internationale Kindervredesprijs in ontvangst neemt. De stichting KidsRights reikte de prijs eerder uit aan onder meer de Pakistaanse vrouwenrechtenactivist Malala Yousafzai en de Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg.
Ibrahimi was dertien jaar oud toen de toenmalige Afghaanse regering in maart 2021 meisjes en vrouwen verbood in het openbaar te zingen, op het moment dat de Taliban steeds verder oprukten. Nadat vrouwen zich op grote schaal online tegen de wet verzetten, trok de regering de wet weer in. Een filmpje waarin Ibrahimi een lied zingt over meisjes die naar school willen, ging de wereld over.
Die zomer viel Kabul, en Ibrahimi vluchtte met haar familie naar het buitenland. Ondanks progressieve beloftes geldt het bewind van de Taliban als een van de meest onvrije ter wereld voor vrouwen. Vanuit Canada werkt Ibrahimi nu aan verschillende initiatieven om Afghaanse vrouwen een stem te geven.
Ibrahimi vertelt de dag voor de uitreiking het kantoor van de Oude Kerk aan NRC over haar deelname aan de ‘zangbeweging’ en over hoe ze vanuit het buitenland opkomt voor vrouwen in Afghanistan. „Online activisme helpt, het houdt de hoop in leven.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="De 17-jarige Nila Ibrahimi ontving dinsdag de Internationale Kindervredesprijs.
Foto Hedayatullah Amid
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="De 17-jarige Nila Ibrahimi ontving dinsdag de Internationale Kindervredesprijs.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Nila Ibrahimi werd bekend toen een video waarin ze een protestlied zingt de wereld over ging.
Foto Hedayatullah Amid
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Nila Ibrahimi werd bekend toen een video waarin ze een protestlied zingt de wereld over ging.
Wat betekende die anti-zangwet voor jou persoonlijk?
„Zingen was een groot deel van mijn leven, mijn identiteit. Ik ging naar een school die veel met muziek deed. Zo kwam ik in een muziekgroep terecht, de Sound of Afghanistan. Toen dat van me afgepakt werd, was ik bang dat dat zou leiden tot nog strengere wetgeving, als het toegelaten zou worden. Dus ik moest wel in opstand komen.”
Ibrahimi stond niet alleen. Er ontstond een online beweging onder de hashtag #IAmMySong, waarbij vrouwelijke influencers, muzikanten, journalisten en scholieren filmpjes plaatsten op sociale media waarin ze uit protest hun lievelingsliederen zongen. Ibrahimi besloot ook een zangvideo online te zetten op Twitter (nu X).
„Mijn broer plaatste de video, ik had toen nog geen sociale media. De nacht dat we het maakten, voelde het wel riskant, gevaarlijk zelfs. Het voelde alsof ik iets heel groots oppakte voor mijn leeftijd. Maar ik was blij verrast om te zien dat het werkte. Het kreeg internationale aandacht. Dat voelde heel goed: als onze overheid niet voor ons opkomt, dan de internationale gemeenschap ten minste wel.
„Het was bovendien een moment waarop ik ontdekte dat ik me kon uitspreken. Dat mijn standpunt geaccepteerd en gerespecteerd kan worden. Dat gold denk ik wel voor veel Afghaanse meisjes.”
De overheid zag af van het verbod, maar de Taliban heeft na de overname alsnog verregaande regels ingevoerd tegen vrouwen in de openbare ruimte.
Wat kunnen activisten in het buitenland doen om vrouwen in Afghanistan te helpen?
„Ik denk dat je met online activisme veel mensen kan bereiken, maar het voelt soms alsof je in de leegte praat. Je kan organisaties helpen die scholing voor vrouwen in Afghanistan via omwegen toch mogelijk willen maken. Of bellen met vrouwen die daar zijn – degenen die toegang hebben tot het internet – om de hoop levend te houden. Zo hebben meisjes thuis niet het gevoel dat ze door de wereld vergeten worden.”
Dat doet Ibrahimi onder meer met het platform HerStory, waar ze ervaringen van Afghaanse vrouwen deelt met de wereld, maar ook met vrouwen in Afghanistan zelf.
Wat willen je met het platform HerStory bereiken?
„We willen mensen van buiten Afghanistan dingen leren over Afghaanse vrouwen. En we willen vrouwen een kans geven om zelf hun verhaal te vertellen. De wereld zet ze vaak alleen maar neer als onderdrukt.
„We hebben contact met vrouwen binnen en buiten Afghanistan. Dat eerste is lastig, want weinig Afghanen buiten de steden hebben toegang tot het internet. Maar we focussen ook op internationale bewustwording. Ik hoop dat daardoor meer hulp komt voor programma’s rond educatie voor vrouwen, en dat het door die hulpwegen ook makkelijker wordt om vrouwen te bereiken.
Lees ook
Kabul is een stad zonder vrouwen geworden
Tijdens de uitreiking zing je het lied uit jouw video nogmaals. Dit keer wordt het internationaal uitgezonden op schermen in grote steden, deels vertaald in het Engels. Wat betekent het lied voor jou?
