Hoe grimmig het toekomstperspectief voor de publieke omroep is bleek vrijdag in Den Haag. De onvrede van de formerende partijen met een verlenging van de erkenningsperiode van de NPO was aanleiding voor fractieleden om hun bedenkingen te ventileren. „Hoe minder links-liberale NPO hoe beter!”, schreef PVV-leider Geert Wilders op X, terwijl BBB-Kamerlid Mona Keijzer in De Telegraaf stelde dat het hervormen van het omroepbestel gaat „over meer dan een zendertje minder”. Het gaat volgens haar ook „over pluriformiteit, neutrale nieuwsvoorziening, verbinding”.
De felle reacties zeggen veel over het politieke klimaat jegens de NPO. De VVD wilde in verkiezingstijd 400 miljoen euro bezuinigen op de totale huidige rijksbijdrage aan de NPO van 900 miljoen. „Wat ons betreft mag de NPO wat meer terug naar de kerntaken: goede journalistiek, sport en een paar mooie culturele programma’s”, aldus mediawoordvoerder Claire Martens van de VVD. De PVV wil, zoals in het partijprogramma staat, zo weinig mogelijk heel laten van de NPO. NSC en BBB zijn voorzichtiger, maar zien zeker mogelijkheden tot ingrepen, zoals het schrappen van NPO3.
In 2021 is een verlenging van de toen lopende vergunningsperiode nog betrekkelijk geruisloos aangenomen door beide Kamers. Nu uitten de formerende partijen in De Telegraaf hun onvrede over de voorgenomen verlenging van eind 2026 naar eind 2028. Ze vinden dat het demissionaire kabinet daarmee over zijn graf heen regeert. De PVV wil helemaal geen verlenging, BBB en VVD zitten niet te wachten op een verlenging maar kunnen leven met één jaar. Zonder de VVD is er geen Kamermeerderheid voor een verlenging.
„Nu een besluit nemen dat de komende vier jaar beslaat, vinden wij gewoon te ver gaan, gezien de uitdagingen die er zijn”, zegt Claire Martens, mediawoordvoerder van de VVD. „Het is tijd voor een hernieuwing van het bestel. Daar moet je goed en rustig naar kijken. Mocht er eventueel een bezuiniging uit voortkomen, wat goed kan, dan is het aan de formerende partijen om daar een ei over te leggen. Daarom zeggen we tegen de staatssecretaris: neem geen besluit tot ver in de toekomst, want dan blijft er geen ruimte over aan de onderhandelingstafel.”
Tijd nodig
Maar volgens staatssecretaris Fleur Gräper (Cultuur en Media, D66) is de extra tijd juist nodig om een herziening van het omroepbestel in gang te zetten. Dit maakte ze duidelijk in een brief die ze vrijdagmiddag naar de Tweede Kamer stuurde. Daarin oppert ze een verlenging van twee jaar, maar stelt ze wel dat het besluit aan de Kamer is. Die twee jaar zijn volgens haar wenselijk omdat de wijziging van de Mediawet tijd kost en zorgvuldigheid vergt. Als de huidige concessieperiode niet wordt verlengd, zo waarschuwt Gräper, dan moeten omroepen volgend jaar al beginnen met het werven van leden om aan wettelijke vereisten te voldoen.
Dat kan tot problemen leiden, want voor omroepen is het steeds moeilijker om het vereiste ledenaantal te halen. „Als alles blijft zoals het is, moet PowNed volgend jaar weer 50.000 leden ophoesten”, zei PowNed-baas Dominique Weesie tegen De Telegraaf. „Dat gaan we niet meer redden.”
Gräper leunt sterk op het rapport dat de adviescommissie onder leiding van oud-staatssecretaris Pieter van Geel afgelopen september publiceerde, die adviseert om omroepen meer in elkaar te schuiven tot er zes grote overblijven. NPO-voorzitter Frederieke Leeflang nam daar zondag in Buitenhof alvast een voorschot op. „In de Mediawet staan zes uitzendgemachtigden en twee taakomroepen. Laten we daar eens mee beginnen.” Momenteel zijn er naast de taakomroepen NOS en NRT negen omroepen ondergebracht in zes samenwerkingsverbanden en zijn er twee nieuwe omroepen met een voorlopige erkenning: Ongehoord Nederland en Omroep Zwart. Op termijn is dit niet houdbaar, daar lijkt iedereen het over eens.
