Een ondergrondse explosie, gevolgd door een brand, een instorting en een overstroming dertig meter onder de grond: de ravage aan een grote waterkrachtcentrale van elektriciteitsbedrijf Enel, in Bargi, in de buurt van Bologna, is enorm.
De menselijke tol van het dramatische ongeval van 9 april nabij het kunstmatige meer Suviana, in Noord-Italië, is zwaar: vijf doden, twee vermisten en vijf gewonden, die met zware brandwonden naar ziekenhuizen in de buurt zijn afgevoerd. Reddingswerkers achten de kans om nog overlevenden terug te vinden miniem. Muren van haast twee meter dik waren weggeblazen, alsof ze louter uit gipsplaten bestonden, vertelde een reddingswerker geschokt aan de Italiaanse media.
Wat de ontploffing precies heeft veroorzaakt, moet een onderzoek uitwijzen. Mogelijk ligt een explosie aan een turbine in onderhoud aan de basis van de ramp. Maar twee jaar geleden al waarschuwde de vakbond UIL voor de veiligheidsrisico’s in de waterkrachtcentrale, die grotendeels onder de grond ligt. Waarschuwingen die, vreest de vakbond, in de wind zijn geslagen.
Drie van de vijf doden die vrijwel meteen bekend waren, zijn Mario Pisani, de 73-jarige bedrijfsvoerder van Engineering Automation, een bedrijf dat controles uitvoert in de energiesector, en de werknemers Pavel Petronel Tanase (45), een Roemeense arbeider, en Vincenzo Franchina (36), een elektricien uit Sicilië die vorig jaar op zoek naar werk naar Noord-Italië was verhuisd. Hij laat een vrouw en een kind van slechts een paar maanden oud achter. De vierde geïdentificeerde dode, Adriano Scandellari (57), kreeg in het verleden een onderscheiding van de Italiaanse president. De identiteit van het vijfde slachtoffer is nog niet bekend.
Landelijke staking
Het zware arbeidsongeval is in Italië al dagenlang voorpaginanieuws – en de belangrijkste reden van een landelijke staking, met het zwaartepunt in Bologna. In heel Emilia-Romagna, de landstreek rond Bologna, legden donderdag alle sectoren het werk neer. Hun allereerste eis: ernstige maatregelen om te streven naar nul doden op de werkplek. Dat sluit helemaal aan bij het streefdoel van de Europese Commissie, gevat in de ‘Vision zero’-aanpak, om dodelijke arbeidsongevallen te elimineren in de hele Europese Unie.
Maar Italië is mijlenver verwijderd van dit doel. „Doden op de werkplek zijn een nog veel ernstiger sociaal probleem dan feminicide, een kwestie waarvoor de aandacht tegenwoordig gelukkig groeit”, zegt Emidio Deandri (56), vice-voorzitter van de Italiaanse vereniging voor verminkte werknemers en arbeidsongeschikten (Anmil), die in Italië 250.000 leden telt. „Terwijl in Italië gemiddeld elke drie dagen een vrouw wordt vermoord, vallen er op de werkplek bijna drie doden per dag.”
De belangenvereniging begrijpt niet dat dit aanhoudende drama niet op dezelfde aandacht kan rekenen. Na enige media-aandacht voor de zoveelste dodelijke tragedie wordt in Italië weer zeer snel overgegaan tot de orde van de dag. „Wij bieden slachtoffers van arbeidsongevallen niet alleen juridische bijstand, maar trekken ook vaak naar scholen en bedrijven, om bewustwording te creëren. Daarbij spreken wij met politici van elke kleur”, zegt Deandri. „Maar veiligheid en gezondheid op het werk blijkt in Italië duidelijk geen politieke prioriteit, dat bewijzen wel de dramatische cijfers.”
Vorig jaar vielen in totaal 1.041 doden bij arbeidsongevallen in Italië. Tijdens de eerste twee maanden van dit jaar waren er al 119 doden, een stijging van 19 procent tegenover dezelfde periode in 2023. Ter vergelijking: in Nederland vielen in 2020 – de meest recente cijfers beschikbaar – 23 doden op het werk. Het gestandaardiseerd aantal dodelijke arbeidsongevallen in Nederland was toen het laagste in Europa, en lag ook lager dan in pre-coronajaren. Tussen 2005 en 2019 schommelde het aantal doden op de werkplek in Nederland jaarlijks tussen 35 en 55, nog altijd aanzienlijk lager dan in Italië.
Zwartwerkers
Die hoge aantallen doden blijken ook nog eens een onderschatting, stipt de Italiaanse vereniging voor arbeidsongeschikten aan. De statistieken maken geen gewag van de talloze werkkrachten in Italië die vaak noodgedwongen aan de slag gaan met een nep-zelfstandig statuut, en ook niet van de zwartwerkers, van wie het vooral, maar niet uitsluitend krioelt in de bouwsector.
De vakbonden die de landelijke staking hebben georganiseerd, eisen dat precaire arbeid wordt uitgesloten en dat het systeem waarbij bedrijven werk uitbesteden aan aannemers, die werken met onderaannemers, die op hun beurt werken met onder-onderaannemers, een halt wordt toegeroepen.
Tegelijk moeten de arbeidsinspectie en de preventie op het werk worden versterkt, onder meer met extra personeel. De vakbonden pleiten ervoor dat bedrijven inzake veiligheid op het werk moeten voldoen aan duidelijk meetbare regels, vastgelegd in een soort van ‘rijbewijs met punten’.
De mechanismes die dit soort dodelijke ongevallen in de hand werken, zijn alom bekend, stelt ook de Noord-Italiaanse krant La Stampa, in een fulminerend commentaar: „Personeel steeds later op pensioen sturen, productietijden verkorten, de talrijke onderaannemers op bouwwerven, beknibbelen op inspecties, en op preventie en veiligheid.”
De doden die er bijgevolg elke dag opnieuw volgen, stelt La Stampa gelijk aan de onschuldige slachtoffers die er vallen in elke oorlog. ,,In dit geval heet de oorlog het profijt, of het economisch gewin, en zijn de dode arbeiders – zo’n drie elke dag – de ‘collateral’, de nevenschade”, aldus de krant.