Opinie | Westerse grondstofhonger maakt klimaatbeleid onrechtvaardiger

‘De European way of life is blijkbaar het recht op Europese welvaart ten koste van anderen.” Treffend gaf Lara Wolters (PvdA) lid van het Europees Parlement haar reactie op het feit dat de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) in februari 2023 niet door de Europese Raad kwam.

Deze wetgeving beoogt bedrijven te verplichten tot het identificeren, voorkomen, verminderen en verantwoorden van negatieve mensenrechten- en milieueffecten in de eigen bedrijfsvoering en productieketens. ‘Onze’ groene transitie is namelijk afhankelijk van grondstoffen elders. In maart nam de Europese Raad wel de ‘Critical Raw Minerals Act’ aan, die de grondstofhonger van de EU moet helpen bevredigen.

De materiële voetafdruk en de (on)rechtvaardige productieketens die daarmee samenhangen hebben veel meer aandacht nodig. De groeiende grondstoffenhonger heeft desastreuze gevolgen voor de lokale bevolking rond mijnen en wetgeving die mens en natuur moeten beschermen schiet tekort. Verder vergroot het de machtsongelijkheid tussen landen die grondstofrijk zijn en de plekken waar deze mineralen verwerkt en gebruikt worden.

Koloniale scheidslijnen

Westerse landen zijn verantwoordelijk voor de consumptie van 80-90 procent van de grondstoffen. Grondstofrijke regio’s zelf profiteren vaak nauwelijks van de transitie; zoals zij eerder maar beperkt profiteerden van het fossiele tijdperk. De exploitatie van grondstoffen loopt grotendeels langs de scheidslijnen die in de 16de eeuw zijn getrokken ten tijde van het Europese kolonialisme. Grondstofwinning, toen en nu, wordt gekenmerkt door uitbuiting, milieurampen, mensenrechtenschendingen en gewapende conflicten.

Grondstoffen zijn een belangrijke bron van speculatie geworden

Een tweede probleem hangt nauw samen met de financiële sector. In de afgelopen twintig jaar zijn grondstoffen een belangrijke bron van speculatie geworden. De handel in grondstoffen is in handen van een beperkt aantal grondstoffenhandelaren als Glencore, Trafigura, en Archer Daniels. Deze partijen vormen tussenpersonen tussen de producenten en afnemers van grondstoffen. Sinds de jaren 90 hebben deze partijen financiële producten bedacht (futures, options, swaps) om de investeringsrisico’s te verlagen, en tegelijkertijd meer geld te verdienen door de handel in deze ‘derivaten’ op financiële markten.

Deze ‘financialisering’ van de grondstoffenhandel heeft een complex en ondoorzichtig systeem opgeleverd, losgezongen van de fysieke economie. Het zorgt dat de maximalisatie van financiële winst de belangrijkste drijfveer is geworden, de druk op grondstoffenwinning voedend. Het zorgt er ook voor dat het systeem zo complex is geworden dat Environmental, Social and Governance criteria nauwelijks te toetsen zijn.

Kortom, grondstoffenextractie is verweven geraakt met financiële extractie. Het enige echte alternatief lijkt daarom om de (doorgeschoten) financiële prikkel achter grondstoffenwinning veel kleiner te maken, of helemaal te verwijderen. Dat zou betekenen: veel meer nadruk op rechtvaardigheid, lokaal eigenaarschap, regionale industrialisatie in het Mondiale Zuiden en veel minder op groei.

Materiële voetafdruk

In tijden van groeiende grondstofhonger is het wellicht niet vreemd dat een CSDDD richtlijn op veel weerstand stuit vanuit de Europese bedrijfslobby. Door de materiële voetafdruk in plaats van de carbon footprint centraal te stellen, met aandacht voor investeringsstromen en kennis van lokale gemeenschappen, verdwijnt een blinde vlek en wordt het klimaatvraagstuk verbonden aan grondstofwinning en bredere rechtvaardigheidsvraagstukken.

De focus op een materiële voetafdruk is geen heilige graal, maar biedt wel een zaklamp in het donker. Een zoeklicht in obscure productieketens waarin relaties tussen industrie hier en mijnen ver weg vaak onzichtbaar zijn. Dit is een noodzakelijke eerste stap om verbanden en verantwoordelijkheden bespreekbaar te maken, om duidelijke standaarden te ontwikkelen, en uiteindelijk, een rechtvaardigere toekomst in het leven te roepen.

Het Resourcefulness project aan de Utrecht Universiteit onderzoekt, met hulp van onder andere de financiële sector en het bedrijfsleven, de manier waarop kritische mineralen waarde en betekenis krijgen in productieketens, en wat daarvan de effecten zijn op sociale (on)rechtvaardigheid, zodat deze ketens transparanter worden.