Een jongen van basisschoolleeftijd verbergt zijn gezicht in de jas van zijn moeder, hopend dat de orkaan van dissonanten snel gaat liggen. Andere bezoekers van Motel Mozaïque zijn minder dapper, zij verlaten de zaal van Theater Rotterdam waar de Britse drummer en producer Tom Skinner de zaterdag is begonnen met freejazz. Vijf instrumenten gaan hun eigen weg.
Het Rotterdamse festival Motel Mozaïque (MoMo), verspreid over verschillende locaties in de stad en met naast reguliere concerten ook bouwputconcerten en theatrale performances, heeft sinds de eerste editie van 2001 altijd een hang naar avontuur gehad. Maar niet eerder nam het experimentele jazz prominent op in het programma.
Het was dan ook alsof Skinner, artist in residence op het festival, zijn publiek wilde testen, of schiften. Bezoekers konden hem kennen van The Smile, de band met Radiohead-leden Thom Yorke en Johnny Greenwood, maar hij liet geen twijfel bestaan over zijn ware aard: hij is jazzdrummer, zoals hij ook is in de band Sons of Kemet.
Donderdag speelde hij al met een Koreaanse fluitist, op vrijdag met een trio. Zaterdag einde middag staat zijn eigen project Voices of Bishara centraal. De schooljongen houdt stand, maar om hem heen is de zaal een stuk leger geworden als er na zeven minuten eindelijk structuur in het spel komt. Dan blijkt vooral cellist Kareem Dayes ijzersterk. Het stuk ‘The Journey’ klinkt als een instant klassieker met de wonderlijke structuur van de geplukte cello tegenover de korte blaasstoten van de saxofoon. Alles is ritme onder leiding van Skinner. De andere vier bandleden pakken er regelmatig koebellen, shakers of een tamboerijn bij, of drummen mee op hun eigen instrument.
Toch is het zware kost zo in de namiddag met nog een hele festivalavond in het verschiet. Zelfs de dappere jongen heeft na drie nummers opgelucht de zaal met zijn moeder verlaten.
Op het huwelijk tussen freejazz en MoMo rust dan misschien nog geen zegen, maar dat zal later op de avond goed komen. Het festival heeft wel degelijk verrassingen in petto. Nee, niet de relatief veilige keuzes van de Britse afrobeatgroep Nubiyan Twist en de eveneens Britse, mompelende postpunkers van Dry Cleaning. Beide bands bedienen hun publiek geroutineerd, maar zonder uitschieters.
Voor avontuur moet je deze avond in de Arminiuskerk zijn. Daar staat de Belgische kunstenaar James de Graef, ofwel Loverman, onder welke naam hij vorig jaar debuteerde als singer/songwriter. Hij blijkt een klasse apart. In eenmansliedjes op gitaar en piano doet zijn donkere stem denken aan Leonard Cohen met een vleugje Nick Cave. Maar hij is een Brusselaar, en onvermijdelijk sluipt er een dosis Jacques Brel in. Theatraal pakt hij de kerk in, smeedt een band met het publiek en geeft zelfs minutenlang de microfoon uit handen, terwijl hij de regie volledig behoudt. We moeten Loverman goed in de gaten houden, hij is gevaarlijk.
IJzersterke festivalreputatie
Twee andere getalenteerde Belgen stomen MoMo ondertussen klaar voor de nacht in de theaterzaal. Lander & Adriaan hebben al een ijzersterke festivalreputatie en zullen deze zomer vermoedelijk hun plek definitief opeisen. Zij laten zien hoe een jazzaanpak, ja zelfs ook freejazz, een dansgraag festivalpubliek kan optillen. Het duo, met een achtergrond in indie en jazz, staat middenin de zaal: Lander achter vijf synthesizers, Adriaan achter een analoge drumkit en een elektronische drumpad. En dan is het freaken.
Over loeiharde drum ‘n’ bass, acid en UK rave klinken nineties synthgeluiden vol avontuur. Clubjazz, avant-garde-rave. Ze klinken als een experimentele dj, maar het zijn twee muzikanten die constant met elkaar in contact zijn, met een besmettelijke gretigheid op zoek naar een wending of een nog diepere bas, een nog hardere breakbeat.