Regieduo Daniels (‘Everything Everywhere All at Once’) vindt diepgang in absurditeit

Niet Steven Spielberg, James Cameron of Damien Chazelle kwam op 15 januari bij de Critics Choice Awards het podium op om de prijs voor beste regisseur te accepteren. In plaats daarvan verschenen twee relatief onervaren voormalige videoclipregisseurs: ‘Daniels’ (zonder the), het Amerikaanse regisseursduo Daniel Scheinert en Daniel Kwan. De Amerikaanse en Canadese critici verkozen hun Everything Everywhere All at Once ook tot beste film van het jaar.

Zes jaar geleden had ‘Daniels’ al meer dan een miljard weergaven op YouTube en won het duo de regieprijs op het prestigieuze filmfestival Sundance. Genoeg cultureel cachet voor een hele carrière. Toch braken Scheinert en Kwan pas dit jaar écht door met hun belachelijke, ingewikkelde meta multiversumfilm. In het post-pandemische woestijnland van de wereldwijde bioscoopindustrie leverde de film toch meer dan 103 miljoen dollar op.

Afzonderlijk zijn Kwan en Scheinert onopvallende creatievelingen. Kwan is gezet, heeft een wenkbrauwsnorretje, een bril en draagt vaak een pet. Scheinert is kaal, heeft een hoofdhaarbaard, bril, en draagt vaak een wollen muts. Ze zijn niet onhip, misschien geek-sjiek.

Ook in hun spraak zijn ze onopvallend. In interviews en gesprekken met andere regisseurs zijn ze aandoenlijk bescheiden („we voelen ons nog steeds onbevoegd om dit te doen”) en grappig („ik dacht dat we alleen vragen over buttplugs zouden krijgen”). Ze hebben niet de natuurlijke autoriteit van Spielberg, noch het New-York-cool-imago van Martin Scorcese, het intense weirdo-gehalte van Paul Thomas Anderson of de filmkennis van Tarantino.

De kracht van hun werk zit in hun samenwerking. Daniels is een soort improvisatiecomedyteam: ideeën bouwen op ideeën, niks is te raar of te onrealistisch, het antwoord is altijd ‘ja, en wat nog meer?’ Alles wat ze maken, is overvol en duwt tegen de randen van het medium, of het nou hun videoclips zijn of hun films.

Het beste voorbeeld is de debuutfilm van Daniels: Swiss Army Man (2016), een zwarte comedy over een verloren ziel (bekroond acteur Paul Dano) die bevriend wordt met een explosief ruftend, rottend lijk met krachtige erecties (Harry Potter-ster Daniel Radcliffe). Die kwam tot stand als scheetgrapje. De Daniels waren op vakantie nabij een meer. Ze zochten naar korte films die ze konden maken, met het meer als setting. Kwan had een ingeving. Een man vindt een aangespoeld lijk dat gigantische explosieve winden blijkt te laten. De man vindt dat niet smerig. Hij is juist geïntrigeerd. In het volgende shot zou hij over de oceaan glijden, voortgestuwd door een buitenboordmotor van scheten. „Met prachtige muziek op de achtergrond”, zei Kwan in een interview met Rolling Stone.

„Ik heb de vijf jaar daarna geprobeerd hem te overtuigen die film te maken”, zei Scheinert, de compromisloze van het stel. Jarenlang bouwden ze aan het idee. Het werd een allegorie voor mensenvrees, vertrouwensproblemen, bodyshaming, en zelfmoord, dat ook.

Toen ze de film bij Sundance Labs – een incubator voor filmtalent – uitwerkten, moesten ze „wel vijftig ideeën” bijschaven tot iets wat in een film van ruim negentig minuten past. En iets waar nog enige interne logica in zat.

Het was puur toeval dat een wereldster als Daniel Radcliffe vijf jaar na de laatste Harry Potterfilm nog steeds zó graag van het tovenaarsimago af wilde dat hij openstond voor het spelen van een ruftend lijk met erecties. Paul Dano had maar één zin nodig voor overtuiging, heeft hij vaak verteld: „We willen een film met scheten maken waardoor je moet huilen.”

Met je debuut moet je laten weten dat je er bent, een statement maken. Dat was Swiss Army Man. Daniels won op het Sundance Film Festival de prijs voor beste regie. Maar bij de première van de film liep een deel van het publiek de zaal uit. Te absurd. De film trok ook daarna geen volle zalen. En critici waren ook verdeeld. Time Out vond de film puberaal, The New York Times stunningly original”.