„Toen we de video maakten, vonden we dit een geschikt protestlied omdat de tekst meisjes aanmoedigt om naar school te gaan. Toen ik het voor het eerst zong, gingen meisjes nog naar school, het paste bij die situatie. Maar deze keer brengt het ook verdriet naar boven. Nu zingen we het alleen maar in de hoop dat het ooit weer gebeurt. Dus het is wel emotioneel voor me, het raakt aan alles waar ik voor sta.”
Nadat de Taliban afgelopen augustus strenge moraliteitswetten invoerden, gebruikten Afghaanse vrouwen zangvideos opnieuw als online protestmiddel. Denk je dat het deze keer ook helpt om wetten te bestrijden?
„Ik denk dat het helpt, omdat het meiden in Afghanistan helpt de hoop in leven te houden. Want zodra meisjes denken dat de hele wereld hen vergeten is, zullen ze zichzelf vergeten en hun dromen opgeven. En dat is precies wat de Taliban willen bereiken, zodat vrouwen doen wat ze hen opdragen. Het gevoel van ‘we staan achter je’ en ‘je bent niet alleen’ overbrengen, is denk ik ook de belangrijkste drijfveer voor mijn activisme.
Toen pro-Palestijnse demonstranten vorig jaar de Klimaatmars in Amsterdam kaapten, waren veel andere activisten ontstemd: wat had de genocide in Gaza nu met het klimaat te maken? Nu krijgen ze antwoord van Tom Middendorp, oud-commandant der strijdkrachten. In de driedelige reisserie Missie Middendorp (NPO 2) bezoekt hij conflictgebieden om de invloed te tonen van gevaarlijke klimaatverandering op politieke instabiliteit.
Zo ontmoet hij Somalische piraten, en Bengalen die tegen het water strijden. De eerste aflevering brengt de klimaatgeneraal naar Irak. Structurele droogte drijft werkloze jonge boeren in de handen van IS, of drijft ze naar grote steden die dat niet aankunnen. Diverse betrokkenen die de generaal spreekt vrezen dat Irak door de droogte op den duur weer in chaos zal wegzinken. Middendorp gaat naar de Mosul-dam. Het waterpeil is gevaarlijk gedaald. Vrijwel heel Irak is van de dam afhankelijk voor water. In 2014 dreigden IS-strijders de dam door te steken – water als machtsmiddel. Ook gaat hij naar de sloppenwijken van Mosul waar grote wanhoop heerst.
De sympathieke generaal is helaas niet de gedroomd verteller. Hij is wat stijfjes, praat vlak. De mensen die hij spreekt blijven ook wat op afstand, niet in de laatste plaats omdat hij met een Iraakse legereenheid reist, denk ik. Maar het blijft een bijzondere, verhelderende serie met een verrassende invalshoek.
Om te laten zien dat dit probleem ook Nederland aangaat, wijst Middendorp op de invloed van droogte op de aanwas van vluchtelingen en terroristen. Hierbij toont hij beelden van terroristische aanslagen in Europa – hoofdzakelijk gepleegd door Europeanen dus niet heel relevant, zou je denken. Verder wil Middendorp de tv-kijkers niet in mineur achterlaten, dus komt er ook een uitvinder aan het woord die een apparaat ontwierp dat condenswater opvangt. Verder toont de generaal een irrigatieproject in Irak van de Nederlandse overheid.
Dunbekwulp
Middendorps optimisme wordt tenietgedaan door het Achtuurjournaal (NPO 1), dat officieel meldde dat de dunbekwulp is uitgestorven. Meer soorten zullen volgen. In een schokkerig filmpje uit 1994 zien we de vogel nog vrolijk fluitend rondscharrelen. De verslaggever vindt „uitgestorven” wel heel definitief, dus hengelt ze naar een sprankje hoop. Pepijn Kamminga, die in Naturalis over de opgezette dieren waakt, geeft haar „misschien 4 procent” kans dat ze toch nog ergens een dunbekwulp spot. „Zeker melden.” Deze reportage was trouwens bedoeld als luchtige uitsmijter van het journaal.
Verder had het journaal een reportage over de klimaattop in Bakoe. Die loopt niet helemaal lekker en dat ligt wederom deels aan de locatie: gastland Azerbeidzjan leeft van olie en gas. In de reportage zien we een man in een bad met ruwe olie liggen. Je kunt er niet alleen je auto op laten rijden, in Bakoe menen ze dat olie ook geneeskrachtig is. „Je krijgt het warm en de poriën openen zich”, zegt de badende man. Volgens de dermatoloog van de kliniek helpen oliebaden tegen huidziekten, hersenaandoeningen en onvruchtbaarheid.
De plaatselijke dictator noemde op de conferentie olie „het geschenk van God”. Het ziet er dus somber uit, dat weet generaal Middendorp ook wel. Maar alle hoop laten varen is ook weer geen optie. Moedig voorwaarts!