Afgelopen zaterdag bezocht de paus per helikopter het prestigieuze kunstevenement de Biënnale van Venetië om het Vaticaanse paviljoen te bekijken. Hij prees de Biënnale – die elke twee jaar een miljoen bezoekers extra naar Venetië brengt – en sprak kunstenaars over de hele wereld toe. Hij vroeg ze niet-bestaande steden te creëren, plaatsen waar niemand zich een vreemdeling zou voelen en waar iedereen een broeder is. Zijn bezoek riep echter vooral een andere vraag op: hij en zijn entourage vertrokken dezelfde dag en waren dus dagjesmensen. Zouden ze vijf euro toegang hebben betaald om de stad in te mogen?
Dat is namelijk wat bezoekers sinds vorige week moeten doen: vijf euro betalen om op de drukste dagen de stad in te kunnen. Venetië heeft hiermee een wereldprimeur: de eerste stad waarvoor je toegang betaalt. Volgens de burgemeester is de maatregel bedoeld om de toeristenstroom te spreiden. De stad waar gemiddeld 30 miljoen toeristen per jaar op afkomen om door een centrum van 7,6 vierkante kilometer te lopen, verdrinkt jaarlijks in haar schoonheid.
Natuurlijk zijn er bezwaren tegenin te brengen. Tegen het plan toegangspoortjes te plaatsen bij de Wallen en entreegeld te vragen, ontstond eveneens verzet omdat je dan reservaten in je stad creëert. Die stemmen gaan in Venetië ook op. In NRC vroeg een bewoner zich ook af of het vragen van vijf euro geen inperking van de EU-regels rond vrij verkeer was. Anderen stelden de vraag of de kosten van de invoering überhaupt opwegen tegen de vijf euro toegang. Die laatste vraag is misschien nog wel het belangrijkst: is vijf euro niet te weinig?
Zo betaalt een toerist in Bhutan, het kleine land in de Himalaya met nog geen 800.000 inwoners, honderd Amerikaanse dollar per dag. Het idee erachter is dat toerisme milieuvervuiling met zich meebrengt, en omdat de vervuiler betaalt, draait de toerist op voor een ‘Sustainable Development Fee’.
Opvallend is vooral dat duidelijk wordt aangegeven waar het bedrag voor dient, anders dan bij toerismebelasting in Nederlandse gemeenten, of de vijf euro in Venetië. In Bhutan gaat het geld naar duurzaamheidsprojecten en aanplanten van bos. Het land slaat er twee vliegen in één klap mee: toerismevervuiling wordt gecompenseerd, en ongebreideld toerisme wordt ontmoedigd.
Waar de vijf euro in Venetië naartoe gaat is onduidelijk – voorlopig in deze proefperiode om de kosten te dekken voor de kaartjes – en dat is een gemiste kans. Het lijkt in ieder geval niet bedoeld om overtoerisme in te perken, want daarvoor is het bedrag te laag. Een kaartje voor de vaporetto – de varende bus – is al bijna tien euro en dat houdt toeristen niet tegen.
Venetië zou naar Bhutan kunnen kijken. Het kwetsbare centrum is als het ware een kanarie in de kolenmijn van het overtoerisme: voor elke bewoner zijn er gemiddeld 21 toeristen in de stad aanwezig. Elke stad die kampt met overmatig dagjestoerisme, met binnensteden waaruit de sociale cohesie verdwijnt omdat wonen onbetaalbaar wordt en waar louter toeristische bedrijven kunnen floreren, zou hierover kunnen nadenken.
Als je niet wil dat je stad een openluchtmuseum wordt vol met kaas- en stroopwafelwinkels die een succes zijn op TikTok, moet je voorkomen dat de bezienswaardigheden in een monocultuur van landclichés komen te staan. Als een cultuur niet leeft, krijg je een dode stad en krijgen de woorden van de paus over verbeelde steden opeens een veel bredere geldigheid.