Drie kinderen, twee pleegkinderen en drie adopties. Dat ging lang goed

Na een paar muisklikken zegt Roel Nieuwkerk: „Let op!” Op zijn computerscherm verschijnt een filmpje, gemaakt in de zomer van 1981. Twee Aziatische jochies met bloempotkapsels, in badstof ochtendjassen, kijken lachend in de camera. De jongste zit op schoot bij Tjitske Nieuwkerk, zijn adoptiemoeder. De oudste aait zijn broertje over zijn bol. Dan draaien ze alle drie hun gezicht naar de camera en zwaaien, breed lachend. De moeder zoent de jongste, Kiyoung, innig op zijn linkerwang.

Nieuwkerk, die inmiddels 86 is en de filmbeelden schoot: „Dit is toch puur gezinsgeluk?”

Naast hun drie biologische kinderen namen hij en zijn vrouw Tjitske vijf kinderen op in hun midden: twee pleegkinderen, drie werden geadopteerd. Niet met iedereen liep het goed af, mede door een fatale zomerdag die hun levens zou bepalen.

Wat dreef het echtpaar? Wat bracht hun grenzeloze liefde de kinderen en henzelf? En: wat is de spankracht van een adoptiegezin?

NRC sprak uitgebreid met meerdere gezinsleden en met oud-klasgenoten, collega’s, vrienden en buren van het gezin uit Zoetermeer. „Ik heb een prachtig leven gehad, ondanks alle ellende.”

Contactadvertentie

Na vervulling van zijn dienstplicht in Berlijn en Londen keert Roel Nieuwkerk eind jaren vijftig terug naar zijn ouders in de Tomatenstraat in Den Haag. Hij vindt werk als wetenschappelijk medewerker bij de faculteit elektrotechniek aan de universiteit Delft, waar hij eerder is afgestudeerd. „Ik was een vrij serieuze student”, zegt hij tijdens een van de gesprekken met een kop thee bij hem thuis. Roken en drinken zal hij zijn hele leven niet doen.

Hij is 28 als hij in Hervormd Nederland, een christelijk opinieblad waar zijn ouders een abonnement op hebben, een contactadvertentie ziet staan.

Welke ontwikkelde vrijgezel of weduwnaar wil serieus kennismaken met mij? Ik ben 27 jr., heb ’n goede alg. ontwikkeling, een brede belangstelling, houdt veel van kinderen en zie mijn levensvervulling in een gelukkig huwelijk.

Hij reageert meteen op ‘briefnummer 3-2117’. Kort daarna komt het tot een ontmoeting met Tjitske Veldhuis in het Groningse Haren, waar ze op zichzelf woont. De geboren Friezin is onderwijzeres. Het klikt direct tussen de geloofsgenoten. Nog geen jaar later, in augustus 1966, trouwen ze. Ze gaan samenwonen. Eerst in Rijswijk, daarna in Zoetermeer – beide op reisafstand van Delft.

In vier jaar tijd krijgen ze drie kinderen: dochter Pythia, zoon Aernout en in juli 1971 zoon Wiebe. Het jongetje heeft zware astma, waar in die jaren nog geen medicatie voor bestaat. Hij draait onophoudelijk rondjes met zijn handjes, uit onderzoek blijkt dat hij een verstandelijke beperking en autisme heeft. Het advies van medici om hem naar een instelling te brengen, stuit zijn moeder tegen de borst.

Ze richt haar leven juist volledig in op de verzorging van Wiebe, hoewel haar eigen gezondheid ook beperkingen kent. Op jonge leeftijd heeft ze een nier verloren. Mentaal is ze daarentegen ijzersterk. Op haar initiatief staat het gezin op een wachtlijst voor adoptie, indachtig het adagium: wie een kind redt, redt de wereld.

Tjitske Nieuwkerk combineert de permanente zorg voor haar jongste kind met kinderopvang aan huis. Hun drive-in-woning aan de Van Beeckstraat leent zich er prima voor. De oudste twee kinderen Nieuwkerk doorlopen intussen moeiteloos de lagere school.

