Het begint met een zelfmoordpoging. Na een vrolijke carnavalskraker, met een geprojecteerde foto van Abbie Chalgoum in vol ornaat als de Venlose Prins Carnaval, worden we letterlijk en figuurlijk de duisternis in gestort. Chalgoum, midden op het toneel, beschrijft hoe hij wakker wordt in zijn eigen woonkamer, omringd door braaksel, lege flessen drank en uitgedrukte pillenstrips. De paniek slaat toe: hij is al te laat voor zijn werk. De schaamte, de eenzaamheid, de absurde pogingen om naar de buitenwereld mooi weer te spelen in de diepte van een depressie – het komt hard binnen.
Vlak na het sterke begin van Ik blijf bij je, de theaterversie van zijn gelijknamige autobiografische roman, wisselt Chalgoum echter radicaal van vorm. Opgeruimd verwelkomt hij het publiek, en legt ons uit dat hij het met ons over racisme, eenzaamheid, huiselijk geweld en verslaving wil hebben. Schakelend tussen het dieptepunt van zijn eerste zelfmoordpoging en zijn jeugd met een gewelddadige vader traceert de acteur hoe het zo ver met hem heeft kunnen komen – en hoe hij weer uit dat dal is opgekrabbeld.
Extreem letterlijk
Chalgoum is een innemende podiumpersoonlijkheid, maar de extreem letterlijke en illustratieve vorm waarin regisseur Michel Sluysmans zijn verhaal heeft gegoten, bewijst hem geen dienst. Het spel van de hoofdrolspeler zet in iedere scène eenzijdig in op de meest primaire emotie, die muziekontwerper Elisabeth De Loore dan ook nog eens op de meest voor de hand liggende wijze onderstreept (een thrillermuziekje bij een scène van dreigend huiselijk geweld, een dreunende beat als Chalgoum een club binnenstapt). Videomaker Mark Thewessen slaat de boel nog platter met een reeks beelden die evenmin van enige verbeeldingskracht getuigt. Alles in Ik blijf bij je is ingezet om het publiek op ieder moment precies te laten weten hoe de voorstelling ervaren dient te worden.
Toch heeft die letterlijke vorm ook zijn voordelen. Door zich ondubbelzinnig aan de pijnlijkste momenten van zijn leven over te geven, schuurt Chalgoum weliswaar vaak tegen kitsch aan, maar toont hij ook grote kwetsbaarheid en dapperheid. Feilloos traceert hij de vernietigende invloed die de mishandelingen van zijn vader aan de ene kant, en het terloopse racisme van zijn omgeving aan de andere kant op zijn psyche hadden.
In het nagesprek dat integraal onderdeel uit maakt van de voorstelling, benadrukt hij dat hij met zijn voorstelling vooral ‘de Abbies van nu’ wil laten zien dat ze er niet alleen voor staan. In die missie is hij met zijn ontwapenende aanpak zonder meer geslaagd.