Arjan Lock, EO-directeur en voorzitter van het College van Omroepen, vertelt dat de omroepen vorige week al om de tafel hebben gezeten om te praten over de aanbevelingen van Van Geel, zoals grotere afstand tussen de politiek en de NPO, minder nadruk op ledentallen, duidelijkere rolverdeling tussen de NPO en omroepen en effectiever bestuur. „We moeten niet wachten op de politiek, we hebben daar zelf ook een verantwoordelijkheid in”, zegt Lock. „De gesprekken verlopen goed.”
Concessie geldt tien jaar
De NPO is overigens niet in één klap weg te vagen, aangezien in 2022 een concessie is verleend tot en met 2031. Dit is de onderliggende vergunning. Deze concessie moet in het voorstel dan ook worden verlengd tot en met 2033. De twee termijnen waaruit deze concessieperiode bestaat, heten formeel erkenningsperiodes.
Gräper waarschuwt dat als de huidige periode helemaal niet verlengd wordt, de tijd om de wet te wijzigen zo kort is dat een stelselwijziging zelfs pas na de volgende erkenningsperiode van vijf jaar kan ingaan. Ofwel „over bijna acht jaar”. Bovendien zijn bezuinigingen niet per se alleen mogelijk bij het ingaan van een erkenningsperiode, schrijft ze. Wel moet de Mediawet in acht genomen worden. Bij een ingrijpende aanpassing van de NPO-begroting is het ook waarschijnlijker dat die moet worden aangepast. Op dit moment heeft het demissionaire kabinet voor de komende vijf jaar al een bezuiniging van 25 miljoen per jaar begroot.
Centrale OndernemingsraadMaartje Nitrauw, Geef ons de kans om te moderniseren, en heb het daarna pas over bezuinigingen
Grote zorgen
De NPO zal dus hoe dan ook rekening moeten houden met forse bezuinigingen die aan de formatietafel worden besproken. De Centrale Ondernemingsraad van de NPO maakt zich grote zorgen om die mogelijke bezuinigingen. „We willen graag het belang benadrukken van een goede publieke omroep, zeker in deze tijd van polarisering en fakenews”, zegt voorzitter Maartje Nitrauw. „De voorgenomen bezuinigingen geven onrust op de werkvloer. Omroepmedewerkers hebben de afgelopen jaren continu onrust in hun werkveld ervaren, waardoor deze essentiële creatieve sector enorm onder druk is komen te staan. We willen de politiek daarom oproepen om de publieke omroep eerst de kans te geven de gewenste modernisering uit te voeren en pas daarna over mogelijke bezuinigingen te praten.”
Ook Lock maakt zich zorgen over naderende bezuinigingen. De publieke omroep heeft in een moderne democratie „een hele belangrijke functie, en daar horen dus ook geen bezuinigingen bij”, zegt hij.
„Je kunt er van alles van vinden, maar het is wel een bestel waar de veelkleurigheid van onze samenleving goed zichtbaar is. De VVD mag de publieke omroep te duur vinden. Maar als je kijkt naar publieke omroepen in ons omringende landen, dan behoort het Nederlands bestel tot de goedkoopste publieke omroepen van Europa. Er gaat echt wel eens iets mis in Hilversum. Maar we vergeten wel eens dat we ook goede programma’s maken van publieke waarde. Iedereen is vol lof over de serie De Joodse Raad. Maar die kun je alleen maken in het publieke bestel dat we nu hebben. Laten we dat ook koesteren met elkaar.”
Naïviteit heet een linkse eigenschap te zijn. Het clichébeeld van links versus rechts ziet er zo uit: terwijl links droomt van een wereld waarin de mensen goed en lief zijn en alles delen, kijkt rechts naar hoe de wereld écht is, ziet dat de mensen geneigd zijn tot het slechte, en gelooft niet in de maakbaarheid van de mens of de samenleving.