Om aan de intensieve zorg voor de jongste te kunnen ontsnappen, gaat het gezin een enkele keer een week met z’n vieren op vakantie. Wiebe verblijft dan in Nieuw Valkeveen, een opvangplek voor kinderen in Naarden. Daar valt de leiding al snel de vaardigheid van zijn moeder op om met kinderen om te gaan.

Rampspoed

Op dat talent van Tjitske Nieuwkerk doet de directrice van de Gooise instelling eind 1974 een beroep: of haar gezin ruimte heeft om een vierjarig meisje met astma dat in Nieuw Valkeveen is ondergebracht tijdelijk in huis te nemen. Het stel zegt zonder aarzelen ‘ja’. Ze hebben net een stuk grond gekocht aan het Leiwater, in nieuwbouwwijk Meerzicht. Daar zal een vrijstaand huis verrijzen, waar Wiebe tot op late leeftijd met hen moet kunnen wonen.

Maar dan slaat begin 1975, net voor de start van de bouw van het nieuwe huis, de rampspoed toe. Hun zoontje wordt op een nacht met ernstige griepverschijnselen door een ambulance naar het Juliana Kinderziekenhuis in Den Haag gebracht. Daar zal Wiebe Ids Nieuwkerk op 22 februari overlijden, op drieënhalfjarige leeftijd.

De Friese tak van de familie plaatst een rouwadvertentie in de Leeuwarder Courant om het gezin te steunen in het verdriet: „Daarboven juicht een grote schaar van kinderen voor Gods troon.”

Roel en Tjitske Nieuwkerk omstreeks 1993.
Foto Frank Ruiter

Van een tijdelijk verblijf van het pleegmeisje is dan geen sprake meer. Nu afscheid nemen van nog een kind is simpelweg geen optie voor Roel en Tjitske Nieuwkerk. Het meisje met de donkerblonde haren zal nog jaren deel uitmaken van het gezin, al zal dat met horten en stoten gaan.

Tjitske Nieuwkerk worstelt in de eerste periode na de dood van haar jongste zoon met haar verdriet. Op de kinderbegraafplaats in Zoetermeer ontmoet ze andere ouders van vroeg gestorvenen, met wie ze veel praat. Iedere zondag fietst ze met haar oudste dochter Pythia naar het graf, dat ze schoonmaakt en voorziet van verse bloemen. Op de terugweg zegt ze meer dan eens tegen haar dochter: „Wat zou er toch van hem zijn geworden?”

Kiyoung arriveert

Het is al donker en maar een paar graden boven nul als het voltallige gezin Nieuwkerk de hal van Schiphol binnenloopt. Met een toestel van KLM uit Seoul zal zo een adoptiekind uit Zuid-Korea arriveren. Het is donderdagavond 28 februari 1980, ruim twee jaar na de komst van een eerste adoptiekind uit het Aziatische land.

Uit de slurf komt een begeleider gelopen met meerdere kleine kinderen. Eén van hen draagt een rood trainingsjack. Het is Kiyoung. Tjitske Nieuwkerk neemt hem direct op schoot. De andere gezinsleden verdringen zich rondom de nieuwkomer en aaien hem.

In zijn ene hand houdt het jongetje een blauwwit miniatuurvliegtuig, in de ander krijgt hij een rode brandweerwagen gestopt. Onwennig kijkt hij om zich heen. Roel Nieuwkerk legt het tafereel met een videocamera vast. Zijn gezin telt vanaf dat moment vijf kinderen.

Goed doen voor de wereld, in de vorm van adoptie, is in die jaren in meer Nederlandse gezinnen het credo. Het populaire boek De kinderen, waarin schrijver Jan de Hartog zijn adoptie van twee Koreaanse meisjes beschrijft, draagt bij aan die opvatting. Na het einde van de Koreaanse oorlog in 1953 komen er in een paar decennia ruim vijfduizend kinderen uit Zuid-Korea naar Nederland. Een aantal van hen belandt in andere hervormde gezinnen in Zoetermeer, meestal op babyleeftijd.

