Een lichtgewicht als Ryan Gosling, deze week actieheld in The Fall Guy, had geen schijn van kans gemaakt tussen de kolossen die in de jaren tachtig in de actiefilm rondstampten. Die dansten niet in de Mickey Mouse Club, zoals Gosling, maar kwamen uit vechtsporten – Chuck Norris, Jean-Claude Van Damme, Steven Seagal – of de bodybuilding – Arnold Schwarzenegger, Sylvester Stallone. Deze topzware anabole vleestaarten gaven het depressieve Amerika onder president Reagan een broodnodig shot patriottisme door op celluloid bloedig revanche te nemen op interne en externe vijanden: maffia en jeugdbendes, communisten, Vietnamezen, Latijns-Amerikaans gespuis. Helden met een lijf van graniet en een ziel van roestvrij staal die elke moordpartij afsloten met een snerende oneliner.
In zijn vermakelijke boek The Last Action Heroes schildert Nick de Semlyen, journalist bij het Britse filmtijdschrift Empire, hun tijdvak in de stijl van cultuurcriticus Peter Biskind, maar helaas zonder diens finesse, diepgang en eruditie. Biskind maakte school door de opkomst en ondergang van een filmgolf te beschrijven door een groep gezichtsbepalende filmmakers te profileren: het Nieuwe Hollywood van de jaren zeventig in Easy Riders, Raging Bulls bijvoorbeeld.
De Semlyen beschrijft de rechtse golf wraak- en actiefilms van de jaren tachtig via een ensemble actiehelden. Superster Sylvester Stallone, scriptschrijver en stiekeme intellectueel, bijt daarbij de spits af en is tevens de schurk van het verhaal: een neurotisch verongelijkte, jaloerse ijdeltuit. Hoogtepunt in Stallone-bashing is een anekdote over een kindacteur die hem op de set van Rambo III brutaal verbetert, waarna Stallone grimmig naar zijn camper beent en zijn assistente even later terugkeert: „Sly heeft een geweldig idee! Waarom gaat dat kind niet dood in deze scène?”
Voor wat het waard is: Hollywood houdt van sterke verhalen. Stallone verandert de Amerikaanse film hoe dan ook grondig. Zijn boksfilm Rocky is in 1976 een nagel aan de doodskist van het artistiek hoogstaande, maar deprimerende ‘Nieuwe Hollywood’. Samen met Jaws en Star Wars zorgt Rocky ervoor dat Hollywood zijn geld eind jaren zeventig gaat steken in B-films: actie, horror, scifi. Rocky Balboa biedt hoop door zich taai staande te houden tegen een opschepperige zwarte wereldkampioen en geeft en passant wit zelfmedelijden en revanchisme vorm. De underdog Rocky transformeert in latere films in een superkampioen. Stallones tweede held John Rambo doorloopt een soortgelijke traject: de getraumatiseerde, in de hoek gedreven Vietnamveteraan van First Blood veranderde later in een meedogenloze moordmachine die alsnog de oorlog in Vietnam én Afghanistan wint.
Stallones rivaal, de Oostenrijkse bodybuilder Arnold Schwarzenegger, is de held in De Semlyens verhaal: een botte, seksistische, maar immer opgewekte bodybuilder met zo veel zelfvertrouwen dat hij geen ego lijkt te hebben. Bob Rafelson zet zijn kolossale torso in 1976 in Stay Hungry in als ridicuul ‘special effect’ met gay connotaties. Tien jaar later is Schwarzenegger met accent en al Hollywoods onwaarschijnlijkste A-ster dankzij barbaar Conan, moordrobot Terminator en een half dozijn militaristische mannetjesputters.
De Semlyen beschrijft de rivaliteit – en de dirty tricks – van Stallone en Schwarzenegger en voert tevens een stoet mindere goden op: de zachtmoedige christen Chuck Norris, de optimistische ijdeltuit Jean-Claude Van Damme, de sinistere bruut Steven Seagal. Zij domineren een tijdlang Hollywood.
Aanvankelijk schraagt hun bloeddorst het artificiële patriottisme van Ronald Reagan – de president lijkt half verliefd op Stallone en telefoneert oeverloos met hem. Maar als Amerika’s zelfvertrouwen afdoende is hersteld en na 1986 de detente met de Sovjet-Unie inzet, raakt grimmigheid en triomfalisme weer uit de mode. Het nieuwe type actieheld blijkt de bijdehande tv-ster Bruce Willis, die in 1988 met Die Hard een enorme kersthit scoort: een actiekomedie over politieman John McClane, die bloedt, vlucht, huilt en overleeft via improvisatie. In de jaren negentig krimpen actiehelden weer naar Willis’ menselijke formaat en raken gekwelde antihelden als Mel Gibson of Nicolas Cage in de mode, alsmede zweetloos soepele, technologisch onderlegde types die wel raad weten met internet: Tom Cruise, Keanu Reeves.
In 1989 zet Tim Burton met Batman ook de cartooneske superheld alvast in de etalage: diens schrikbewind begint pas echt in de 21ste eeuw. De dubbel gespierde vleestaarten van de jaren tachtig zijn dan vagelijk ridicule dinosauriërs geworden. Hun Jurassic Park is na 2012 filmserie The Expendables, waarin ze in wisselde ensembles hun trucjes van weleer doen, nu met grappen over hernia en viagra.
Achteraf is het opvallend hoe ridicuul en trashy hun actiefilms waren. Ze verdienen een diepgaander studie dan het wel zeer amusante The Last Action Heroes.
The Last Action Heroes: The Triumphs, Flops, and Feuds of Hollywood’s Kings of Carnage, Nick de Semlyen. 352 pag. € 29,37