Op deze simplificatie valt veel af te dingen, maar daar gaat het nu niet om. Het gaat om het zelfbeeld van sommige rechtse, en in het bijzonder conservatieve, intellectuelen: dat zij prudente, nuchtere mensen zijn die zich geen illusies maken, en altijd kiezen voor stapsgewijze verandering boven doldrieste plannen.
Hoe ontluisterend moet het voor hen zijn dat in Amerika juist de conservatieve partij nu revolutionair gedrag vertoont. Zoals Justin Smith-Ruiu op zijn Substack-platform The Hinternet schreef in een essay over het nieuwe Amerikaanse regime: „Antiwoke is niet conservatief – integendeel, het wil de hele menselijke geschiedenis wegvagen.” Smith, een Canadees-Amerikaanse filosoof, betreurt het dat ‘zijn soort conservatisme’, dat draait om een neiging tot behoud en melancholie, lijkt te zijn verdwenen. Maar omdat hij zich slechts „voor ongeveer 49 procent conservatief” voelt, wordt het niet meteen persoonlijk. Smith is een observator, geen hoofdpersoon.
Dat ligt anders bij David Brooks, een bekende en eveneens Canadees-Amerikaanse schrijver en columnist. Brooks rekent zich al sinds de jaren tachtig tot de conservatieve beweging en steunde meestal de Republikeinse partij. Nu is hij dubbel ontluisterd: hij heeft zich vergist in de conservatieven, én in zijn eigen oordeelsvermogen. ‘I Should Have Seen This Coming’ heet zijn nieuwste artikel in The Atlantic. Hij beschrijft hoe geschokt hij is door Trump: „Als er een onderliggende filosofie is die Trump drijft, dan is het deze: moraliteit is voor sukkels. De sterken doen wat ze willen en de zwakken lijden wat ze moeten.” Dat staat haaks staat op wat conservatisme volgens Brooks behelst: een geloof in geleidelijke hervorming, normen en waarden en de scheiding der machten.
Het is naïef om te geloven dat de beste ideeën altijd winnen
Er kwam een term bij me op tijdens het lezen van zijn stuk: wishful thinking. Je kunt geloven dat jouw definitie van conservatisme de juiste is, maar dat betekent niet dat andere, meer autoritaire vormen van conservatisme niet bestaan. Veelzeggend vond ik de passage waarin Brooks beschrijft hoe hij al in de jaren tachtig neerkeek op conservatieven die niet aan zijn beeld van de conservatieve intellectueel voldeden. Terwijl mensen als hijzelf Milton Friedman, James Burnham, Whittaker Chambers en Edmund Burke lazen, sloegen jonge reactionairen van het studentenblad Dartmouth Review met geweld een anti-apartheidsdemonstratie neer. Brooks en zijn maten namen dit niet serieus. „Grotendeels komt dit volgens mij doordat we neerkeken op de Dartmouth Review-maffia (…). Hun intellectuele standaarden waren zo overduidelijk derderangs.”
Het doet denken aan de Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig, die in De wereld van gisteren beschrijft hoe hij de nazi’s aanvankelijk onderschatte. „Ook het blaadje van de nieuwe nationaalsocialistische beweging heb ik weleens even in mijn hand gehad, de Miesbacher Anzeiger. Maar Miesbach was toch maar een klein dorpje en de stukken in het krantje waren zeer ordinair. Wie maakte zich daar druk om?”
Van Brooks verwacht je op dit punt introspectie: waarom dacht hij dat mensen met ‘derderangs’ intellectuele standaarden geen bedreiging vormden? Dacht hij soms dat de meest nobele ideeën automatisch winnen? Hoe verklaarde hij dan de triomf van het nationaalsocialisme in de jaren dertig? Of meende hij dat we als mensheid sindsdien een hoger niveau van beschaving hebben bereikt? Maar helaas, deze introspectie komt er niet. In plaats daarvan volgt een alinea met de dingen die links verkeerd heeft gedaan.
