Violiste Hawijch Elders (25) oefent voor een prestigieus concours: ‘Ik tel nu even niet hoelang ik studeer’

Het raam van haar kamer, vertelt violiste Hawijch Elders (1998) aan de telefoon, reikt van vloer tot plafond en kijkt uit op de bossen van Waterloo. Die van Napoleons Slag bij Waterloo ja – even ten zuiden van Brussel. Aan de hier gelegen Koningin Elisabeth Muziekapel studeert ze sinds anderhalf jaar, samen met circa zeventig andere jonge klassieke musici, onder wie de Nederlandse cellist Alexander Warenberg en pianist Nikola Meeuwsen.

De kapel is als een klooster met muziek als religie. Wie naar de dichtstbijzijnde supermarkt wil, moet een half uur lopen. Hawijch Elders lacht daarom: die afgelegenheid is juist een pluspunt, vindt ze. De meeste Kapel-studenten wonen elders, de veertien musici die hier resideren, kozen heel bewust voor stilte en concentratie.

De Muziekkapel, opgericht in 1939, is een van de schaarse plekken in Europa waar je je als klassiek toptalent (viool, alt, cello, piano, zang, strijkkwartet) na het conservatorium nog tot vier jaar verder kunt ontwikkelen. Je krijgt les van beroemde musici, die op de grootste podia optreden, wordt met hen ingedeeld voor kamermuziekprojecten. Alle studenten – de meeste tussen de 25 en 30 jaar oud – heten hier ‘Artists in Residence’ en dat is veelzeggend. Artiesten zijn ze allang.

Violiste Hawijch Elders is de enige Nederlander die dit jaar meedoet aan het prestigieuze Koningin Elisabeth Concours in Brussel, een muziekwedstrijd die op 6 mei begint. De 69 deelnemende violisten komen uit 24 landen – met een dominantie van Amerikaanse (13) en Chinese (11) kandidaten. Acht studeren er aan de Brusselse Muziekkapel: eveneens disproportioneel veel. „Ik geloof zelfs dat het een record is, al wordt hier ook wel zo’n beetje van je verwacht dat je deelneemt”, zegt ze. „Maar we zien elkaar niet als concurrenten. We hebben allemaal aan genoeg concoursen meegedaan om te weten: soms gaat het goed, soms minder. Er spelen zoveel factoren mee. En als je echt een eigen verhaal te vertellen hebt, wordt dat uiteindelijk toch wel gehoord.”

Wild

Elders’ muziekverhaal begon toen ze zes was. De viool van jongere zusje fascineerde haar mateloos. Hawijch was „wild” en had veel fantasie, reed graag paard, zwom, en las oneindig veel kinderboeken. „Maar die viool, dat zo rustig samen oefenen in de ochtend, dat wilde ik óók. Het kostte een tijd zeuren, maar toen mocht het, als ik met paardrijden zou stoppen.”

Ze startte met lessen aan het Hellendaal Muziekinstituut in Rotterdam bij Mea Fontijn, een „fantastische lerares voor jonge kinderen”, smulde in de zomervakanties in thuisstad Delft van de concerten op het Delft Chamber Music Festival en belandde op haar twaalfde aan de jongtalentopleiding van het Rotterdams Conservatorium bij docent Benzion Shamir, plaatsvervangend concertmeester van het Rotterdams Philharmonisch Orkest.

„Muziek was toen al meer dan een hobby”, zegt ze. „Maar eigenlijk was het dat vanaf het allereerste begin. Ik wist meteen: dit is het.” Zelfs de keuze voor het Erasmiaans Gymnasium was eigenlijk bedoeld als keuze voor muziek. Op die school zaten ook medeleerlingen van het Hellendaal Muziekinstituut, dus ze hoopte dat muziek er belangrijk zou zijn. „Maar dat was totaal niet zo. En de combinatie van school met serieus vioolspelen vond ik soms ook echt zwaar.”

Schoolfeesten? Geen optie als je de volgende ochtend weer vroeg wil studeren. Vrienden? Lastig. Welke 16-jarige begrijpt nou waarom jouw keuze voor je instrument zulke offers eist? „Maar soms was het ook leuk op één dag in die twee werelden te leven”, zegt ze. „Dan croste ik in een tussenuur naar het conservatorium om viool te studeren en daarna snel weer terug naar school. Dat duurde zeven minuten. Ik leerde plannen en met stress omgaan.”

Achteraf is ze blij dat ze zich zo jong niet alléén op het vioolspelen heeft gestort. „Op het gymnasium werden mijn hersens uitgedaagd, we moesten heel veel lezen. Die achtergrond voedt nu mijn interesse in de achtergronden van de muziek die ik speel. Hoe klonk die in de ontstaanstijd, wat was de relatie met poëzie en literatuur? Je moet altijd nieuwsgierig zijn naar wat er allemaal nog meer over een werk valt te ontdekken, daar wordt je uitvoering ook eigener en beter van.”

