‘Het was waanzinnig”, zegt Mariana Aparicio over het moment dat ze de Theo d’Or voor beste actrice kreeg uitgereikt, afgelopen september, voor haar rol in De Jaren van Het Nationale Theater. „Dat is zo iets groots. Elke keer als ik er bij stil sta, krijg ik weer kippenvel. Ik heb mezelf beloofd om het niet kapot te relativeren.”
Ze was in 2013 al eens genomineerd voor een Gouden Kalf, voor haar rol in tv-serie Van God Los. „Je denkt niet aan een prijs tot je wordt genomineerd bent en dan wil je hem hebben. Dus ik wilde die lunch bij de koning en koningin, ik wilde het schilderij.” Van de winnaars van de Theo en Louis d’Or worden portretten geschilderd, die in de eregalerij van de Amsterdamse schouwburg komen te hangen.
De Toneeljury schreef dat van de vijf uitmuntende actrices in De Jaren, in de regie van Eline Arbo, Mariana Aparicio eruit sprong: „Haar humor, lichtheid en het naturel van haar présence zijn onovertroffen, zelfs in de allerzwaarste scène uit de hele voorstelling, die Aparicio vorm geeft: een abortus.”
Waarom denkt ze zelf dat ze de prijs kreeg? Met onderkoelde ironie: „Nou, omdat ik ongelooflijk goed ben, zoals de jury zag.” Dan: „Wat ik mooi vind, is dat de jury opmerkte dat ik ook ‘aanwezig’ ben als mijn rol niet centraal staat.”
Met de abortus had Aparicio (1983) de meest spraakmakende scène uit De Jaren, en misschien wel van het seizoen. Na haar behandeling krijgt haar personage alsnog weeën, van de dode foetus, wat gepaard gaat met onaards gebrul van Aparicio en een emmertje bloed. De plastische uitbeelding veroorzaakte dat tijdens de tournee tientallen vrouwen in het publiek flauwvielen.
Aparicio: „De voorstelling toont een vrouwenleven, vanuit vrouwelijk perspectief, inclusief het menstrueren, het masturberen, de intellectuele ontwikkeling en deze ongewenste zwangerschap. Dat perspectief voelt als nieuw, omdat we te weinig over zulke vrouwenzaken spreken. Om te spelen was de abortus niet aangrijpend, wat er in de zaal gebeurde wel.”
Ook mannen hadden het moeilijk, zegt ze. „Die zeiden ook tegen mij: ik was blij dat het stopte, want ik ging bijna van mijn stokje. Dat is de kracht van de verbeelding. Ik hield een potlood omhoog en zei dat het een naald was. Ik vertelde dat ik de naald in mijn vagina schoof, maar deed dat niet. Ik ben er niet trots op dat mensen flauwvielen, maar het betekent wel dat ze geraakt worden. Het getuigt van een groot verdriet waar we niet over spreken. En dat is een reden waarom ik theater maak: om zaken die we wegstoppen bespreekbaar te maken en om mensen met elkaar aan het praten te krijgen. Van een bezoekster kreeg ik het bericht dat ze aan haar ouders had verteld ze drie jaar geleden een abortus had laten doen. Dat zijn grootse momenten.”
De komende maanden speelt ze in Brown Sugar Baby van Het Nationale Theater. Het verhaal is gebaseerd op de Indische jazzbands van de grootvader van Eric de Vroedt, die de tekst schreef en regisseert. Aparicio is Marie de Willigen, de oudste van drie zingende zussen in een jazzband. De voorstelling speelt zich af op één avond in 1935, voorafgaand aan en tijdens een optreden van de band op een concours. Er is een tournee naar Europa te winnen en onder die druk komen allerlei spanningen los en wordt er bovendien een groot familiedrama onthuld.
Terwijl de voorstelling tegelijk ook enorm swingt, zegt Aparicio. „Je voelt de spanning van het kolonialisme, van wat er fout was aan de Nederlandse aanwezigheid in Indonesië, terwijl de muziek je meteen terugbrengt naar de feesten uit die tijd. Het drama dat volgt, roert mij tot tranen toe. Over wat zich in families kan afspelen, over hoe vrouwen onderdrukt worden.”
Wat is Marie voor vrouw?
„Het is typisch een rol van een vrouw die denkt: zolang ik een witte man influister wat hij moet doen, komt het voor elkaar. Want naar mij zullen ze niet luisteren. Ze is gedreven, ze wil het concours winnen, want ze wil haar leven groter maken dan het nu is.”
Deel je eigenschappen met Marie?
„Dat Marie de familie bij elkaar wil houden en dat ze roept dat er wel een nummer uit kan: dat is ook hoe ik me bij het ensemble opstel.” Ze lacht. „Eric had mij duidelijk in gedachten toen hij het schreef. Ik word wel een beetje op de hak genomen.”