Waarom ga ik zo lang door over een Amerikaanse conservatief? Omdat iemand als Brooks laat zien hoe naïef het is om te geloven dat de beste ideeën altijd winnen. Sterker nog, het is naïef om te denken dat politiek primair om ideeën draait, en niet om aardsere zaken als wraakzucht of vermaak. Het politieke domein is onder Trump een verlengde geworden van onze sociale media-accounts, schrijft Justin Smith: Elon Musk heeft „shitpostende adolescenten” ingeschakeld om de staat te veranderen in een techplatform. Dat die mensen waarschijnlijk geen Edmund Burke hebben gelezen, betekent niet dat je ze niet serieus hoeft te nemen. Maar David Brooks negeert die hele online arena. In plaats daarvan reist hij door het land, waar hij „de krachten van het herstel” alweer ziet opbloeien in de „buurten en gemeenschappen”.
Misschien hangt naïviteit niet samen met politieke kleur, maar met een gebrek aan voorstellingsvermogen. Je moet je kunnen voorstellen dat er mensen aan de macht komen met ideeën die in een essay- of debatwedstrijd een dikke onvoldoende zouden halen. Dat is geen probleem voor hen, want in werkelijkheid nemen zij geen deel aan die wedstrijd. Zij bepalen hun eigen regels.
Floor Rusman (f.rusman@nrc.nl) is redacteur van NRC
Alex Datema ligt nooit ’s nachts wakker, vertelt hij aan de keukentafel in het Groningse dorp Briltil. „Behalve als ik ideeën heb.” Kritiek op de Rabobank vat hij niet persoonlijk op. Hij begrijpt de frustraties, hij is zelf boer. Maar wel een boer die vindt dat het anders moet. Daarom vroeg de bank hem als boegbeeld van haar nieuwe landbouwvisie.
In mei is de melkveehouder twee jaar directeur Food & Agri bij de Rabobank; hij draagt het transitiebeleid van de bank uit en praat met iedereen in de sector. Als boer met een groen imago werkt hij nu fulltime voor een bank die wil verduurzamen én het rendement moet bewaken. In een verscheurd landschap, met net zoveel meningen als boeren. En intussen wacht iedereen op beleid, en een weg uit de stikstofcrisis.
Hoe vervult hij zijn rol, en wat komt hij tegen? NRC volgde Alex Datema een week door het land, van Utrecht naar Venlo en Amsterdam, en van Leeuwarden naar Briltil. In vergaderzaaltjes en conferentieoorden komen alle zorgen en grieven van de landbouw voorbij.
Maandag 8.30 uurSectoroverleg, hoofdkantoor Rabobank in Utrecht
De één vertelt over een nieuwe racefiets, de ander heeft een IKEA-bed in elkaar gezet. De sectormanagers voeding en landbouw zitten in een kring op het hoofdkantoor van de Rabobank in Utrecht. Zonder tafel. Na het informele rondje praten ze elkaar in razend tempo bij over wat er speelt in hun sector, van dierwaardige kalverhouderij tot verpakkingen in de supermarkt.
Het is half negen. Alex Datema stapte al voor half zeven in Briltil in zijn elektrische Ford Mustang voor het wekelijkse sectoroverleg. Voor het eerst in zijn leven is de melkveehouder in loondienst. Maar een chauffeur zit niet bij de functie. Gelukkig rijdt hij graag, want zo’n twee derde van de tijd heeft hij afspraken buiten de deur. Het ene moment met ambtenaren in Den Haag, dan weer met pluimveehouders in Heteren.
De sectormanagers zijn deze ochtend aan het woord, Datema luistert lang voordat hij wat zegt. Spijkerbroek, zwart overhemd, armen over elkaar. Er komt van alles langs. Bollentelers voelen druk uit gemeenten om minder pesticiden te gebruiken, de glastuinbouw ziet hoe arbeidsmigranten op de woningmarkt drukken, overal zijn zorgen over waterkwaliteit, met het oog op nieuwe Europese regels.
