N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Rapport Mensen raken na een huisuitzetting te vaak thuisloos bij gebrek aan een nieuwe woning. De overheid moet hen beter beschermen, schrijven de Kinderombudsman en Nationale Ombudsman dinsdag.
Het kabinet en gemeenten moeten meer doen om thuisloosheid na huisuitzettingen te voorkomen. Dat schrijven de Nationale Ombudsman en de Nationale Kinderombudsman dinsdag in een gezamenlijk rapport.
Te vaak raken bewoners, soms met kinderen, thuisloos doordat de gemeente hen niet aan een nieuwe woning helpt, staat in het rapport. Dat is in strijd met mensenrechten, die zijn vastgelegd in internationale verdragen.
De Ombudsman en Kinderombudsman vragen minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting, CDA) en gemeenten om de regels en procedures rond huisuitzettingen snel te verbeteren.
Doordat er weinig huizen beschikbaar zijn, gebeurt het volgens hen regelmatig dat de gemeente mensen onder „oneigenlijke druk” zet om een tijdelijke oplossing te accepteren. Zoals een plek in de maatschappelijke opvang, een vakantiehuisje of bij vrienden of familie.
Op zich is een huisuitzetting niet in strijd met de mensenrechten. In Nederland kun je uit huis gezet worden als je een ernstige betaalachterstand hebt, overlast veroorzaakt of als er veel drugs bij je gevonden wordt. De huurbaas of hypotheekverstrekker moet daarvoor toestemming vragen aan de rechter. Gemeenten mogen na een grote drugsvondst zelf de woning ‘sluiten’.
Maar huisuitzetting mag niet leiden tot dakloosheid, volgt uit het VN-verdrag ‘inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten’. In de praktijk gebeurt dat wel, concluderen de Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen en Kinderombudsman Margrite Kalverboer, die hier klachten over kregen van uitgezette gezinnen en betrokken professionals.
Tijdelijke oplossingen
Het is onduidelijk hoeveel huisuitzettingen er precies plaatsvinden in Nederland. Alleen de sociale huursector houdt dat bij. In 2021 telde brancheorganisatie Aedes zo’n 1.400 uitzettingen. Een aantal dat sterk daalt: in 2015 waren het er ruim 5.500. Hoe vaak er kinderen bij betrokken zijn, is niet bekend.
Zodra een huisuitzetting dreigt, wordt de gemeente vaak bij de zaak betrokken. Die kan helpen bij het vinden van een nieuwe woning. Maar landelijke verplichtingen hiervoor ontbreken, concluderen Van Zutphen en Kalverboer, en gemeenten gaan er verschillend mee om.
„Gezinnen belanden vaak langdurig in tijdelijke woonoplossingen”, zegt Van Zutphen. Omdat zij geen eigen huis hebben, zegt hij, zijn zij „feitelijk dakloos”. Dat leidt tot stress: „Hun leven wordt overleven en zij kunnen niet aan hun toekomst werken.”
Daarvan zijn ook hun kinderen de dupe. Ouders zijn in zo’n onstabiele situatie slechter in staat om hen „de liefdevolle begeleiding” te geven die zij nodig hebben, staat in het rapport. Om te voorkomen dat ze op straat belanden, doen alleenstaande moeders volgens Van Zutphen soms een beroep op ‘foute vrienden’. Daardoor raken zij „gevangen in (gewelddadige) afhankelijkheidsrelaties.”
Bestraffing staat voorop
Het belang van de bewoners raakt het snelst uit zicht als de huisuitzetting volgt op een grote drugsvondst. De burgemeester mag de woning dan dus ‘sluiten’, en bij die beslissing wordt vooral gehandeld „vanuit de gedachte dat slecht gedrag bestraft moet worden”, schrijven de Ombudsman en Kinderombudsman. Over de gevolgen van de uitzetting wordt nauwelijks nagedacht.
Terwijl uitzetting „de problematiek kan verergeren”, én botst met mensenrechten. Die gelden altijd, schrijven Van Zutphen en Kalverboer, „ongeacht het gedrag van mensen”.
Zij vragen gemeenten om mensen- en kinderrechten te respecteren bij huisuitzettingen. En minister De Jonge zou die rechten wettelijk moeten verankeren.
Daarnaast willen de Ombudsman en Kinderombudsman dat bewoners voor wie uitzetting dreigt, altijd rechtsbijstand krijgen, en dat gemeenten en woningcorporaties hen goed en begrijpelijk informeren over de gang van zaken.