Schoolfoto van Kiyoung, 1986.
Foto privé-archief docent Peter den Blaauwen

Kiyoung is ruim vier jaar als hij aankomt. Voordat hij in een kindertehuis in Seoul werd opgenomen, heeft hij een tijd op straat geleefd, zoveel is bekend. Zijn afkomst is onbekend. Zelfs over zijn geboortedatum bestaat geen duidelijkheid. Bij aankomst in Nederland blijkt hij tuberculose en huiduitslag te hebben. Ook blijkt één bil dusdanig te zijn verbrand dat hij er amper op kan zitten. Op straat in Zoetermeer pakt hij klokhuizen op om er de restjes vanaf te knabbelen en vangt hij met blote handen een duif om die op te kunnen eten. „Dat doen we hier niet hoor, Kiyoung”, zegt zijn nieuwe moeder.

Zodra hij zijn eerste woorden Nederlands beheerst, vertelt hij zijn zus Pythia over zijn jongste herinneringen. Ze schrijft ze op in een kleurig schoolschrift. „Ik weglopen. Pappa mamma slaan. Pappa stout”, is het eerste dat ze na een dik half jaar optekent uit zijn mond. „Ik bij soldaat op de rug. Ik bij de politie eten gekregen.” In de jaren die volgen zal hij het verhaal met steeds meer details inkleuren.

Als je ruzie maakt en stout bent

Tjitske Nieuwkerk is een graag geziene collega op de Prins Clausschool, een christelijke basisschool in de buurt Meerzicht. Juffrouw Tjitske is lief, geduldig en heeft altijd een luisterend oor maar is streng wanneer nodig. Naast haar lessen aan klas drie is ze op school actief voor Wereldkinderen, de organisatie waarmee ook Kiyoung naar Nederland is gekomen. „In één week tijd brachten de kinderen 425 gulden bijeen voor Afrika”, schrijft ze in de schoolkrant. „Voor onze adoptiekinderen in India is zelfs 462,75 opgehaald!”

Na de lesdag gaat ze meteen naar huis, waar dochter Pythia haar vaak opwacht met een kop thee. Het gezin telt inmiddels, begin 1982, zes kinderen, na de adoptie van een negenjarig meisje uit Colombia.

Op straat in Zoetermeer pakt hij klokhuizen op om er de restjes vanaf te knabbelen

Pythia is de oudste van het stel, Kiyoung de jongste. De regelmaat van het gezinsleven doen hem goed. Het is een rustige, ingetogen jongen. Hij spreekt al snel de taal en komt goed mee op school, waar hij vriendjes heeft met wie hij voetbalt.

In de achtertuin van de villa aan het Leiwater staan een wigwam en een dubbele schommel, in een hok zit een roedel dwergkonijnen en in de sloot achter het huis ligt een roeiboot. Binnen is er tafelvoetbal en ligt de kast vol met bordspellen. Tjitske Nieuwkerk is de spil van het gezin. Hulp in de huishouding heeft ze niet. Pythia, dan vijftien jaar, helpt waar nodig. Roel Nieuwkerk, die voor zijn werk regelmatig in het buitenland is, heeft een eigen werkkamer waar hij in zijn vrije tijd pijporgels bouwt. Iedere zondag gaat het gezin naar de kerk. Zij is links-christelijk georiënteerd, hij stemt veelal CDA.

In het drukke gezinsleven zoekt iedereen zijn eigen plek en delen de adoptiekinderen soms hun ervaringen met elkaar. Zo zitten Kiyoung en zijn Colombiaanse zus in de zomer van ’82 samen op de schommel in de tuin als zij zegt: „Als je ruzie maakt en stout bent, moet je naar een ander land. Ik moest ook naar een ander land.” Daarop zegt Kiyoung: „Stom hè. Iedereen maakt weleens ruzie. Ik ook.” Pythia noteert de dialoog nog dezelfde avond in haar schrift.

Om zijn eigen kinderen voldoende aandacht te geven, neemt Roel Nieuwkerk Pythia en Aernout een jaar later mee op vakantie naar het Zwitserse bergdorp Davos.

