De hiphopoorlog tussen J Cole en Kendrick lijkt alweer voorbij – Cellist Jean-Guihen Queyras houdt de boog gespannen

J. Cole begraaft de strijdbijl voor die echt gebruikt is

‘That’s the lamest shit I ever did in my fucking life.” Op het festival van zijn eigen label Dreamville, bood tweevoudig Grammywinnaar J. Cole excuses aan voor zijn ‘diss’ richting collega Kendrick Lamar van twee dagen eerder. Op ‘7 minute drill’, de laatste track van zijn nieuwe album Might Delete Later, reageerde Cole op de tekstuele klappen die Lamar een paar weken eerder uitdeelde aan zowel Cole als Drake, die de laatste tijd veel samen optreden en muziek maken. Ze zijn met z’n drieën de ‘grote 3’ van hiphop op het moment.

Dat Drake en Cole zichzelf de beste van die drie vinden, rapten ze vorig jaar in ‘First Person Shooter’, een nummer op Drake’s album For all the Dogs (2023). Lamar reageerde met een nieuwe diss in ‘Like that’, op het album We Don’t Trust You van producer Metro Boomin en rapper Future (zie elders op deze pagina): „Motherfuck the Big three, […] it’s just Big Me!

Op zijn nieuwe album stelt Cole daartegenover dat het oeuvre van Lamar wisselvallig is, dat hij te weinig interessants uitbrengt en dat als Lamar – die onder andere een Pullitzer-prijs won voor zijn album DAMN. (2017) – niet was begonnen met dissen, we het niet over hem zouden hebben. Halverwege ‘7 minute drill’ is er gelukkig een fijne beat switch, waarna Cole gewelddadiger teksten spuwt en je denkt: misschien wordt dit wat. Maar helaas, de hele ‘diss’ is weifelend, Cole heeft eigenlijk geen zin om meegesleurd te worden in deze door fans uitgeroepen ‘hiphopburgeroorlog’.

Strijdbijl ongebruikt begraven

En dan piept Cole er enkele dagen na release met zijn excuses al vroeg tussenuit, en beloofde zelfs de track van de streamingplatforms te halen (nog niet gebeurd). De strijdbijl werd begraven nog voordat die goed en wel gebruikt was. En dat overschaduwt de rest van het album, dat voor veel fans als een verrassing kwam. Dat betekent wellicht dat Cole zijn album wat gehaast in elkaar draaide. Er staan namelijk een paar werkelijk slechte tracks op, vol oppervlakkige grootspraak en misogynie en homo- en transfobe teksten (zoals ‘Pricey’ en ‘Pi’).

Gelukkig staan daar een paar steengoede tracks tegenover: de fijne, ingetogen gitaarrif van ‘Stickz N Stonez’, geproduceerd door The Alchemist, is een Cole-track van de oude stempel. Het melodieuze, aanstekelijke ‘H.Y.B.’ wordt gedragen door het aanstekelijke refrein van Bas (een van Cole’s favoriete samenwerkingspartners) en de vlijmscherpe Britse drillkoning Central Cee.

Hoogtepunt is ‘Trae the Truth in Ibiza’. Een zomerse, laid back beat met een heerlijke flow van Cole en een fijn loopje. Trae da Truth (de rapper) verzorgt de outro, waarin hij Cole op het hart drukt impact te blijven maken op hiphopland en hint naar Cole’s langverwachte album The Fall Off. Een echte outrotrack. En dus denk je: Might Delete Later is klaar. Maar dan is daar opeens de disstrack nog, alsof Cole die er snel nog even aan vast plakte. Jammer, maar die bedroevend slechte track maakt het album ironisch genoeg wel zijn meest besproken album in tijden.


Cellist Queyras sleept je mee in een betoog dat niet verslapt

De Franse componist Henri Dutilleux (1916-2013) was volgens de mensen die hem kenden een aimabel en bescheiden mens. Daarvan getuigt het handgeschreven briefje dat Jean-Guihen Queyras als beginnend cellist van de componist ontving: Dutilleux was hem dankbaar dat hij zijn muziek ‘speelde en verdedigde’. Ze zouden later diverse malen samenwerken, en Queyras blijft tot op de dag van vandaag een trouw voorvechter, zoals in deze overtuigende opname van het celloconcert Tout un monde lointain….

Daarin is goed te horen wat Dutilleuxs muziek zo aantrekkelijk maakt: een zwoele maar haarfijn uitgesponnen klankwereld, met creatieve geluidseffecten en melodieën die voortdurend in transformatie zijn. De componist was dol op de hoogste tonen van een cello en laat de cellist dan ook veelvuldig in dat topregister spelen – niet eenvoudig, wel prachtig. Zeker met zo’n volbloedige toon als die van Queyras.

Van dit vijfdelige celloconcert bestaan diverse opnamen, maar de opening klonk zelden zo pakkend en verhalend als hier. Queyras gromt in het stijgende motiefje, maar eenmaal bovenaan klinkt hij ineens vertwijfeld. Zijn zachte streek geeft haast een panfluitachtig timbre, voordat hij weer schichtig omlaag duikt. Zo sleept hij je meteen mee in een betoog dat tot het einde toe niet meer verslapt. En ook het slot speelt hij weer meesterlijk, met langzaam wegstervende oscillerende noten. Bij veel cellisten hoor je daarbij ook hun toon zwakker worden – zacht spelen is moeilijk – maar Queyras behoudt zelfs in zijn pianissimo’s een sterke intonatie. Bijna alsof hij helemaal niet zachter gaat spelen, maar gewoon in de verte wegsluipt.