Datema haakt in als iemand begint over de ontmoeting van EU-landbouwcommissaris Christophe Hansen met landbouworganisatie LTO. Moeten jullie wel zo hard krimpen in Nederland, had Hansen gezegd, komt de voedselzekerheid niet in gevaar met een kleinere veestapel?
„Ik kreeg er een ongemakkelijk gevoel van”, zegt Datema. „Hij wekt de indruk dat je geen krimp nodig hebt, maar met innovatie en management red je het niet. En Hansen gaat er niet over, hij moet bij Roswall zijn, de Eurocommissaris van milieu.”
Datema zegt al jaren wat onderzoekers pas nog lieten zien: als alle landbouwbedrijven in Nederland alle techniek inzetten, en op hun bedrijf alles doen om de uitstoot van onder meer ammoniak te verlagen (‘management’) komen ze een heel eind. Maar de kans dat ze daarmee de emissiedoelen halen is klein: veestapelreductie blijft nodig.
Na het overleg en voordat hij een videoboodschap opneemt voor 1.200 collega’s bij de bank, haast Datema zich nog naar een afspraak. Hoewel, haast is het woord niet. In het labyrint van het hoofdkantoor is zijn tred net zo rustig als later die week in zijn eigen stal.
Als Datema weer opduikt staat de camera al klaar. Hij steekt meteen van wal, handen tegen elkaar. Datema komt terug op de woorden van Hansen, die veel boeren het gevoel gaven dat er eindelijk een commissaris is die aan hun kant staat, die de veehouderij wil sparen. „Ik wil het warme gevoel dat mensen overhielden aan de bijeenkomst niet wegnemen. Maar het eerlijke verhaal is dat 20 à 30 procent krimp onvermijdelijk is”, zegt hij. „Dat is niet de leukste boodschap, maar wel reëel.”
De video staat er in één opname op. Zonder spiekbriefje, zonder pauzes. „Mooi rond”, zegt de videomaker.
Woensdag 15 uur Bijeenkomst met agro-ondernemers, Van der Valk in Venlo
„Het is eindelijk gelukt er een vrouw bij te krijgen”, zegt een van de tien ondernemers opgetogen. Een netwerkclub van directeuren van internationaal opererende bedrijven uit Noord-Limburg komt samen in een vergaderkamer, met koffie en vlaai. Negen mannen en één vrouw. Ze leiden bedrijven in fruitteelt, asperges, aardbeien, champignons, eierverwerking, transport, verpakkingen, substraat.
Alex Datema is te gast, de lokale Rabobank-directeur is erbij, en een voorzitter om het geheel in goede banen te leiden. Dat is geen overbodige constructie, blijkt snel na het voorstelrondje.
Datema heeft voor dit gezelschap zijn presentatie over true value uitgekozen. Hoe verreken je kosten en opbrengsten voor planeet en gezondheid in de prijs? Wat betekent dit voor bedrijven?
Hij begint zoals hij meestal doet. „Ik heb het meest gemiddelde melkveebedrijf van Nederland. Honderdtwintig koeien op zeventig hectare, twee melkrobots.” Hij vertelt dat hij verbaasd was toen de Rabobank hem benaderde. „Ik ben geen bankier, en ik hoop het ook niet te worden.”
Maar, zegt hij, bij de bank kan hij meer bereiken met zijn visie op natuurinclusieve landbouw dan als voorzitter van Boer en Natuur, de vereniging die boeren helpt bij natuur- en landschapsbeheer. „De bank is een systeemspeler. Als wij…” Hij heeft zich het ‘wij’ van de bank snel eigen gemaakt. „Als wij als huisbankier van de agrarische sector het financiële beleid aanpassen, heeft dat impact. En ik had de indruk dat de Rabobank écht wilde veranderen.”
Zijn verhaal begint met de schaalvergroting van de Nederlandse landbouw na de oorlog. „Hoogproductief, hoogefficiënt, maar…” De ondernemer die in fruitteeltinnovaties zit, onderbreekt Datema. Niet voor het laatst. Nederland raakt op achterstand, vindt hij. Fruittelers vallen massaal om als pesticiden verboden worden en alles biologisch moet. Op den duur komt de voedselzekerheid in gevaar. „Dan krijgen we hongersnood.”