Niet lang na thuiskomst krijgen Roel en Tjitske Nieuwkerk een verzoek: of ze een negenjarig Koreaans meisje kunnen opnemen dat in het Burgerweeshuis in Rotterdam zit nadat ze bij haar adoptieouders is vastgelopen.

Opnieuw stemt het echtpaar in, tot verbazing van een paar vrienden en familieleden, die zich afvragen of het niet wat veel wordt met zeven kinderen. Slechts een enkeling spreekt die twijfel uit.

Foto privé-archief Roel Nieuwkerk

Tjitske Nieuwkerk is vastbesloten. Kinderen in nood help je. Want God betekent liefde voor haar. Amy is welkom. En dus wordt op de zolderetage van het huis met een paar schotten nóg een kamertje gemaakt, door een gordijntje gescheiden van de andere vertrekken. Aan tafel wordt een extra bord bijgezet. De grenzeloze hartelijkheid leidt tot bewondering bij vrienden, buren en kerkgenoten. Binnen het gezin hebben sommigen hun twijfels: is dit niet wat te veel van het goede?

In de paar jaar die volgen gaan Pythia en Aernout na afronding van het vwo het huis uit. Zij vertrekt naar Leiden om verpleegkundige te worden, hij gaat naar de universiteit in Delft om elektrotechniek te studeren, net als zijn vader.

Niet langer houdbaar

Vrienden die op bezoek komen aan het Leiwater valt eind jaren tachtig iets op: op meerdere kastjes zit een slot. Er verdwenen steeds vaker waardevolle spullen uit huis, vertelt het echtpaar Nieuwkerk in die dagen aan bezoek. Ook bij een ander gezin in Zoetermeer met een adoptiekind ontstaan ernstige strubbelingen als de puberteit aanbreekt.

Na afloop van de kerkdienst en bij toevallige ontmoetingen in de supermarkt deelt Tjitske Nieuwkerk haar zorgen met een andere adoptiemoeder en andere bekenden. Maar geen van hen heeft víjf pleeg- en adoptiekinderen in huis. Laat staan dat de meeste van hen tegelijkertijd in de puberteit geraken.

Kiyoung is een rustige, ingetogen jongen. Hij spreekt al snel de taal en komt goed mee op school

Roel en Tjitske Nieuwkerk doen wat ze kunnen. In de zomer barbecueën ze in de tuin, in de winter komen de gourmetpannetjes op tafel en kijken ze met elkaar naar The Cosby Show.

Ondanks die inzet – en de hulp van maatschappelijk werkers – is het verblijf van beide pleegkinderen niet langer houdbaar. De oudste gaat naar een gezinsvervangend tehuis, de jongste vertrekt naar Rotterdam.

Met alleen de drie adoptiekinderen nog thuis keert de rust enigszins terug. Het geeft Roel en Tjitske Nieuwkerk wat meer tijd om aan hun hobby’s te besteden. Hij tuiniert graag, zij onderhoudt de contacten met hun Foster Parent-kinderen in India, die ze ook financieel ondersteunen.

Kiyoung volgt intussen het vwo op het plaatselijke Oranje Nassau College en sport veel. Hij is een judotalent: lichtvoetig, technisch vaardig, goede timing. In 1992 wordt hij Zuid-Hollands kampioen in de gewichtsklasse tot 55 kilogram. Als beste van de provincie mag hij dat jaar meedoen aan het Nederlands kampioenschap. Het wordt geen succes. De spanning is hem te veel, ziet zijn trainer.

Hij krijgt andere interesses, nieuwe vrienden en komt steeds minder opdagen bij trainingen. Op een dag ziet zijn trainer hem tot zijn verbazing ergens buiten staan roken.

Pakpapier van een cadeautje dat Kiyoung aan zijn basisschoolleraar had gegeven.

Daar blijft het niet bij. In Zoetermeer is wiet in die jaren niet alleen verkrijgbaar bij coffeeshop Casa. Roel Nieuwkerk ziet zijn zoon langzaam afglijden. Een bezoek aan de politie om een einde te maken aan de levendige wiethandel op straat en schoolpleinen levert niets op. Dit is nu eenmaal het Nederlandse gedoogbeleid, krijgt hij te horen. Op school is Kiyoung dan al via de havo op de mavo beland.