Ik croste in een tussenuur naar het conservatorium om viool te studeren en daarna snel weer terug naar school

Russische vioolschool

Nederland staat historisch bekend als een vruchtbaar ‘vioolland’. Aan de hand van de Hilversumse viooldocente Coosje Wijzenbeek (1948-2021) zetten Janine Jansen, Rosanne Philippens en Noa Wildschut eerste stappen. Een generatie daarvoor onderwees Davina van Wely (1922-2004) – naast Wijzenbeek – Jaap van Zweden, Isabelle van Keulen en Jan Willem de Vriend.

Maar Hawijch Elders groeide op buiten die invloedssfeer. Háár belangrijkste docenten waren de in Litouwen geboren Benzion Shamir en de Let Ilya Grubert, hoofdvakdocent aan het conservatorium van Amsterdam bij wie ze op voorspraak van Shamir op haar 18de belandde. Violisten met wortels in de Russische vioolschool, dus.

„Dat heeft me zeker gevormd”, zegt ze. „De muziekwereld is internationaal, van onderscheidende nationale scholen kun je nu niet meer spreken. Maar mijn klankideaal is wel door oude Russische voorbeelden bepaald. Ilya Grubert studeerde bij Leonid Kogan [1924-1982], voor mij een van de grootste violisten ooit. Die diepe, dragende klank, die dwingende zeggingskracht. Hun techniek is zo perfect dat je er niet meer aan denkt.

Foto Roger Cremers

Ik speel niet zoals zij, ik moet mijn eigen stem vinden. In 2024 nog zo romantisch Mozart of Bach spelen is nu, met alle verworven inzichten over hoe die muziek klonk in de onstaanstijd klonk, wel ondenkbaar. Maar in het grote, virtuoze romantische repertoire zijn de oude Russen voor mij nog altijd onovertroffen. Elke noot heeft richting en een eigen kleur en gevoel.”

Ze leerde ze ook van Grubert en Shamir dat meedoen aan concoursen er „gewoon bij hoort”. „Ik sta er wat dubbel in”, zegt ze. „Concoursen zijn altijd heel intens. Meestal mag je meedoen tot je dertigste, maar ik hoop er wel eerder mee te stoppen. Het levert veel stress op en kost veel tijd. Maar elk concours is ook een investering in jezelf. Soms win je een prijs, soms houd je er een waardevolle connectie aan over, of een nieuwe vriend. Toen ik in 2021 de tweede prijs won op het concours van Odesa, raakte ik bevriend met jurylid Valery Sokolov, geweldige violist. Via hem belandde ik bij de Muziekkapel. Zo brengen concoursen je óók op paden die je nog zelf niet had zien liggen.”

In het romantische repertoire zijn de oude Russen onovertroffen. Elke noot heeft een eigen kleur

Dat pad heeft dezer dagen wel een duidelijk doel: het Elisabeth Concours. „Ik tel nu even niet hoelang ik studeer”, zegt ze. „De vader van Heifetz deed na vijf uur diens vioolkist op slot en ik snap waarom. Het heeft iets ongezonds. Maar als je de hele dag alleen in je kamer zit, is het verleidelijk almaar door te gaan. Plus: studeren geeft me óók zelfvertrouwen. Ik ben behoorlijk verslaafd. In Amsterdam vonden mijn medestudenten me soms ook wel té intens in mijn studiedrift, maar hier is het gelukkig doodnormaal.”

Op het concours speelt ze een breed repertoire. Nieuw werk van de Britse componiste Charlotte Bray en Fransman Thierry Escaich, virtuoze stukken van Eugène Ysaÿe en Niccolò Paganini, een Mozart-concert en een recital met piano. „Dat maakt de logistiek van de voorbereiding een beetje ingewikkeld. Hoe lang studeer je het beste wat, en wanneer? Maar de veelzijdigheid van de muziek op zich vind ik fijn. Precies zo breed wil ik als violiste ook zijn. Me specialiseren in alles. Oude muziek, kamermuziek én virtuoze soloconcerten.”

In Amsterdam vonden medestudenten me soms té intens in mijn studiedrift, hier is het gelukkig doodnormaal

Voorlopig blijft ze nog een paar jaar in de Muziekkapel, daar valt genoeg te leren. „Mijn leraar Augustin Dumay is totaal anders dan wat ik gewend ben. Laatst studeerden we Mozart. Overal waar ik het níét zou doen, legde hij accenten. Toen ik dat later demonstreerde aan Ilya Gubert, zei die: ja, dat kan óók. Er zijn zoveel manieren waarop je muziek kunt interpreteren.”

Verdere toekomstdromen? Die zijn nog wat mistig, geeft ze toe. „Maar hoe dan ook wil ik autonoom beslissen wat ik wel en niet doe. Geleefd worden door een carrière, dat trekt me niet. Ik wil plezier beleven aan muziek én tijd overhouden voor een gelukkig leven daarbuiten. Maar ik leef wel voor mijn viool en ik heb er ook heel veel tijd in gestoken om beter te worden. Wat ik nu kan, hoeft niet binnenskamers te blijven.”

Het Koningin Elisabeth Concours begint op 6 mei in cultuurhuis Flagey in Brussel. Halve finales zijn de week erna. De finaleweek vindt plaats in Bozar in Brussel, van 27 mei t/m 1 juni. De wedstrijd is te volgen via Klara en VRT Canvas.