Opinie | Klaus Mäkelä dient twee orkesten: ‘Het Concertgebouworkest had dit niet moeten accepteren’

Bliksemcarrières zijn zeldzaam en de nu 28-jarige Klaus Mäkelä klimt voor twee. In 2020 werd hij chefdirigent van de Filharmonie Oslo en een jaar later van het Orchestre de Paris. Na zijn afscheid van Oslo en Parijs wordt hij met ingang van 2027 chef van zowel het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) als het Chicago Symphony Orchestra, een van de beste orkesten in de Verenigde Staten.

Toen Chicago deze maand zijn benoeming bekendmaakte, volgden op X hartelijke felicitaties van het Concertgebouworkest. Dat kwalificeerde Mäkelä’s benoeming, „samenvallend met Klaus’ start als onze chefdirigent”, als bevestiging van zijn buitengewone begaafdheid. Moge het „samenvallend met” een vuile steek onder de gordel zijn, anders zou de onnozelheid ten hemel schreien.

Het symbolische effect van deze benoeming op de internationale positie van het Concertgebouworkest en zijn vertrouwensband met de jonge chef kan fataal zijn. In één klap is het van Droombestemming Toptalent tot filiaal van de Mäkelä-keten afgegleden. Het zal plaatopnamen, premières en groot repertoire delen met de concurrent. En hoe lang kan het gezien Mäkelä’s pijlsnelle cv-opbouw op hem rekenen vóór de Berliner Philharmoniker en Wiener Staatsoper aan hem gaan trekken?

Voor maestro’s met Mäkelä’s status zijn twee petten doodgewoon. In de jaren twintig van de vorige eeuw was Willem Mengelberg chef in Amsterdam en New York. Een andere voorganger van Mäkelä in Amsterdam, Mariss Jansons, leidde tegelijkertijd het Symphonieorchester des Bayrischen Rundfunks.

Nieuw en verontrustend is dat een piepjong talent in de puberteit van zijn muzikale ontwikkeling over drie jaar simultaan regeert bij twee orkesten die op het internationale speelveld rechtstreeks met elkaar concurreren en dwingend nood hebben aan een eigen koers die zich niet verdraagt met deze dubbelfunctie.

Onderscheiden

In Mengelbergs glorietijd kon New York hem alleen live leren kennen. Radio en geluidsdragers stonden in de kinderschoenen, er waren geen streamingdiensten en wereldtournees. Nu staan Amsterdam en Chicago zij aan zij op Spotify en kruisen hun wegen op de grote wereldpodia. Daar moeten ze zich onderscheiden met een eigen toon en authentieke artistieke lijn die ze straks offeren aan het uniforme profiel van die ene gezagvoerder.

Beide orkesten waren van oudsher characters, die hun glans dankten aan uitzonderlijke technisch-muzikale kwaliteiten en een identificeerbare speelstijl. Chicago werd onder de Hongaarse potentaat Fritz Reiner en later Georg Solti de overdonderend krachtige, ritmisch adembenemende muziekmachine die het de afgelopen veertien jaar onder de vurige Riccardo Muti bleef. Bernard Haitink vormde het Concertgebouworkest, weker en geserreerder van klank dan de Amerikaanse turbo-ensembles, tot dat magisch zangrijke precisie-instrument voor Mahler.

In één klap is het KCO van Droom- bestemming Toptalent tot filiaal van de Mäkelä-keten afgegleden.

Orkesten zijn niet van steen. Ze kunnen evolueren. Het Concertgebouworkest onder Mengelberg was een ander orkest dan onder Riccardo Chailly, die de klankspiegel herdefinieerde. Toch bleef de kloof tussen Amerikaanse en Europese of Duitse en Franse orkesten hoor- en voelbaar; klonken Haitinks Mahler-opnamen met de Berliner Philharmoniker breder, minder elastisch dan de Amsterdamse. In de bijna marmeren klank van de Berliner voelde je de massieve voetafdruk van Herbert von Karajan. Die onvervreemdbare eigenschappen dragen de uniciteit van de top.

Dat erfgoed wordt in Amsterdam en Chicago straks aan één man toevertrouwd. Een kind ziet in waarom dat niet moet gebeuren. Haitink waarschuwde al dat rondvliegende jetsetdirigenten door hun wereldwijde alomtegenwoordigheid de klankdiversiteit in de eredivisie kunnen schaden. Jonge maestro’s moeten juist nu honkvaster worden om de hun toevertrouwde kroonjuwelen de zorg te geven die ze nodig hebben en zichzelf voor de vrije val van de vervlakking te behoeden. Eén winkel is genoeg.