Eind 1993 verstuurt Tjitske Nieuwkerk een stapel kerstkaarten aan vrienden en familie. Ze zijn, zoals ieder jaar, van Unicef. „Heel gezegende Kerstdagen en een gelukkig 1994!”, schrijft ze. Ondertekend met: „Roel, Tjits en de kinderen.”

Doodstil in het halfduister

Zoals vrijwel iedere werkdag rijden Roel Nieuwkerk en een bevriende collega uit Zoetermeer op woensdagmiddag 22 juni 1994 samen terug van de faculteit in Delft naar hun woonplaats. Eenmaal thuis ziet hij dat de fiets van zijn vrouw weg is. Ze is even boodschappen doen, denkt hij. Maar waarom zijn de gordijnen op de bovenste etage nog dicht? Kiyoung, net geslaagd voor zijn mavo-examen, zal toch niet weer overdag liggen slapen?

Hij loopt naar de zolderetage. Daar ligt zijn zoon op de grond te slapen onder een dekbed. Maar als hij hem wakker wil maken, krijgt Nieuwkerk de schrik van zijn leven. Het is niet Kiyoung maar zijn vrouw die daar doodstil ligt in het halfduister. Als in een reflex voelt hij met zijn duim haar polsslag en rent naar de buurvrouw, die huisarts is. Ze komen tot dezelfde conclusie als de schouwarts en de politie die snel ter plaatse zijn: Tjitske Nieuwkerk is overleden.

Wat is er gebeurd? En waar is Kiyoung?

Terwijl de woning met een rood-wit lint wordt afgezet, cirkelt een politiehelikopter boven de buurt. Op zoek naar Kiyoung. Tot zijn verbijstering moet Roel Nieuwkerk mee naar het politiebureau. Daar wordt hij verhoord, als verdachte. De verdenking zal hem de rest van zijn leven dwars blijven zitten.

Het nieuws verspreidt zich razendsnel. De kinderen van het gezin Nieuwkerk worden gebeld en verzamelen zich op het politiebureau, buren informeren elkaar en onderwijscollega’s krijgen nog dezelfde avond thuis bezoek van de schoolleiding.

De spanning en verwarring is vijf dagen later nog voelbaar bij de uitvaart in wijkcentrum Meerzicht. De zaal is afgeladen vol. Bij binnenkomst van de familie speelt de organist het stuk ‘Pari Intervallo’ van de Estse componist Arvo Pärt. Naast Kiyoung ontbreekt ook Amy in de kerk. Ze heeft geen contact meer met de familie.

Op de marmeren grafsteen van Tjitske Nieuwkerk komt de tekst: „Haar leven was geven”.

Terwijl de woning met een rood-wit lint wordt afgezet, cirkelt een politiehelikopter boven de buurt. Op zoek naar Kiyoung

Kiyoung is nog altijd spoorloos. Net als de portemonnee van zijn moeder. Haar fiets heeft de politie wel teruggevonden, langs het spoor in Zoetermeer. Het aanknopingspunt leidt tot niets.

Uit forensisch onderzoek blijkt dat Tjitske Nieuwkerk om het leven is gekomen door meerdere slagen op haar hoofd met een hard voorwerp. Naar de directe aanleiding kan de familie slechts gissen. Een uit de hand gelopen discussie over zijn wietgebruik? Onenigheid over niet op tijd ingeleverde schoolboeken? Of was het het dreigement van zijn moeder om hem het huis uit te zetten, en waar al een tas voor klaar stond? In de tas heeft de politie een briefje gevonden van Tjitse Nieuwkerk voor Kiyoung. „Als je je aan de huisregels wilt houden, ben je altijd welkom.”

Een reep chocolade

Nu komt het erop aan, weet Roel Nieuwkerk. Is het gezin bijeen te houden in deze donkere en verwarrende tijd? Hij probeert zijn werk in Delft op te pakken, maar dat gaat niet zolang Kiyoung vermist is.

