Justice blijft vertrouwd doordansen – een luisteravontuur met Frederick Delius

Tandartsboor en cirkelzaag: Justice klinkt weer vertrouwd

De leden van het Franse duo Justice houden van overdaad. Gewoon drama is niet genoeg, het nieuwe album noemden ze Hyperdrama. En zo maken ze ook muziek. Hun instrumenten klinken harder, scheller, bonkender en zagender dan van de meeste andere dance-artiesten. Het tweetal Xavier de Rosnay en Gaspard Augé, dat debuteerde in 2007 met het album (Cross), houdt gedurende hun carrière goeddeels vast aan de eenmaal gekozen stijl, blijkt op hun vierde album. Zo staat er opnieuw een driedimensionaal religieus kruis op de hoes, in een nieuw dessin: na het zwarte kruis (op ) en de van gekleurde vloeistof druipende versie op Woman (2016), werd nu een glazen variant, met daarin iets wat lijkt op een ribbenkast, als hoesafbeelding gebruikt.

Die hang naar vaststaande esthetiek is een rode draad in het werk van Justice. De twee voormalige grafisch ontwerpers hebben in dat kruis een herkenbaar beeldmerk gevonden dat ze consequent herhalen. Tijdens hun liveoptredens, bijvoorbeeld aanstaande 7 juni op het Best Kept Secret-festival in Beekse Bergen, wordt de hele breedte van het podium in beslag genomen door torens van versterkers, stapels speakers en tafels vol elektronica. Daar boven zijn de knikkende hoofden van Augé en De Rosnay te zien, als niet een helwit neonkruis het publiek verblindt.

Een neiging tot machtsvertoon en overweldiging is het duo niet vreemd. De muzikale mix van hardrock en elektronica was weliswaar iets milder afgesteld op het album Woman, toen de koers verlegd was naar frivole Eurodisco. Maar de daverende stijl is terug. De nummers op Hyperdrama ontwikkelen zich van een dramatische ouverture via een stotterend tussenstuk, richting een dance-uitbarsting waarbij synthesizers klinken als cirkelzagen, basdrums als een dof aambeeld en rondcirkelende geluidsflarden als een tandartsboor. Toch houdt het duo nummers als ‘Incognito’ en ‘Generator’ verteerbaar, door de lichtvoetige deuntjes die er als frisse accenten overheen worden gedrapeerd. Het is de vernuftige opbouw die de bombast neutraliseert.

Bovendien heeft Justice een nieuw aspect toegevoegd, en wel gastzangers. Van de altijd glooiende Kevin Parker (van Tame Impala) tot soulzanger Miguel en de elegant zingende Eritrees-Nederlandse zangeres Rimon. De zang van Augé en De Rosnay zelf, te horen in ‘Mannequin Love’, is nogal bleekjes. De falsetstem van Miguel daarentegen injecteert ‘Saturnine Star’ met sidderende emotie en lijkt zich niets aan te trekken van de heipalen die om hem heen worden ingezet. Het heeft een vervreemdend maar avontuurlijk effect.

In afsluiter ‘The End’ blijkt de zachte stem van jazzbassist Thundercat niet opgewassen tegen het elektronische geweld. Maar Kevin Parker houdt zich staande in zijn bijdragen ‘Neverender’ en ‘One Night/All Night’. Zijn stem glanst en suist, en cirkelt hypnotiserend rondjes in de swingende atmosfeer van De Rosnay en Augé.


Oriëntalisme ten top, maar Frederick Delius neemt je met zijn ‘Hassan’ wel mee in een luisteravontuur

Je kunt je bedenkingen hebben bij het oriëntalisme, maar het blijft een van de mooiere attracties in de Efteling, die Fata Morgana. Het ezeltje dat de kapotte brug niet over wil, die barbaarse tandarts (brr), de tijger en de krokodillen die op je af komen, de enorme Djinn die waakt over de schatten; veel mensen zullen het zo voor zich zien. Maar wat die taferelen echt tot leven wekt, is de muziek; dat aanstekelijke oosters-klinkende deuntje dat in allerlei variaties langs alle decors zweeft. Muziek brengt je sprookjes in.

Hou je van dat Fata Morgana-gevoel, zoek dan deze Hassan van Frederick Delius eens op. Dat is geen 8 minuten Fata Morgana, maar bijna anderhalf uur toneelmuziek van het toneelstuk Hassan (1923) van de Engelse dichter en romanschrijver James Elroy Flecker. Een succes destijds, met bijna 300 uitvoeringen in Londen.

Hassan – de gouden reis naar Samarkand is een in het Westen gefabriceerd oosters sprookje zoals er zovelen zijn: met een khalif, een paleis (met bewegende wanden, jazeker), een magiër, een dichter, een liefdesdrank, mooie vrouwen en bedelaars. En gruwelijke lijfstraffen natuurlijk, barbaren die ze daar zijn. Oosterse romantisering deed het goed bij het 19de- en 20ste-eeuwse westerse publiek, dat graag zag dat hun beschaving een stuk ontwikkelder was. Al had Flecker wel degelijk een persoonlijke band met het Midden-Oosten: hij studeerde Midden-Oosterse talen en werkte bij de Britse diplomatieke dienst in (toen nog) Constantinopel.