Je zet je in voor sterkere vrouwenrollen, zeggen je collega’s.
„Dat heb ik van mijn moeder. Maar Eline Arbo heeft dat absoluut aangewakkerd. Zo kijk ik ook naar deze voorstelling. Hij speelt zich af in 1935, en dat levert een bepaalde man-vrouwverhouding op, maar je slingert het in 2024 de wereld in. En als je dan bijvoorbeeld alleen maar vrouwen laat zien die gemeen zijn tegen elkaar, dan blijven we nog geloven ook dat vrouwen zo zijn. Ik kan zulke dingen niet meer niet zien. Dus ik probeer zulke beelden waar ik kan weg te halen.”
Marie wordt ‘juf’ genoemd en niet alleen omdat ze lerares was.
„Als een vrouw de leiding neemt is ze een juf, een man is de baas. Dat soort ondermijningen zijn pijnlijk.”
Je inzet voor het samen creëren wordt ook geroemd. Is dat een overblijfsel van het theatercollectief, dat je vormde na je afstuderen?
„Ik werk graag in hiërarchie, zoals op een filmset. Dan moet je je plek kennen. Ik ben geen regisseur, geen schrijver. Maar ik wil graag kunnen bespreken wat werkt en wat niet.”
Zoals?
„Marie was net als een andere zus verliefd op de bandleider. Dat gaat er bij mij niet in. Het is een los eindje. Daar moet je streng op zijn en het durven te bevragen.” Met succes. „Eric vindt dat nu ook.”
„Ik heb ook een hele monoloog weggegeven aan mijn collega, June Yanez, want zij had nog een kwestie af te ronden. Het verhaal dat je samen vertelt, is het allerbelangrijkste.”
Dat je dan minder tekst hebt, neem je op de koop toe?
„Acteren is een ijdel beroep, maar de voorstelling draait niet om Mariana. IJdelheid is saai.”
Tot wanneer blijven tekst en interpretatie bespreekbaar?
„Ik zit twee weken voor een première, dus ja, ik vind dat alles nog kan.”
Volgens je regisseur kan je door te lang door te zoeken jezelf ook in de weg zitten.
Aparicio kijkt verbaasd. „Regisseurs houden enerzijds van makende spelers. Maar het zijn ook mensen die die machine, die een productie voor de grote zaal is, op een fantastische manier kunnen aandrijven en dan genoeg hebben aan ja-knikkers. Theater is geen democratie, zegt Eric. Hij werkt hiërarchisch en wil niet te veel vragen.
„Met mijn vragen kan ik wel meer regisseurs gek krijgen, maar tegelijk ben ik ook redelijk. Vragen bereid ik vaak voor met de dramaturg. En ze zijn altijd ten behoeve van het stuk.”
Wat is jouw kracht als actrice?
„Dat ik een scène op scherp kan zetten: dat je precies hoort waar het over moet gaan. Komisch talent. Kunnen ontroeren. Het meedenken. Mensen prijzen mij op veel verschillende manieren. Blijkbaar pas ik in veel hokjes. Daar ben ik blij mee.
„Regisseur Karst Woudstra zei eens tegen me: ‘Denken doe je met je bloed.’ Dat heeft voor mij een deur geopend. Het betekent dat je niet alleen maar teksten staat te herkauwen op het toneel, maar er staat met je lijf en je leven. Spelen doe ik met mijn bloed. Mijn kloppende hart, mijn emoties. Ik speel altijd een versie van mezelf of met iets dat me geraakt heeft.”
Je ouders komen uit Colombia. Speelt die afkomst een rol in je leven?
„Zeker. Een groot deel van mijn familie woont er. Ik ga er graag heen. In Nederland hebben mensen vaak geen idee waar ik vandaan kom. Is ze nou Turks of Italiaans? Dus het is leuk om nu een Indonesische te spelen.
„Die afkomst uit zich ook in speelsigheid, generositeit en een positieve energie. Daarbij ben ik me ontzettend bewust van de relativiteit van onze existentie. Misschien past dat in het plaatje van de getergde kunstenaar, maar ik leef met het besef dat we maar een fruitvliegje zijn in de tijd.”
Dat je je inspant voor hoe vrouwen worden neergezet: betekent dat dat je gelooft in de maatschappelijke impact van theater?
„O man. Dat is iets waar ik altijd mee struggle. Soms ben je aan het toeren en dan denk je: niemand zit hier op te wachten. Je denkt dat je heel groot bent, maar je bent een niche. En tegelijk: als je mensen raakt, dan raak je ze groots. Dus wat dat betreft geloof ik enorm in theater.”