En dan, twee weken na de dood van zijn vrouw, houdt de politie zijn zoon aan, na het stelen van een reep chocolade in Haarlem. Kiyoung geeft de agenten zijn volledige naam, wordt gearresteerd en vastgezet in het Jeugdhuis van Bewaring in Den Haag. Later gaat hij voor onderzoek naar het Pieter Baan Centrum in Utrecht.

Roel Nieuwkerk is vooral opgelucht dat Kiyoung ongedeerd is. Hij stelt alles in het werk om zijn 18-jarige zoon onder het jeugdrecht te laten vallen. Over zijn precieze geboortedatum bestaat immers geen duidelijkheid. De inspanningen zullen tevergeefs blijken.

De snelle vergiffenis van zijn zoon is voor Nieuwkerk een vanzelfsprekendheid. Zijn vrouw zou hun kinderen ook nooit hebben laten vallen, is zijn gedachte. Bovendien, als die wiet niet alom verkrijgbaar was en het Paarse kabinet (PvdA, VVD en D66) met liefst twee liberale partijen zich niet zo lankmoedig zou opstellen, was het in zijn beleving nooit zover gekomen.

In januari 1995 dient de strafzaak tegen Kiyoung bij de rechtbank in Den Haag. Op de publieke tribune zit Roel Nieuwkerk, vergezeld door zijn oudste dochter Pythia. De rechters nemen de conclusie van het Pieter Baan Centrum over dat de jonge verdachte lijdt aan „een ernstige persoonlijkheidsstoornis” en een „gebrekkige ontwikkeling heeft van zijn geestvermogens”.

De rechtbank oordeelt dat Kiyoung de doodslag, „die in de samenleving afschuw oproept en als zeer schokkend wordt ervaren”, slechts in „sterk verminderde mate” kan worden toegerekend. Hij krijgt één jaar gevangenisstraf en tbs.

Bericht uit Ypenburg

Alle gezinsleden proberen midden jaren negentig hun leven te hervatten. Maar het wegvallen van de verbindende schakel laat zich voelen en de emoties over wat er is gebeurd lopen uiteen. De gezinsleden kiezen ieder hun eigen pad. Zo werkt oudste zoon Aernout bij Philips, waarna hij even snel als succesvol carrière maakt in onder meer Taiwan.

Roel Nieuwkerk verlaat na zijn vervroegde pensionering in 2000 Zoetermeer en betrekt een bungalow in een dorpje in het Groene Hart. Hij zal de enige zijn die Kiyoung permanent bezoekt in de decennia na de veroordeling. Of zijn adoptiezoon nu in de Van Mesdagkliniek in Groningen zit of bij de Pompestichting in Nijmegen, overal gaat hij bij hem langs. Tijdens die ontmoetingen praten ze over alledaagse zaken. Over wat er gebeurde op de fatale dag in de zomer van ’94 gaat het hoogstzelden.

Kiyoung haalt tijdens zijn detentie zijn middenstandsdiploma en sport veel. Tennis, zaalvoetbal, badminton. Met een oud-klasgenoot krijgt hij in de loop der jaren weer contact op Facebook. „Ik zit nu 19 jaar in tbs-klinieken”, schrijft hij haar in september 2013. „Als alles goed gaat kan ik binnenkort weer buiten wonen.” Zo snel zal het niet gaan.

Met de nodige medicatie en psychische begeleiding blijft hij op de been, maar hij wisselt nog meerdere keren van begeleid wonen naar gesloten klinieken in het hele land. Zijn Colombiaanse zus zoekt hem er in 2016 op, net als Roel Nieuwkerk. „Pa op bezoek geweest. Was leuk”, schrijft Kiyoung in april 2016 aan zijn volgers op Facebook. „Ik zou niet zonder mijn vader kunnen. Ik heb er veel steun aan.”

De andere gezinsleden leiden hun eigen leven. Voor de zestigste verjaardag van Nieuwkerk in 1997 zijn ze nog met elkaar op de foto gegaan bij een fotograaf in Zoetermeer. Sindsdien zijn de onderlinge contacten verwaterd. Wel houdt iedereen op zijn eigen manier contact met pater familias Roel Nieuwkerk. Thuis, op een kalender van natuurtekenares Marjolein Bastin, heeft hij alle verjaardagen genoteerd. Net als de data waarop zijn pleeg- en adoptiekinderen ooit arriveerden.