De Rabobank wil te snel, en niet altijd de goede kant op, zegt een andere ondernemer. „Er wordt alleen maar gestuurd op minder”, zegt hij, „terwijl je met intensieve landbouw juist ruimte voor natuur kunt maken.”
Een paar keer memoreert iemand een collega uit de regio, Martin Houben. Hypermoderne megastallen heeft hij, met 50.000 vleesvarkens, en een lage footprint per varken. Juist hij stopt. „De besten maken gebruik van de opkoopregeling, dat is slecht beleid. De volgende Europese crisis zou weleens over voedsel kunnen gaan.” En: „De duurzaamheidsvisie van de Rabobank kan ineens achterhaald zijn.”
Datema luistert, laat zich onderbreken. En probeert dan veelgehoorde aannames weg te nemen: dat de Rabobank alleen maar biologische, kleinschalige bedrijven wil. „Ik weet dat dat biologische imago aan mij kleeft. Maar ik ben net zo blij met een bedrijf zoals dat van Houben als met een extensieve boer. Het maakt de Rabobank niet uit, als je maar de goede kant op gaat met je bedrijf.”
Datema zegt: de impact van de Nederlandse landbouw is per kilo laag, maar juist hoog per hectare. „We leven in een klein land, we moeten milieudoelen halen, en veel mensen vinden er iets van. Daar moet je iets mee. Intensivering levert hier weinig extra productie op. De winst is veel groter als je intensiveert in landen waar de productie nu laag ligt.”
Een paar keer zegt hij: „Ik voel de tegenstelling niet”, om vervolgens punt voor punt zijn repliek te onderbouwen. Met een glimlach die zo hardnekkig is dat de rimpels in zijn gezicht ernaar zijn gaan staan. Een goedmoedige lach, geen wegwuivende lach.
De verbindingsofficier, zo noemt Martijn Kwant, transitiedirecteur van de Rabobank hem. Totaal geen haantje, zegt zijn assistent Pascale Leijten. Niet uit balans te krijgen.
Je zou kunnen zeggen dat hij boeddha en boksbal tegelijk is. Hij vangt klappen op, en veert rustig terug. Ook hier, in Venlo, waar hij met moeite aan zijn verhaal toekomt. „Ik ga even door naar pagina vijf.”
Wat de bank zou willen: dat er eenduidige normen en standaarden voor heel Europa komen, om bedrijven af te rekenen op hun duurzaamheidsprestaties. „Niet uit idealisme, maar uit welbegrepen eigenbelang”, zegt Datema. „Als je bedrijf al duurzaam is, sta je straks op voorsprong.”
In de EU treft de Rabobank – anders dan in Den Haag – open deuren, zegt Datema. Daar kan hij vertellen „hoe het écht zit”. De fruitteeltondernemer hoont: „Waarom kunnen jullie dat, jullie hebben geen idee.” Nog steeds die lankmoedige glimlach. „Zal ik vertellen wat wij doen?”
Woensdag 20 uur Debat over ruimtelijke ordening, De Balie in Amsterdam
Met een fles wijn onder zijn arm vertrekt Alex Datema om 17.15 uur uit Venlo. Hij moet nog naar Amsterdam, voor een debat over grondprijzen.
Het publiek in De Balie wil vooral weten hoe er meer ruimte kan komen voor kleinschalig, duurzaam boeren. Voor jonge boeren. En voor collectieven die grond kopen voor natuurvriendelijke landbouw, waar boeren dat zelf niet kunnen opbrengen.
De avond begint met een grafiek die laat zien dat de grondprijzen sinds 1950 met een factor zes zijn gestegen, terwijl kunstmest en veevoer goedkoper werden. Dat maakt extensiveren onmogelijk, betoogt bioloog Wouter van der Weijden. Genoeg land kopen of pachten om de dieren van te voeren en alle mest kwijt te kunnen, is onbetaalbaar. „Die grafiek toont de bottleneck voor grondgebonden landbouw”, zegt ook Datema.
