Plots verdwijnt het olijke lachje en stokt de woordenstroom. Tadej Pogacar slikt. En slikt nog eens. De winnaar van Luik-Bastenaken-Luik heeft tijdens de persconferentie na afloop de vraag gekregen waarom hij zo emotioneel was bij het passeren van de finishlijn. „De afgelopen twee edities waren moeilijk voor mij”, antwoordt hij uiteindelijk. „Twee jaar geleden overleed de moeder van mijn vriendin. En vorig jaar brak ik mijn hand en verpestte ik m’n seizoen.”
Van schlemiel tot held van de dag – zo kan het gaan in het wielrennen. Vorig jaar viel Tadej Pogacar in Luik-Bastenaken-Luik en brak twee handwortelbeentjes in zijn pols, wat hem misschien wel de eerste plek in de Tour kostte. Dit jaar zegevierde hij – met grote overmacht. Een versnelling op de gevreesde Côte de la Redoute – anderhalve kilometer met een gemiddelde stijging van bijna 10 procent – was genoeg om de volledige concurrentie uit te schakelen. De resterende 34 kilometer soleerde Pogacar naar de finish. Het was zijn tweede zege in ‘La Doyenne’ en zijn zesde monument.
Door Pogacars overmacht bleef een tweestrijd met Mathieu van der Poel uit. Iets waar de liefhebbers vooraf wel op hadden gehoopt: een episch duel in de Ardennen tussen de Nederlandse klassiekerkoning en de alleskunner uit Slovenië, de twee grootste talenten van hun generatie. Zeker nadat twee andere kanshebbers – Primoz Roglic en Remco Evenepoel, de titelverdediger – moesten afhaken door een zware valpartij in de Ronde van het Baskenland, was dit het gedroomde scenario.
Gezonde ambitie
Natuurlijk, van de twee was Pogacar als klimmer de favoriet: tien kilo lichter dan Van der Poel en dus sneller op de Ardennenhellingen, die langer zijn dan de heuvels in de Ronde van Vlaanderen. Eerder dit voorjaar had de Sloveen in de Strade Bianche met een solo van 80 kilometer al laten zien dat hij vrijwel niet te verslaan is in eendagskoersen met veel hoogtemeters. Van der Poel had zich vooraf dan ook gepresenteerd als underdog: hij verscheen aan de start „niet als topfavoriet maar met gezonde ambitie”.
Toch achtte Van der Poel zichzelf niet kansloos. Bij zijn enige andere deelname aan Luik-Bastenaken-Luik, in 2020, werd hij zesde op 14 seconden van winnaar Roglic, een teken dat hij ook in de Ardennen zou kunnen meedoen voor de winst. Met zijn magistrale vorm van dit voorjaar – winst in zowel de Ronde van Vlaanderen als Parijs-Roubaix –, een slim koersplan en een beetje geluk zou de wereldkampioen wellicht ook dit wielermonument op zijn naam kunnen zetten?
Het bleek ijdele hoop. Eerst had Van der Poel pech: op 95 kilometer van de finish, terwijl hij achterin het peloton bezig was zich van zijn handschoenen en beenstukken te ontdoen, kukelden voor hem zeker twintig renners over het asfalt. Van der Poel kwam vast te zitten en liep achterstand op, wat de ploeggenoten van Pogacar aangrepen om voorin flink tempo te maken. Uiteindelijk kwam Van der Poel terug in het peloton, maar wel ten koste van een „grote, grote inspanning”, zo zei hij na afloop.
Toen Pogacar vervolgens demarreerde op La Redoute, had Van der Poel simpelweg geen antwoord. Bovenaan de beklimming was het gat tussen de twee 15 seconden, enkele kilometers later al 40. Dat Van der Poel in Luik toch nog derde wist te worden door de sprint te winnen achter de Fransman Romain Bardet, was meer dan hij had durven hopen, zei hij na afloop. „Tot vijf kilometer geloofde ik überhaupt niet in een podiumplek.”
Behalve Van der Poel kwamen de andere favorieten er ook niet aan te pas. De Brit Thomas Pidcock, vorige week nog winnaar van de Amstel Gold Race, zat ook vast achter de val en verspeelde kostbare energie door vol in de wind terug te rijden naar het peloton. Voor Stephen Williams uit Wales, op woensdag de verrassende winnaar van een extreem koude en natte editie van de Waalse Pijl, was het klaar op La Redoute. De Deen Mattias Skjelmose, die woensdag onderkoeld moest afstappen, reed goed vooraan maar speelde geen rol.
Door die beestachtige Waalse Pijl werd gevreesd dat kou en neerslag ook bij Luik-Bastenaken-Luik een beslissende rol zouden spelen. Winters en guur was het deze zondag zeker, maar vooral in de eerste helft van de koers. Voorbij het keerpunt in Bastenaken brak er een bescheiden zonnetje door en konden de jasjes en beenstukken uit.
Matthieu van der Poel had de „decompressie” – wielerjargon voor: fysiek dipje – na Vlaanderen en Roubaix „toch een beetje onderschat”, zo zei hij na afloop. Toch leek hij amper teleurgesteld: met zijn zeges in Vlaanderen en Roubaix was zijn voorjaar sowieso al geslaagd. Over zijn ambitie om ooit wél Luik-Bastenaken-Luik te winnen, eventueel met een speciaal trainingsprogramma, was hij duidelijk: „Niet in de komende jaren. Ik richt me op de dingen die ik het beste kan.” Hij was vooral blij, zei Van der Poel, dat zijn koersvoorjaar – dat half maart begon met Milaan-San Remo – er eindelijk op zat.
Pogacar, wiens seizoen al begin maart begon met de Strade Bianche, mijmerde tijdens de persconferentie over een fijne vakantie – die hij niet gaat krijgen. Over minder dan twee weken staat hij voor het eerst aan de start van de Giro d’Italia, waarvoor hij, zeker na deze zege, de absolute favoriet is. Toch nog een olijk lachje: „Er is werk aan de winkel.”