Het werd wel tijd. Ze speelden hun clownsact al meer dan duizend keer, in ruim vijftig landen. Ze kregen er juichende recensies voor en wonnen verschillende prijzen – en pas nu, na veertien jaar toeren, is Pss Pss, van het Zwitserse Compagnia Baccalá, voor het eerst te zien in Nederland, tijdens het Circusstad Festival in Rotterdam.
Het festival staat bekend om een avontuurlijke programmering, die de grenzen van het circusgenre durft op te zoeken. Moderne circusartiesten gaan in hun voorstellingen rauwe, persoonlijke thematiek niet uit de weg. Zo speelt een Braziliaanse transgender vrouw in deze editie van het festival een intense acrobatische solo over haar transitie, en is er een humoristische, ook acrobatische voorstelling te zien over de uitdagingen van het moderne moederschap.
Binnen die context is Pss Pss een relatief conservatieve productie. De twee clowns hebben de gezichten wit gepoederd, eyeliner rond de ogen. Hij, Simone Fassari, draagt een bolhoedje en de typische te grote schoenen, zij, Camilla Pessi, heeft twee rode schminkcirkeltjes als wangen en draagt een traditionele, lange clownsonderbroek. Dit zijn clowns zoals we ze eerder hebben gezien. Ook de thematiek van de voorstelling is niet opvallend vernieuwend. Maar góéd is de voorstelling wel. Pss Pss bestaat overigens niet alleen uit clownerie, maar bevat ook technisch uitmuntende parterre-acrobatiek en indrukwekkend trapezewerk.
Onvermogens
Het is een open deur, maar clownsnummers draaien natuurlijk eigenlijk om mensen, om ons. We laten ons raken door scènes die uitvergroten waar wij zelf in het dagelijks leven mee worstelen; soms is dat hilarisch, soms raak je ontroerd, op de beste momenten gebeurt het allebei tegelijkertijd. Een goede clown spiegelt onze eigen onvermogens, in een ongewoon klare en onverhulde vorm, zijn spel geworteld in het hier en nu van de theaterzaal. Het draait, anders gezegd, allemaal om timing. En hoewel dat in zekere zin geldt voor iedere podiumkunst, is het misschien nog net iets crucialer voor de clown, want timing en waarachtigheid zijn voor hem wat het instrument is voor de musicus; zonder dat blijft er niet zo veel over.
Eerst komt Pessi op vanuit de coulissen. Waakzaam en ineengedoken monstert ze de ruimte. Even later volgt Fassari, ook hij blikt schichtig in het rond. Pas na een tijdje ontdekken ze – eerst de een, dan de ander – dat wij er zijn. Dat overweldigt een beetje. Als herten voor de koplampen van een auto blijven ze een tijdje met wijd opengesperde ogen naar ons staan kijken, naast elkaar, stokstijf, ingehouden adem. Zonder zich verder te verroeren, reiken ze voor wat steun naar elkaars hand. En dan, met de wreedheid die clowns ten opzichte van elkaar kunnen hebben, duwt Fassari Pessi naar voren, om zichzelf van onze blikken te bevrijden.
Dat is de rode draad die de scènes van Pss Pss bijeenhoudt: het alledaagse ongemak en gestuntel rondom het geven, vragen en krijgen van aandacht. Over hoe eng het kan zijn om in de belangstelling te staan, en hoe weldadig soms ook. En anderzijds: hoe eenzaam het kan zijn om níét gezien te worden.
Een van de mooiste scènes is die waarin Fassari de kin op de borst heeft laten zakken, hij reageert niet op Pessi’s geprik in zijn arm, zelfs als ze hem uitnodigt voor hun klapspelletje, waar hij normaal altijd wel voor te porren is, verroert hij zich niet. Pessi’s vasthoudendheid doet denken aan die van het jonge dier in de natuurdocumentaire, dat rond het overleden ouderdier blijft hangen, het duwtjes blijft geven. Het is mooi, het is verdrietig, en tegelijkertijd brengen de teleurgestelde, verongelijkte trekken in Pessi’s gezicht de hele zaal aan het lachen. Laat me niet alleen, is het diepmenselijke verzoek dat Compagnia Baccalá hier scène na scène uitspeelt. Het is wat clownerie vermag.