Als het gaat over het geld dat boeren nodig hebben voor die grondgebonden landbouw, voor extensiveren, kijkt iedereen naar de Rabobank. De bank die verreweg de grootste financier van de agrarische sector is, stuurde decennia op groei, met lening op lening. Dan moet de bank bedrijven nu ook helpen ze te laten krimpen, is het sentiment in de zaal.
In de Noordoostpolder, zegt iemand, kost een hectare nu rond de twee ton. Grond kopen is nu voorbehouden aan de diepste zakken. „Moeilijk”, zegt Datema. „Als ik mijn mest straks niet meer kwijt kan, en ik kan vijf hectare bijkopen, dan doe ik dat. Het levert me nu niks op, maar ik verstevig wel mijn bedrijf voor de toekomst. Is dat erg?”
Cees Veerman, econoom en oud-minister van Landbouw (CDA), zit ook op het podium. Hij vindt dat de bank boeren die willen verduurzamen meer moet bieden. „Zo’n rijke bank, die zoveel heeft verdiend aan de samenleving, moet iets terugdoen voor die samenleving.”
Datema kán het hier niet mee oneens zijn. Tegelijk: hij zit hier namens de bank. „Mensen die hun spaargeld aan de bank toevertrouwen, willen rendement. Je kunt dat geld niet weggeven. Bovendien: als we grond makkelijker financierbaar maken, gaat de grondprijs alleen maar verder omhoog.”
Zo hoort hij ook vaak dat de bank de schulden van stoppende stikstofboeren zou moeten kwijtschelden. Zelfs al zou de bank dat willen, het mág niet eens van de Europese Centrale Bank, is dan zijn antwoord.
Veerman: „Sorry, maar kijk naar de winst die de bank maakt, kun je niet een beetje helpen?” Een kreet vanuit de zaal: „Het is een coöperatieve bank!”
Veerman had Datema van tevoren gewaarschuwd dat hij scherp zou zijn, vertelt hij later aan de telefoon. Ze kennen elkaar goed. En hij begrijpt dat Datema het beleid van de Rabobank verdedigt. „Hij is in dienst van de bank.”
Datema heeft een belangrijke diplomatieke rol, benadrukt Veerman. „Hij is een luisteraar, zeer beminnelijk. Dat maakt hem geschikt.” En hoewel de directeur Food & Agri niet over kredieten gaat – hij zit niet in de groepsdirectie – kan Datema op de bovenste verdieping in Utrecht wel „het goede woord spreken”, zegt Veerman. „Hij zit nu dichter op het vuur dan als melkveehouder in Groningen.”
Veerman kan wél zeggen wat hij vindt, hij is al tien jaar geen commissaris meer bij de Rabobank. „Zo’n rentekorting van een half of een kwart procent, biedt dat nou perspectief?” De bank doet wel wat, maar er mag een tandje bij. Door boeren bij natuurgebieden actief te helpen te verplaatsen met langere aflossingsvrije periodes bijvoorbeeld. „De bank mag wat flinker worden.”
Foto Kees van de Veen
Vrijdag 28 maartBoerderij Schotterkamp, Briltil
De zwart- en roodbonte koeien kauwen op hun laatste kuilgras. Ze mogen weer bijna naar buiten. De ligboxenstal, ooit gebouwd voor zestig koeien, is sinds 1973 geleidelijk uitgebreid. Achter de stal een weids uitzicht over het land van de maatschap, met greppels en plas-drasland, voor de kieviten en grutto’s die binnenkort weer komen broeden.
Nog één dag per week probeert Datema op zijn bedrijf te zijn, vooral voor de administratie. Langs de weg staat een bord waar ook de naam van zijn compagnon op staat. Borden met „Geen boer, geen voer”, hebben hier nooit gestaan. „Nee, want dat klopt niet. Niet met 20 of 30 procent minder in Nederland”, zegt Datema aan de keukentafel van zijn compagnon.