Over wat er gebeurde op de fatale dag in de zomer van ’94 gaat het hoogstzelden

Op die kalender zal Nieuwkerk in 2020 een nieuwe gebeurtenis toevoegen. Hij krijgt bericht uit de Haagse wijk Ypenburg, waar de 44-jarige Kiyoung dan nog niet zo lang onder begeleiding woont. Toen de avonddienst bij hem aanbelde met zijn medicijnen was de deur dicht gebleven. Zijn begeleiders hadden Kiyoung kort daarna levenloos aangetroffen op bed. De exacte toedracht zal ook na obductie niet duidelijk worden.

Bij de crematie in Den Haag wordt Nieuwkerk alleen geflankeerd door zijn eveneens bejaarde zus en een bevriende dorpsgenoot. Een overlijdensadvertentie verschijnt er niet.

Een envelop met een verklaring

Op een zonnige ochtend in maart 2024 schuifelt Roel Nieuwkerk naar zijn computer. Hij lijdt aan de ziekte van Ménière, die duizelig kan maken en tot valpartijen leidt. „Daarom loop ik altijd van muur naar muur.”

Op zijn computer toont hij uitgebreid zwartwit-beelden van zijn jeugd. Gezinsuitjes, bevrijdingsfeesten en afgevoerde NSB-gezinnen die in de straten van Den Haag worden beschimpt door een uitzinnige menigte. Nieuwkerk: „Zielig voor de kinderen, hè?”

In de volgende drie kwartier toont hij kleurenfilmpjes uit de jeugd van zijn eigen kinderen. Het hele gezin in het openluchtzwembad in Zoetermeer, Pythia eierlopend op Koninginnedag, de adoptiekinderen spelend in een musical, Aernout die in de tuin badmintont met Kiyoung. „Ik word helemaal vrolijk als ik deze beelden zie.”

Natuurlijk, zegt hij als hij weer is gaan zitten op de bank met uitzicht op de tuin. Zijn leven kende tegenslagen: de oorlog („Ik weet nog hoe ik als jongetje mijn moeder huilend van angst aantrof op het balkon”), de dood van zijn vrouw, het overlijden van Kiyoung.

Roel Nieuwkerk in 2024.
Foto Frank Ruiter

Hij draagt zijn bril aan een touwtje om zijn nek. Om zijn rechterringvinger zit nog altijd zijn trouwring. Op een geprint A4’tje dat in de kast ligt, staat zijn vrouw in een zachtroze outfit. „Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd.” Hij mist zijn vrouw nog elke dag, vertelt hij. Met zachte stem: „Haar nabijheid, de omarming.”

Op de vraag of Kiyoung berouw toonde, zegt hij: „Hij vond het ook heel vervelend.” Een sluitende verklaring voor zijn daad heeft Nieuwkerk niet paraat. Die is er wel, vertelt hij. In de rapportage van het Pieter Baan Centrum staat het allemaal. Die heeft hij ergens in huis bewaard. Jaren geleden heeft hij nog eens gelezen wat er in staat en besloot toen de envelop nooit meer open te maken. „Die komen mijn kinderen vanzelf tegen na mijn overlijden.”

Toch hebben zijn ervaringen zijn opvattingen over adoptie niet veranderd, vertelt hij. „Onbegrijpelijk” vond hij het dat het kabinet in 2021 besloot een adoptiestop in te voeren na aanhoudende onthullingen over misstanden: vervalste adoptiepapieren, mensenhandel, corruptie. „Tuurlijk moet je dat tegengaan, maar je kunt kinderen in nood niet aan hun lot overlaten.”

Bij het afscheid zegt hij te hopen dat mensen na lezing van zijn verhaal snappen dat hij „ondanks alle ellende een práchtig leven heeft gehad”. Maar ook dat ze begrijpen dat zijn leven er nu op zit. Het is genoeg geweest, verzucht hij. „Och jongen, ik ben zo eenzaam.”