In de rij voor het Boekenbal, vorig jaar, sloot Jeroen Wollaars achter aan mijn groepje en ik ging een praatje met hem maken — ik weet niet meer wat mijn openingszin was, maar ik wist dat Jeroen een nerd was en ik wilde het met hem over ChatGPT hebben.
Ik was dat gesprek vergeten, maar ik moest eraan denken toen ik zelf een GPT in elkaar had gezet die me helpt bij het schrijven van mijn nieuwe roman . Mijn bot leest het boek-in-wording, checkt welke elementen (handelingen, locaties, gedachten over een bepaald onderwerp) er meer dan één keer in voorkomen, en schrijft dat in bulletpoints uit, zodat ik kan zien of die elementen een beetje evenwichtig zijn verdeeld.
Toen we langzaam naar de ingang van de schouwburg schuifelden en we samen onze innerlijke nerd de vrije hand gaven terwijl mijn groepje het waarschijnlijk over Hoge Literatuur had, wees Jeroen me op het bestaan van een filmpje van Tommy Wieringa die een gemankeerd schrijvende chatbot uitlacht en daarom niet vreest voor zijn toekomst.
Ik dacht daar over na, en ik zei dat ik ook niet vreesde voor mijn literaire toekomst, maar die onbevreesdheid kwam niet voort uit de slechte kwaliteit van de tekst die Tommy op zijn scherm zag; ik zei dat ik dacht dat er uiteindelijk een Tommy-bot te programmeren zal zijn die een roman zal kunnen schrijven die zal lijken op een roman van de echte Wieringa. Maar een AI-model gaat nooit een literaire roman kunnen schrijven, omdat het wezen van een literaire roman erdoor nooit aangeraakt zal worden .
Auteur: GPT
Vorige week kreeg ik een mailtje van een scholier die me een rijtje vragen stelde, en een van de vragen was:
„Wat is het verschil tussen literatuurboeken en lectuurboeken?” [sic]
Ik gaf eerst antwoord op de vraag over lectuur:
„Ik denk dat lectuur gericht is op vermaak van de lezer, dus de schrijver is gaan zitten met het idee: hoe kan ik het leuk maken voor de mensen die dit boek gaan kopen.”
Op kantoor heb ik een collega die tijdens de lunch zijn telefoon naast zijn bord legt en daarop verhalen leest die op een bepaalde gamewereld zijn gebaseerd. Het maakt mijn collega niet veel uit hoe het verhaal tot stand is gekomen, het gaat hem om het decor van die gamewereld, hij wil vermaakt worden terwijl hij zijn boterham eet.
Ik denk dat hij op een moment in de toekomst (gegenereerde verhalen blijven vooralsnog het niveau van een schoolopstel met veel en toen en toen houden) een GPT heel precies aan gaat geven dat hij behoefte heeft aan een nieuw verhaal, in een bepaalde setting, met een mannelijk of een vrouwelijke hoofdpersoon, er misschien een whodunnit in verwerkt moet zitten, of dat er draken moeten rondvliegen — noem maar op. Als dat decor maar die gamewereld blijft. Die (digitale) boeken hoeven wellicht niet meer door een mens geschreven te worden; mijn collega kan straks aan zijn GPT vragen of die een verhaal verzint terwijl hij zijn broodtrommel opentrekt.
Maar GPTs zijn de toekomst van (simpele) lectuur. Niet alleen voor mijn collega die zelf kan prompten en het geen probleem vindt van zijn scherm te lezen, maar ook voor de kasteelromannetjes die in de rekken van de supermarkt liggen. Boekfabrieken die nu al honderden boekjes per jaar uitpoepen, zullen met de schrijvers met wie ze werken aan de slag gaan om AI in te zetten om die grote hoeveelheden boekjes te verdubbelen. De schrijvers zullen brainstormen met de AI, zullen een compleet verhaal laten genereren, hun prompt bijstellen („geef Angelique meer achtergrond, misschien is haar vader zeeman of houthakker?”) en het uiteindelijke resultaat redigeren voor het naar de drukker gaat.
Plezier is niet de bedoeling
Het tweede deel van mijn antwoord naar de scholier:
„Literatuur is geschreven omdat de schrijver al dan niet bewust worstelt met een bepaald onderwerp, een bepaalde emotie, een heftige herinnering, en hij/zij moet daar iets mee omdat het hem/haar anders niet loslaat, en daar kan dan een boek uit ontstaan met literaire kwaliteiten.”
‘Literaire kwaliteiten’ betekent niet dat een boek lange, ronkende zinnen heeft, of goed uitgewerkte personages (een GPT zal straks ook zelf concluderen dat Angelique meer achtergrond moet krijgen) . Het literaire boek is er gekomen omdat de schrijver het moest schrijven. Literatuur heeft zeker het vermogen de lezer te plezieren, maar niet de bedoeling. De schrijver heeft dat plezieren niet in dat boek gestopt. Elke gedachte van de schrijver aan het plezieren van de lezer kan een literair boek slechter maken.