De chemie tussen de Daniels is unieker dan het lijkt. Jawel, regieduo’s zijn standaardwerk, maar de meeste zijn broers of zussen. De gebroeders Coen zijn het beste en meest succesvolle voorbeeld. Zie ook de gebroeders Safdie (Uncut Gems), Russo (Captain America), en de gezusters Wachowski (The Matrix). De beste films hebben een rechtlijnige visie. Een filmset werkt beter als dictatuur dan als democratie, is het adagium. Een familiale band schept een eenheid, meer dan vriendschap dat kan. Toch werken de Daniels goed samen, juist omdat ze zo verschillend zijn.

Scheinert en Kwan ontmoetten elkaar bij een 3D-animatieles op Emerson College, een particuliere universiteit gespecialiseerd in kunst en communicatie. Sterren als Jay Leno, Henry Winkler en regisseur Lilly Wachowski studeerden er. De professor vroeg iedereen zich te introduceren en te vertellen welk type films ze wilden maken. Scheinert deed zijn best en gaf een lange toespraak. Kwan was verlegen en zei simpelweg: „Ik weet het niet.” Kwan vond Scheinert een arrogante „asshole”, andersom vond Scheinert Kwan een luie zak die zijn geld verspilde aan de filmschool.

In 2009 belandden ze als begeleiders op het zomerkamp van de New York Film Academy. Bleek dat ze beiden hielden van vreemde, over-the-top-films die ze met de tieners op het kamp maakten. Daarna begon hun samenwerking.

Dat leidde tot Swingers, een korte film over een schommel die vasthangt in de lucht met een bovennatuurlijke plottwist. Het was een hit. Er kwam een tweede korte film: over mannen in poppenlichamen die een extravagant gevecht aangaan. Daarin zie je al de diepgang die ze in de absurditeit vinden: ja, Daniel Kwan komt op gegeven moment met zijn hoofd uit de billen van zijn vrouwelijke pop, maar tegelijkertijd is het duidelijk dat Daniels probeert te reflecteren op de rol van de kunstenaar in diens kunst. Ook PUPPETS werd een succes. „Het algoritme duwde ons naar elkaar toe”, zei Kwan daarover.

Het karakterverschil is gebleven, maar bleek ook als voordeel te kunnen werken. Scheinert is compromisloos en ambitieus, Kwan minder doelbewust maar daarom ook vrij en creatief. Kwan verzint een ruftend lijk, Scheinert dwingt af dat het een film wordt.

Er zit een gat in de weg van een, weliswaar prestigieuze, universiteit naar een miljoenenbudget in Hollywood. Het kan via het regisseren van televisieseries of via een rol als assistent-regisseur. Dienstbaar, weinig creatieve vrijheid.

Korte films zijn wel een manier om je creativiteit te tonen, maar zijn voor de meeste filmmakers te kostbaar. Ze brengen bijna geen geld op en kunnen dus zelden op financiering rekenen. Een van de weinige manieren om korte films te maken zonder daar tienduizenden dollars van je eigen geld in te stoppen is door muziekvideo’s te maken. Dat is ook nog een beproefd pad richting de speelfilm, denk aan David Fincher, die vóór Gone Girl en The Social Network videoclips van Madonna regisseerde. Of Spike Jonze (Her) die video’s voor Sonic Youth en The Beastie Boys maakte.

In 2010, het eerste jaar dat het duo muziekvideo’s maakte, pitchte Daniels naar eigen zeggen meer dan vijftig ideeën, waarvan er niet één werd geaccepteerd. Ook toen ze ‘binnen’ waren, vonden productiebedrijven de ideeën te gek.

Maar het voordeel aan een unieke stijl is dat je wordt onthouden. Dus na enkele successen was Daniels in 2011 was Daniels een veelgevraagd regisseursduo voor muziekvideo’s Ze maakten een naam met absurdisme, gekke special effects, humor en emotionele ondertonen die plotseling naar voren springen – die nu ook hun films definiëren.

Zo was er de videoclip voor ‘Houdini’, van Foster the People, waarbij de band aan het begin van de videoclip sterft, waarna de bandleden door een sinistere man in een zwart pak als marionetten worden ingezet in rockshows. De mix wederom: diepgang en absurditeit. Vaker wilden Scheinert en Kwan de bandleden dood hebben in de videoclips die ze maakten. Omdat „bands niet kunnen acteren”.

