Op de begraafplaats van de martelaren in het Palestijnse vluchtelingenkamp Jenin is het stil. Het is een hete middag, het is ramadan, en de nacht daarvoor is het Israëlische leger opnieuw het kamp binnengevallen. Zo’n inval betekent een slapeloze nacht. Uit de lucht klinkt – onzichtbaar maar aanwezig – het gezoem van drones.
De eerste rijen graven zijn recent. Op de meeste stenen staat 2023 of 2024. Veel aarde is nog vers, de graven zijn verzorgd; er zijn bloemen en kruiden op geplant, en er staan potten en vazen omheen. De muren rondom de graven zijn bedekt met grote foto’s van jonge mannen, soms zijn het eerder kinderen. Op de foto’s lachen ze, sommigen dragen een wapen. In de schaduw zitten een paar jongens zachtjes te praten.
Dit zijn de graven van strijders en burgers uit Jenin die werden gedood tijdens een van de vele invallen door het Israëlische leger en de strijd met gewapende verzetsgroepen in het kamp.
Al voordat de Gaza-oorlog op 7 oktober begon, was er veel geweld in Jenin. In talloze huizen in het kamp zitten kogelgaten. Sommige gebouwen zijn volledig uitgebrand. Vorig jaar, in 2023, werden ruim vijfhonderd Palestijnen gedood door het Israëlische leger en kolonistengeweld op de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem. In 2022 waren dat er ruim 160, het hoogste aantal sinds de Tweede Intifada (2000-2005), de grootschalige opstand tegen de Israëlische bezetting die omsloeg in gewapend verzet.
Bij het raam
Tussen de graven van jonge mannen valt het graf op van Majda Obaid, een vrouw uit het kamp. Tijdens een van de invallen, in de ochtend van 26 januari 2023, waren er hevige gevechten rond haar huis. Majda zat op de bovenste verdieping van haar huis bij het raam, toen ze werd beschoten, volgens haar dochter Kefaya (27) door een Israëlische sluipschutter. „Ze vormde geen gevaar, niet voor de Israëliërs, voor niemand niet”, zegt ze op de begane grond van het huis. „Waarom werd ze dan beschoten?”
Kefaya was die dag thuis met haar zus en de kinderen van haar broer. Ze rende naar boven, probeerde het bloeden te stelpen. Met moeite werd Majda naar een ziekenhuis net buiten het kamp gebracht, waar ze overleed aan haar verwondingen.
Op de bovenste verdieping van het huis laat Kefaya de gebroken stoel zien waar haar moeder die dag vanaf viel. Beneden toont ze een groot canvasdoek met een foto van haar moeder. Ook zij is een martelaar, zoals Palestijnen de slachtoffers van Israëlisch geweld noemen. „Ze was heel sociaal en geliefd”, zegt Kefaya.
Op de bank in de woonkamer is buurtbewoner Mahmoud Abu Talal (47) aangeschoven. Majda’s dood laat zien dat niet alleen gewapende groeperingen in Jenin worden geraakt door de invallen, zegt hij, maar ook de rest van de inwoners van het kamp.
Lees ook
Zilveren Camera voor indringende serie over vluchtelingenkamp Jenin
Vluchtelingenkamp
Jenin is een stad en een vluchtelingenkamp in het noorden van de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever. Veel inwoners van het kamp zijn de nakomelingen van Palestijnen die tijdens de Nakba (‘catastrofe’) bij de stichting van de staat Israël in 1948 zijn verdreven of gevlucht, veelal uit de omgeving van de noordelijke stad Haifa.
Een in 1948 opgezet tentenkamp werd verwoest door een storm, waarna in 1953 het huidige kamp werd opgericht, dat inmiddels bestaat uit dicht op elkaar gebouwde huizen die overvol zijn. Naast de stad Jenin wonen in het kamp, op nog geen halve vierkante kilometer, naar schatting ruim 23.000 mensen. De werkloosheid is hoog, veel inwoners leven in armoede.
Voorheen werkten sommige Palestijnen uit het kamp in Jenin in Israël, of elders op de Westelijke Jordaanoever. De afgelopen jaren legde Israël verdere beperkingen op door reizen vanuit Jenin te verhinderen middels wegblokkades en het intrekken van werkvergunningen, die de werkloosheid nog verder hebben vergroot.
In het kamp Jenin zijn verschillende gewapende groeperingen actief. Strijders die zich identificeren met Islamitische Jihad, Hamas en de Al Aqsa Martelarenbrigade hebben zich deels verenigd in de Jenin Brigade. Hun doel is hetzelfde: strijd tegen de bezetting en voor het recht op terugkeer. Israël schaart hen onder de noemer terrorisme, en ziet Jenin als een broeinest van terreur. Het verdenkt de militante groeperingen in Jenin ook van het plegen van aanslagen in Tel Aviv en andere steden.