Maar het oriëntalisme neemt niet weg dat dit album een prettig Peter en de Wolf-gevoel (Prokofjev) oproept. „We are in old Baghdad!” zijn de eerste dramatische woorden van verteller Zeb Soanes. Met gevoel voor theater vat hij het verhaal samen, wat van dit album een muzikaal luisterboek maakt. Alle vertelstukjes kun je proberen te ontwaren in de muziek die erna klinkt, vol oosters klinkende toonladders en mysterieuze houtblaaspartijen. Zoals het afdalen naar een donkere kerker in de vijfde acte, met donkerdramatische, dalende, treurige muziek. De grote trom dicteert het tempo van je gefantaseerde voetstappen: soms sta je ergens voor stil, soms ren je ergens voor weg. En alleen al de volledigheid van het album maakt het luisteren leuk: geen suite van de meest aansprekende delen, maar elke introductie, elk tussenspel en achtergrondwijsje, elke coda staat erop. Soms van vijf minuten, soms maar enkele seconden. Dat maakt het een luisteravontuur.

Darius was een van de eerste componisten die woordenloze koortjes toevoegde aan zijn orkestwerken voor nog meer sfeervol effect. Hier klinkt het koor af en toe wat blikkerig, en met name waar de mannen moeten zingen, zoals in de ‘Generaalsdans’ in acte twee, wordt het oriëntalisme soms even te tenenkrommend. Maar aan het begin van de derde acte lijkt het wel alsof elk moment ‘Nessun dorma’ uit Turandot kan beginnen. Die succesopera schreef Puccini maar een jaar later.




Bnny – One Million Love Songs

Een miljoen liefdesliedjes wil Bnny (Jessica Viscius) met haar omfloerste stem zingen. Een gebroken hart ligt onvermijdelijk op de loer. Alle emoties komen voorbij op dit tweede album van de zangeres uit Chicago, met melancholie op de tweede, en de tragiek van alles wat doodging op de eerste plaats. De kras op haar ziel levert een prachtig album op. (Jan Vollaard)




Darkthrone – It Beckons Us All

Het Noorse duo Fenriz en Nocturno Culto van Darkthrone doet het allerminst rustig aan, ook al zijn ze bij album 21 (éénentwintig!!) aangekomen. Of het nou black, doom, heavy, crust of speed metal is, ze doen precies waar ze zelf zin in hebben en daarom blijft elk album de moeite van het luisteren waard, zeker als ze het zo geïnspireerd doen als op It Beckons us All, waar elke riff extra aanstekelijk en sterk is. Een album waarvan je hoopte dat ze het zouden maken na een paar platen die wat weinig herhaalde luisterbeurten afdwongen. It Beckons Us All is Darkthrone in heel goede vorm. (Peter van der Ploeg)




Iron & Wine – Light Verse

Sam Beam klinkt alsof hij naast je staat te tokkelen, met z’n zoete stem die eigenlijk niet helemaal past bij die imposante baard. En dat is prettig, want Beam is vrolijk en vriendelijk op Light Verse, waarop folk en blues, americana en indiepop elkaar afwisselen en aanvullen, en strijkers soms wat diepte geven. Zelfs de raspstem van Fiona Apple (in ‘All In Good Time’) heeft iets zachtmoedigs. „Time does what it does, I only wish it wouldn’t do it to us”, zingt Beam in het mooie ‘Cutting it Close’, hoopvol ook al is er allemaal niks aan te doen. (PvdP)




Pet Shop Boys – Nonetheless

Ook na veertien albums houden De Pet Shop Boys vast aan hun bekende formule, blijkt op het vijftiende album. De dunne maar verdubbelde stem van Neil Tennant, als een eenpersoons koor, de zwoele begeleiding, de Bossanova-, disco of sambaritmes en nostalgische onderwerpen (David Bowie, Schlagers) zijn karikaturaal – en soms niet. (HC)




Chef’Special – New Gold

De band uit Haarlem heeft een recept om de aanhang te behagen: met opgewonden zang, opwekkende gitaarriffs en een transparant geluid. De stijl is inmiddels meer pop dan funk of hiphop. Op het vijfde album New Gold is de stemming opgeruimd, in voorwaarts stomende nummers. De teksten van Joshua Nolet zijn voor de hand liggend maar worden met verve uitgesproken. (HC)




Ringo Starr – Crooked Boy

Het leven is niet altijd perfect, maar we maken er het beste van. En grijze luchten worden altijd weer blauw. Dat is drummer-zanger Ringo Starr, altijd al de meest opgewekte en meest verdraagzame Beatle, ten voeten uit op bijna al zijn soloplaten. Op ep Crooked Boy voert hij vier gitaarpopliedjes van Linda Perry (ooit 4 Non Blondes) uit in de serie goed bedoeld, sympathiek maar onvast en krachteloos. De titelsong, over zijn jeugd als altijd ernstig zieke jongen, is de meest persoonlijke. (Amanda Kuyper)