Arbeidsinspectie: werkgevers nemen boetes op de koop toe bij inzet derdelanders

Het illegaal tewerkstellen van derdelanders – mensen van buiten de EU, Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland – is een verdienmodel voor werkgevers. Zij nemen het risico van boetes op de koop toe. Dat risico weegt voor hen niet op tegen het financiële voordeel van de inzet van goedkope arbeidskrachten. Dat blijkt uit onderzoek van de Arbeidsinspectie, dat demissionair minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Karien van Gennip (CDA) afgelopen vrijdag naar de Tweede Kamer stuurde. Om dit tegen te gaan, pleit de inspectie voor indexatie van de boetes in lijn met de gestegen welvaart en inflatie.

In het onderzoek naar overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) blijkt dat werkgevers met het illegaal inhuren van derdelanders gemiddeld 60 procent van de kosten besparen. Door iemand buiten de boeken om in te huren, hoeven ze zich niet aan wettelijke eisen zoals het minimumloon te houden, en ook geen premies of loonbelasting te betalen. In vrijwel alle 24 door de Arbeidsinspectie onderzochte casussen lag het boetebedrag lager dan het berekende financiële voordeel van de werkgever. In 90 procent van de gevallen waren de kosten van de boete binnen een jaar terugverdiend.

In een van de casussen beschrijft de inspectie een derdelander die zes dagen per week voor ruim negen uur per dag in de keuken van een horecazaak werkt. Daarvoor ontvangt hij naar eigen zeggen 1.000 euro per maand, wat neerkomt op een uurloon van 4,30 per uur – veel lager dan het minimumloon in de sector. Het bedrijf krijgt een boete van 8.000 euro opgelegd, terwijl het financiële voordeel op jaarbasis ruim 38.000 euro is. Dit soort overtredingen, onder wie ook bijvoorbeeld internationale studenten die zonder vergunning in de horeca werken vallen, komt naar schatting van de inspectie tienduizenden keren per jaar voor.

‘Vingerwijzing’

Naast de horeca zijn onder meer de bouw, de voedselverwerkende industrie en de schoonmaak sectoren waarin veel zwart werk plaatsvindt. De maatschappelijke kosten van deze praktijken, zoals de druk op publieke voorzieningen als zorg, onderwijs en daklozenopvang, laten zich moeilijk berekenen, stelt de inspectie. Maar met een ‘vingerwijzing’ weet ze er op jaarbasis toch een bedrag van „al gauw tienduizenden euro’s” per persoon op te plakken.

Het huidige boetebedrag van maximaal 8.000 euro is in 2005 ingesteld met de Wav. Omdat het boetebedrag nog altijd hetzelfde is, betreft het nu een relatief minder groot deel van de inkomsten. De overheid verhoogde het boetebedrag in 2013 naar 12.000 euro, maar twee jaar later floot de Raad van State haar alweer terug, vanwege een gebrek aan differentiatie naar de aard van de overtreding. In 2022 deed de afdeling bestuursrechtspraak nog een uitspraak dat een boete van 8.000 euro „alleen bij opzet en grove schuld” opgelegd mag worden. De mate van verwijtbaarheid van de werkgever bij de overtreding moet worden meegewogen.

De in handhaving en Europees migratierecht gespecialiseerde advocaat Pieter Krop vreest dat de overheid weinig lessen heeft getrokken uit het verleden en nog steeds sterk focust op het coûte que coûte verhogen van boetes. Hij pleit voor een goede evenredigheidstoets in het geval van een nieuwe verhoging en meer onderscheid naar het soort overtreding in het boetebeleid. „Er is een verschil tussen werkgevers die het zien als een goede trade-off en goedwillende kleine bedrijven die een foutje hebben gemaakt.”

Evenredigheidstoets

Dat verschil moet volgens hem duidelijk in de beleidsregels terugkomen, ook omdat bestuursrechters sinds de Toeslagenaffaire veel strenger kijken naar alle overheidsbeslissingen. Als zo’n evenredigheidstoets onvoldoende mee wordt genomen, verwacht Krop dat hij en zijn collega’s nog vaak de gang naar de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zullen maken.

Volgens Tesseltje de Lange, hoogleraar Europees migratierecht aan de Radboud Universiteit, is het „op zich niet raar” om de boetes te indexeren zodat „een boetebedrag enige afschrikwekkende werking heeft”. Maar zo’n prikkel voor werkgevers om fatsoenlijk met hun mensen om te gaan, is volgens De Lange zeker niet de enige manier om te voorkomen dat werkgevers zich aan uitbuitingspraktijken schuldig maken.

Een andere manier zou het vergroten van de pakkans moeten zijn: meer investeren in handhaving en indien nodig het strafrecht inzetten, door de hulp van justitie in te roepen. Uit het vorige maand gepubliceerde jaarverslag van de Arbeidsinspectie bleek dat in 2023 slechts vijf gevallen van arbeidsuitbuiting naar het OM zijn doorgestuurd. Er is een wet in de maak om strafrechtelijke vervolging eenvoudiger te maken. Die moet dienen „voor als het écht fout is”, zoals met grootschalige, moedwillige uitbuiting, stelt De Lange. Het risico van slordige, maar niet kwaadwillende „ondernemers bashen” door achter hen aan te gaan ligt volgens haar ook op de loer.

Naast het risico dat de overheid zich blind staart op het verhogen van de boetes, worden de migranten en hun welzijn vaak vergeten, ziet De Lange. „Zij worden op de hoek van de straat aan hun lot overgelaten, maar daar hoor ik de Arbeidsinspectie zelden over, terwijl de overheid daar volgens Europese normen en internationale verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie ILO wel verantwoordelijk voor is.” Dat baart haar zorgen. Zonder een betere bescherming en hardere handhaving, kunnen migranten zich gedwongen voelen nog meer onder de radar te gaan opereren, „bijvoorbeeld door alleen maar ’s nachts gaan werken”, aldus De Lange.

Een hele andere manier om het probleem van arbeidsuitbuiting op te lossen is het regulariseren van degenen die illegaal werken: criteria opstellen om degenen die het werk uitvoeren wel een verblijfsvergunning te geven. De Lange benadrukt dat er voor veel werk dat illegaal wordt gedaan een economische vraag is. Als voorbeeld noemt ze de schoonmaaksector: „Probeer daarin maar eens voldoende mensen te vinden die dat werk willen doen.” Ze ziet ook dat zo’n regularisatie politiek „nu niet de meest haalbare kaart is”, maar in andere Europese landen als Italië en Spanje is het wel gebeurd. „Dus het is een normale optie om over na te denken.”