In het kamp wordt met trots verteld dat Jenin het epicentrum is van verzet, en dat het vuur van de strijd ook is overgeslagen op andere steden in de Westelijke Jordaanoever, zoals Tulkarem en Nablus. Op elke muur hangt wel een poster van een martelaar of gevangene. De Nakba is hier springlevend: er is een ‘rotonde van de terugkeer’, op kleurrijke muurschilderingen staat het jaar 1948, een huissleutel (symbool voor de hoop op terugkeer), of prijken dichtregels van Palestina’s ‘nationale dichter’ Mahmoud Darwish.
Verwoeste gedenksteen
Op een paar passen van de begraafplaats ligt, op een hoek in de schaduw van een grote boom, de gedenkplaats voor Al Jazeera-journaliste Shireen Abu Akleh. Op deze plek werd ze op 11 mei 2022 door een Israëlische soldaat doodgeschoten toen ze verslag deed van een inval door het leger. Afgelopen 26 oktober werd de straat waar de gedenkplaats en de begraafplaats van de martelaren liggen, volledig verwoest door bulldozers. Ook de gedenksteen voor Abu Akleh werd vernield.
Het kamp bij Jenin was al sinds de Eerste Intifada, vanaf 1987, een symbool van verzet. In 2002, tijdens de tweede opstand, werd het belegerd en deels verwoest, en werden er volgens onderzoek van Human Rights Watch zeker 52 Palestijnen gedood.
Inwoners van het kamp zeggen dat de situatie momenteel nog erger is dan in 2002. Toen was er een gewelddadige inval van anderhalve week. Nu zijn er constant invallen door het leger, en gaan die gepaard met drone-aanvallen en ‘targeted killings’.
Qasem Bani Ghada (37) is het hoofd van de spoedeisende hulp in het Jenin Regeringsziekenhuis, aan de rand van de stad vlakbij het vluchtelingenkamp. Tijdens de belegering afgelopen juli, die drie dagen duurde, kwamen er in 24 uur tijd ruim honderd gewonden binnen.
„Toen konden de ambulances het ziekenhuis nog bereiken. Twee maanden daarna werden bij een inval de ingangen van het ziekenhuis afgesloten door het bezettingsleger”, zegt Bani Ghada. „Alle auto’s en ambulances die het ziekenhuis wilden bereiken werden gecontroleerd.” Om toch eerste hulp te kunnen bieden werkten er tientallen vrijwilligers in het kamp, die vanaf een afstand werden geïnstrueerd door het ziekenhuis.
In een ander ziekenhuis in Jenin, het Ibn Sina-ziekenhuis, werden afgelopen januari drie Palestijnse mannen gedood door een Israëlische speciale eenheid die vermomd als medisch personeel en burgers het ziekenhuis was binnengegaan. Het ging om een patiënt in het ziekenhuis, zijn broer en een bezoeker. Volgens Israël waren zij leden van Hamas. De VN en juristen wezen erop dat er mogelijk sprake was van een grove schending van het oorlogsrecht.
Bedplassen
De constante invallen door het Israëlische leger eisen hun tol van de bewoners van het kamp. „Veel kinderen hebben slaapproblemen, plassen in bed, of hebben mentale klachten”, vertelt Bassima Musa (62), directrice van het Vrouwen Activiteitencentrum, een lokale stichting voor meisjes en vrouwen in het kamp die zich onder meer richt op creatieve activiteiten.
Volgens Musa is de angst bij kinderen groot: „Komt er vandaag een raket op mijn huis neer? Komen ze mijn vader halen?” Het activiteitencentrum hangt vol met tekeningen en knutselwerken van de kinderen uit het kamp.
Ook Abu Talal probeert de kinderen uit het kamp afleiding te bieden, vertelt hij in Kefaya Obaid’s woonkamer. Vroeger was Abu Talal zelf betrokken bij een militante groepering, net als zijn vader, die werd gedood in 2022. Inmiddels richt hij zich op maatschappelijk werk. Op zijn telefoon laat hij filmpjes zien waarop hij met kinderen van martelaren bij een speeltuin is, of eten verzorgt voor de armsten in het kamp.
Buiten Jenin komt hij niet meer. „Mijn familie komt oorspronkelijk uit Haifa, maar ik kan daar niet heen”, zegt Abu Talal. „Op de Westelijke Jordaanoever kunnen we alleen rondreizen onder bepaalde voorwaarden en zodra we iets verkeerds doen, wordt het verboden. Zodra ik uit Jenin wegga word ik opgepakt.”
Abu Talal mag dan zelf niet meer actief deelnemen aan het gewapende verzet, zijn steun voor de strijd tegen de bezetting is onverminderd. „Wij strijden hier tegen het sterkste land van het Midden-Oosten. Hoe kunnen wij als vluchtelingenkamp tegen een staat vechten?”, zegt Abu Talal. „Wij zijn de onderdrukten en Israël de onderdrukker, en de hele wereld kijkt in stilte naar ons.”
Lees ook
Hoop voor Jenin? Alleen als God het wil