Mäkelä heeft een gecompliceerde opdracht. Het Koninklijk Concertgebouworkest doorstond moeilijke jaren na het ontslag van zijn voorganger Daniele Gatti, die in 2018 werd ontslagen na beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag. De behoefte aan stabiliteit en een constructieve langetermijnpolitiek is des te dringender nu het instituut symfonieorkest in een fragmenterend multicultureel landschap wankelt.

Het oude publiek sterft uit, veel jongeren mijden de concertzaal, het ijzeren repertoire is live kapotgespeeld en thuis in de best denkbare uitvoeringen gratis op internet te vinden. Het vertrouwen en de rust die Mäkelä op veel te jonge leeftijd met zijn overvolle agenda moet creëren verdragen zich ongelukkig met een zichtbaar loyaliteitsprobleem.

Vooruitgang

Bovendien is Mäkelä kind van een tijd waarin de evolutionaire dynamiek zich naar buiten de cultuur lijkt te verplaatsen. De nieuwe vaandeldragers van de vooruitgang zijn niet Beethoven en Schönberg maar Elon Musk en Jensen Huang van tech-reus Nvidia. Zij effenen met utopische vasthoudendheid de weg naar de toekomst. Ze dromen van Marsreizen, hersengestuurde computers en autonome auto’s. Ze realiseren het onvoorstelbare met een revolutionaire overgave die tot en met Stockhausen een culturele drijfveer was. Ze draaien op wonderen met meer impact dan de gratuit geworden postmoderne verbeeldingskracht van het zoveelste kleurrijk stromende orkeststuk. Silicon Valley gaat ten goede en ten kwade over iets groters dan de spelende mens. Het gaat over zijn lotsbestemming. Als de kunst die grensverleggende urgentie niet snel terugvindt kan het met de muze zo voorbij zijn.

Mäkelä kan in Amsterdam daarom niet klakkeloos Mahler- en Brucknertradities voortzetten. Hij moet het Koninklijk Concertgebouworkest door een moeilijke en wellicht pijnlijke transitie leiden. Hij moet een vijftigjarig moratorium op Sjostakovitsj afkondigen en de toekomst van de symfonische muziek borgen. Hij moet traditie maken van het nieuwe. Hij moet jonge componisten binnenhalen en de rode loper uitrollen voor gerijpte meesters van Willem Jeths tot Rob Zuidam, opdat ze weer pijlers van een nu kwijnende nationale muziekcultuur kunnen worden. Hij moet zijn blikveld verruimen en verleggen naar gebieden buiten het beperkte cultuurdomein.

Tegelijkertijd moet hij dat prachtige orkest zo onvervreemdbaar laten schitteren dat weer iedereen begrijpt waaraan het zijn uitzonderingspositie verdiende.

Nee dus. Een blik op zijn agenda leert dat Mäkelä hard onderweg is de zoveelste uitwisselbare topdirigent te worden. Op de rol dit jaar in Amsterdam Mahlers en Bruckners, Brahms, Strauss en Rachmaninoff, gekruid met een gepast homeopathische dosis eigentijdse muziek van onberispelijke herkomst en een binnen het reactionaire totaalpakket weinig meer dan decoratieve rol. Het is een typisch sterrenportfolio van pappen en nathouden.

Mäkelä moet ook voor zijn eigen bestwil leren kiezen. Dit kolossale talent tekent zijn doodvonnis wanneer mensen op hem uitgekeken raken. Dat kan verbazingwekkend snel gaan als je overal de baas bent. Bij Mäkelä worden de eerste sporen van routine zichtbaar. De nieuwe Stravinsky- en Debussy-opnamen voor platenmaatschappij Decca kunnen gemist worden. Alle opwinding in Stravinsky’s Sacre du Printemps is koud vuur en de lallend vibrerende fluitsolo in Debussy’s Prélude à l’après-midi d’un faune stijlloos. In de partituur staat ‘zacht en expressief’, niet ‘walmend’.

Het KCO had dit geëscaleerde carrièrisme nooit mogen accepteren. Het zou nu tegen die jongen moeten zeggen: „Beste Klaus, in 2027 begin je officieel ook bij ons. We gunnen je de wereld, maar het houdt een keer op met die trofeeënjacht. We laten je je vijfjarige contract uitdienen, maar daarna gaan we op zoek naar iemand die wel echt voor ons kiest.”

Tot dat moment geldt het vonnis van de Amerikaanse muziekpublicist Alex Ross in The New Yorker: „De Mäkelä-mania is het flagrantste voorbeeld van een wijdverbreid en artistiek dubieus syndroom.” Van blinde eerzucht en premature verering, voeg ik toe. Doe er iets aan, Concertgebouworkest. Anders kan de ijdele gretigheid van de kroonprins jullie duur komen te staan, en sneller dan jullie denken.