Er zijn vele definities van literatuur, en die zijn allemaal aan discussie onderhevig, maar ik denk dat er in dit verband één belangrijk kenmerk is dat nooit in een door AI gegenereerd boek terecht gaat komen: de ellende van de schrijver. Om nader te specificeren: de oude ellende waardoor de schrijver is gaan schrijven.
Lezers van literatuur zullen dat zeker niet allemaal zelf zo benoemen, maar ze vinden de schrijver een essentieel onderdeel van hun leeservaring. Zij lezen om het boek als kunst te ervaren, en kunst bestaat niet zonder de kunstenaar. Ze willen voelen wat de schrijver voelt, hoeveel schrijvers en recensenten er ook rondlopen die gewichtig delibereren dat het om het boek gaat, niet om de schrijver. Dan bedoel ik niet dat de lezer eerst alle biografische details over de schrijver tot zich neemt, maar ergens in dat boek zit een gevoel dat volkomen echt is, en de lezer is op zoek naar dat gevoel.
Daar is geen ‘haakje’ bij nodig, zoals de cohorten met een overdreven weerzin tegen autofictie dat noemen („dit debuut is daarmee een verademing in deze tijd van slappe autofictie”, las ik laatst weer in een recensie), je hoeft dat gevoel niet te koppelen aan iets ‘echt gebeurds’ waar de schrijver aan een talkshowtafel heeft verteld.
De autofictiehaters gaan aan het feit voorbij dat ook schrijvers van volledig verzonnen verhalen hun shit aan het wegschrijven zijn — er zit ook in die verhalen een diepe kern van oude ellende die ervoor zorgt dat de lezer gegrepen wordt.
Literatuurlezers zullen bewust niet een verhaal gaan lezen dat door AI is gegenereerd, omdat ze dat gegrepen worden nodig hebben.
Krankzinnig genie
ChatGPT doet niet aan oude ellende, want die ellende zit vastgeschroefd in het zelfbewustzijn van de schrijver. GPT’s hebben geen zelfbewustzijn, en ze zullen het ook niet krijgen. Het zijn taalmodellen die in de kern alleen maar goed zijn in één ding: voorspellen welk woord er moet komen na het woord dat ze zelf net hebben geschreven, op basis van de grote hoeveelheden tekst die ze als input hebben gekregen. Er zit geen redenatie achter. Het is een programma dat op instructies wacht, niets meer, niets minder. En als een taalmodel tijdens een chatsessie begint te raaskallen, is dat niet omdat hij langzaam in een krankzinnig genie met zelfbewustzijn aan het veranderen is, dat is omdat ‘ie zijn instructies volgt: hij moet een antwoord geven, maar hij heeft geen woorden die passen bij de vraag die hem gesteld is, dus gaat ie ‘hallucineren’. Dat zou bij toeval op literaire kwaliteiten kunnen gaan lijken — maar dat gaat het niet zijn.
In een literair verhaal zit altijd, altijd, altijd een laag van pijn die de schrijver er niet bewust in heeft gestopt, maar die de lezer wel voelt. AI zou die laag er eventueel in proberen te stoppen, omdat hij bijvoorbeeld deze tekst heeft gelezen (dat zou grappig zijn, natuurlijk) en dus „laag van pijn toevoegen” op zijn lijst heeft staan, maar de lezer zou dat voelen jeuken. Er zou iets off zijn, het zou net niet kloppen.
Als deze tweedeling tussen lectuur en literatuur hoogdravend klinkt: nee, ik ga niet voorbij aan de Stephen Kings van deze wereld; alleen Stephen King kan een echte Stephen King schrijven, want wat dat betreft schaar ik hem, hopsakee, bij de literatuur, want man, wat zit er een dikke, dikke laag van pijn in die boeken. Stephen King en andere verkoopkanonnen zoals Harlan Coben worstelen gewoon met demonen, en de lezer worstelt met liefde mee. Dát is de basis van het succes van die boeken.
De GPT die ik zelf heb ‘gebouwd’ (lees: een lange, duidelijke prompt geschreven) is een bot die het boek dat ik nu aan het schrijven ben op ritme controleert. Dat zoeken naar evenwicht maakt het een beter boek, denk ik, omdat het iets is dat ik bij vorige boeken ook deed, maar dan met de hand. Tegen de tijd dat het af is, zal ik ChatGPT vragen wat hij denkt over de pijn-laag, en misschien zegt ‘ie iets dat hout snijdt, en wellicht helpt het antwoord me om nog wat elementen scherper te maken, maar als ik vraag of hij zelf een laag toe zou kunnen voegen, zal hij met een antwoord komen, maar hij zal geen idee hebben waar ik het over heb.
Lees ook
Een jaar gesprekken met ChatGPT: ‘Ik vraag me af of hij dat IQ van 155 wel verdient