Hun grootste muziekvideohit is voor ‘Turn down for what’ van DJ Snake en Lil John. Kwan speelt daarin zelf de hoofdrol van een man die bijna bezeten is door de muziek, zijn agressieve heupbewegingen breken door tafels en plafonds, slaan telefoons kapot en schieten de vrouwen uit de kleren. Er is ook een vrouw met enorme borsten die meestuiteren op de muziek, en een penis (van Kwan) die uit zichzelf meestoot op de beat. Kwan: „De grap van de pitch was bijna: ik daag je uit label, Columbia Records, om hier ja tegen te zeggen.” De video is meer dan 1,1 miljard keer bekeken op YouTube. Het is Daniels in essentie: over de top, absurd, grappig, en tot over de rand gevuld met ideeën.

‘Everything Everywhere All at Once’ was de perfectionering van hun stijl, een balans tussen originaliteit en een conventionele verhaalstructuur

Swiss Army Man liet zien hoe nietsontziend creatief Kwan en Scheinert zijn, hoe weinig ze zich aantrekken van conventies. Maar het was geen perfecte film. De opzet was te absurd, waardoor de emotionele hoogtepunten – zoals een kus tussen Paul Dano en het rottende lijk van Radcliffe, dat ook langzaam leert praten – niet binnenkomen.

Everything Everywhere All at Once was de perfectionering van de stijl. Juist omdat het een balans vindt tussen de originaliteit van het duo en een herkenbare, conventionele verhaalstructuur. Evelyn is een overwerkte Chinees-Amerikaanse moeder (kung-fu-filmheilige Michelle Yeoh) die de belastingen van haar wassalon op orde moet krijgen voordat de norsige inspecteur (Jamie Lee Curtis) haar zaak sluit. Ondertussen ergert ze zich aan haar goedzak van een man en haar lesbische dochter. Maar dan! Ze ontdekt dat er parallelle universa bestaan, waar ze andere levenskeuzes heeft gemaakt. Sterker nog: ze is de uitverkorene om alle universa te redden van de vernietiging door iemand die wel heel erg lijkt op haar eigen dochter.

Het geniale van de film zit in de dubbele structuur. De film begint als een standaard Matrix-achtig uitverkoreneverhaal, maar de tweede helft, waarin Yeoh de multiversa bezoekt, is een totale deconstructie van die structuur. De film vervalt in absurditeiten: zoals een collega van de hoofdpersoon die een wasbeer onder de koksmuts heeft. Of een parallel universum waarin iedere entiteit met bewustzijn simpelweg een pratende steen is.

Die betekenisloze stroom aan onlogische gebeurtenissen spiegelt de beleving van de hoofdpersoon die de cultuur waarin ze leeft, de snelheid van de maatschappij en vooral haar dochter niet begrijpt.

Ook op hun laatste film is genoeg aan te merken. Sommige grappen zijn eerder en beter gemaakt in een van de vele andere multiversumfilms en -series van de laatste jaren. Sommige plotpunten zijn niet uit te leggen. Maar Kwan en Scheinert zijn wel perfect voor deze tijd, waarin filmpjes van bommen op wereldsteden op sociale media naast foto’s van cappuccino’s en chihuahua’s staan. De wereld is postmodernistisch, het is aan de mens om juist in die gedereguleerde, willekeurige brij van humor, verdriet en verlangen betekenis te vinden.

Het leven van Kwan en Scheinert is net een Hollywooddroom. Na de winst bij de Critics Choice Awards groeien de Oscarkansen van het duo aanzienlijk. Aankomende dinsdag worden de nominaties bekendgemaakt. Daarnaast heeft het duo net een megadeal getekend bij Universal, een van de grootste studio’s van de wereld.

De vraag is wel: wat gaan ze nú maken? Met Everything Everywhere All at Once hebben ze al de perfecte ideeënfilm gemaakt – een film als vergaarbak voor alle creatieve ingevingen van de kunstenaar, die wonderlijk genoeg toch een geheel vormen. Een net zo volle film zou een trucje zijn. Een iets minder volle film, zoals Swiss Army Man, zou onderdoen aan de functionele chaos van ‘de beste film van 2022’. En het lijkt onmogelijk om nóg meer in één film te proppen zonder kwijt te raken wat Everything Everywhere All at Once in de eerste plaats zo goed maakte: de emotionele betekenis die je kan aantreffen in die ideeënbrij. Daniels zal zichzelf opnieuw moeten uitvinden. Ze hebben vast ideeën genoeg.