Als luisteraar zit je sonisch gezien dicht op de actie. Het geluid op de cd is heel direct, de cello en het orkest lijken recht voor je te zitten. Het voordeel daarvan is dat je je bijna onderdeel waant van de muziek; het nadeel is dat het Luxembourg Philharmonic een tikje wollig kan aandoen en soms wat scherpte mist. Qua opnamegeluid dan, niet qua spel: laat dat maar over aan chef-dirigent Gustavo Gimeno, die tenslotte twaalf jaar percussionist was bij het Concertgebouworkest.

Gimeno leidt zijn musici met dezelfde precisie in het orkestwerk Métaboles. Let eens op de strak uitgevoerde dynamische wisselingen in het tweede deel, als Dutilleux ineens midden in een strijkersmelodie het volume drastisch omlaag gooit. In het ritmische derde deel hoor je de jazzinvloeden op Dutilleuxs muziek, én een knipoogje naar de 12-toonsmuziek van zijn tijdgenoten – een stroming waar hij zich nooit echt bij aansloot.

Feitelijk sloot hij zich nergens bij aan. Dutilleux had een heel eigen stem en bleef zichzelf voortdurend opnieuw uitvinden. Zo sympathiek als hij voor anderen was, zo hardvochtig was hij tegen zichzelf: zelden was hij tevreden over zijn eigen muziek. Veel van zijn vroegere werken trok hij later terug, en tijdens zijn lange leven publiceerde hij slechts een klein oeuvre bij elkaar. Een van zijn eerste erkende composities, de opwindende Eerste symfonie, besluit dit boeiende album.




Nia Archives – Silence Is Loud

Na drie goed ontvangen, vernieuwende ep’s komt Nia Archives met haar debuutalbum Silence Is Loud. De Britse producer maakt gruwelijk harde jungle, en combineert dat met indrukwekkende, zoete singer-songwriter teksten. Jungle, dat uptempo breakbeat ravegenre uit de nineties, was nog nooit zo heerlijk pop. Ze is bovendien een enigma: openen voor Beyoncé met snoeiharde rave? Zij doet het gewoon. (Jonasz Dekkers)




Future & Metro Boomin – We Still Don’t Trust You

Succesvol duo Future en producer Metro Boomin maakten twee albums in drie weken tijd. Na We Don’t Trust You volgt nu We Still Don’t Trust You. Waar de eerste niet heel enerverend is, is de tweede lekkerder door de duidelijke melodielijnen (van o.a. hitmaker The Weeknd) en catchy refreintjes. Opvallend: J. Cole staat erop (‘Red Leather’) – de beruchte diss van Kendrick Lamar jegens J. Cole en Drake stond op het maart-album van Future en Metro. Cole lijkt nu dus kant te kiezen. Nu wachten hoe Drake reageert – met goede muziek, hopelijk. (JD)




Tonhalle-Orchester Zürich – Mendelssohn Symphonies

Dirigent Paavo Järvi komt nog weleens wisselend uit de hoek, van puike uitvoeringen tot middle-of-the-road-opnames. Deze 4-cd-box valt in de eerste categorie: Mendelssohn ligt hem duidelijk goed. De tempi zijn lekker gepeperd en er wordt helder gefraseerd. Ook opgenomen zijn de Lobgesang-symfonie die eigenlijk geen symfonie is (met goede solisten!) en delen uit A midsummer night’s dream. (MB)




Masaaki Suzuki – Bach Organ Works vol. 5

Masaaki Suzuki zet de complete orgelwerken van Bach op cd. Op dit vijfde volume klinken o.a. koralen voor Pasen en Pinksteren, en drie grootse prelude-en-fuga’s. Suzuki bespeelt een absoluut topinstrument: het Grauhofse Treutmann-orgel uit 1737. Zijn spel is vaak bondig en beleefd, maar wanneer de Japanse Bach-nestor alle registers opentrekt is het feest: wát een klankenweelde uit dit machtige orgel. (MB)




Jeroen de Groot & Bernd Brackman – Caprice: Pure Live IV

Caprice staat er met grote letters op de hoes van het vierde livealbum van violist Jeroen de Groot en pianist Bernd Brackman. En grillig en virtuoos zijn de stukken van Grieg, Saint-Saëns en Ravel. Je voelt in de vertolkingen dat violist en pianist helemaal in het moment van een optreden zitten: geen gladgestreken montage van tientallen knippen maar – zoals de ondertitel suggereert – de pure onversneden sensatie van het nu of nooit. (Joost Galema)




RIAS Kammerchor & Akademie Alte Musik – Händel

Begin twintig toog Händel op muzikale studiereis naar Italië. Het langst bleef hij in Rome, waar enkele kardinalen hem in hun armen sloten. Voor de Carmelieten verklankte hij het Dixit Dominus, Nisi Dominus en Laudate pueri. In het Dixit Dominus verplettert God de hoofden van zondaars en stapelt hij lijken, om, als het stof optrekt, uit een beek te drinken. Het RIAS Kammerchor zingt het met een verbeeldingskracht alsof de zangers erbij waren. (Joost Galema)