Toen in 2021 laat op een zaterdagavond vijftien boze boeren voor zijn huis stonden, omdat toenmalig gedeputeerde Henk Staghouwer (CU) toevallig niet thuis bleek te zijn, heeft hij het ook geprobeerd uit te leggen. Hij deelt de zorgen van de sector, maar hij heeft andere ideeën voor de toekomst. Al jaren voordat hij bij de bank kwam, was hij een van de weinige boeren die hardop durfden te zeggen dat krimp onvermijdelijk is. Het werd hem niet door iedereen in dank afgenomen.
Nog steeds niet, merkt hij ook deze week weer. „Er zit veel frustratie in de landbouw. Over de gerechtelijke stikstofuitspraken, de politiek, natuurorganisaties, journalisten. Als je dan voor een groep boeren gaat staan en bevestigt wat ze niet willen horen, dat je móét bewegen als je over vijftien jaar nog boer wilt zijn… En helemaal als de bank dat zegt, die altijd je partner was, dan komt dat hard aan.”
Op zijn bedrijf, in werkbroek, is hij niet anders dan bij ondernemers in Venlo, of op een podium in Amsterdam. En wie hem eerder als vergaderboer bij debatten zag, ziet bij de Rabobank niet ineens een andere Alex Datema.
Datema heeft naar eigen zeggen „het meest gemiddelde melkveebedrijf van Nederland. Honderdtwintig koeien op zeventig hectare, twee melkrobots.”
Foto’s Kees van de Veen
Aan zijn intenties twijfelt niemand. Tegelijk kan hij het bijna per definitie niet goed doen. De bank gaat te snel, of juist te langzaam, Datema is te groen of juist niet groen genoeg. „Alex is een verbinder met oog voor boeren”, zegt Ruud Zanders, die als circulaire pluimveehouder de duurzame boeren van Caring Farmers vertegenwoordigt. Maar de bank, zegt Zanders, ziet de boer nog steeds als verdienmodel, door te blijven inzetten op technische oplossingen. „Alex wil sneller en meer dan zijn bank.”
Datema gaat niet mee in die suggestie. „De beweging was er al, de bank heeft een directeur gezocht die bij de landbouwvisie paste. Mijn rol is te vertellen waar we heen willen, waarom we dat willen voor de maatschappij en de boer. En om mensen daarin mee te nemen.”
De vraag die zich vanzelf opdringt is of hij als minister van Landbouw niet méér voor elkaar kan krijgen. „Ik zeg steeds dat dat niet zo is. De politiek is nu zo versplinterd, en iedereen houdt elkaar zo gevangen… Vanuit de keten kun je nu meer bereiken dan in Den Haag, en dan zit ik op een aardige plek in die keten.”
Op Den Haag wachten heeft weinig zin, en het hoeft ook niet, is zijn overtuiging. De beweging naar verduurzaming gaat ook zonder beleid gestaag door. Dat zag hij bevestigd toen hij onlangs in Brussel met grote voedselproducenten en Eurocommissaris Hansen sprak. „Ik zie geen terugtrekkende beweging.”
En het verwijt dat een winstgevende bank als Rabobank te weinig doet om boeren daarbij te helpen? „De bank heeft haar verantwoordelijkheid genomen toen het Landbouwakkoord in 2023 mislukte.” Met een fonds van 3 miljard euro, met rentekortingen, met vijftig man extra om de verduurzaming te versnellen.
En wat krijgen boeren die al heel lang duurzaam werken? Iets minder aflossing, ook een rentekorting?
„Niks.”
Nou ja, een kleine vergoeding als ze bijvoorbeeld zonnepanelen of een elektrische shovel kopen. Hij lacht erbij. „Het voelt misschien wat ongemakkelijk. Maar wij zijn op zoek naar de beweging naar duurzaamheid.”
Dinsdag 1 aprilEen avond met melkveehouders, Van der Valk in Leeuwarden
De Fryslân-zaal van het Van der Valk-hotel kijkt uit over grasland, sommige aanwezigen kunnen hun boerderij vanaf hier aanwijzen. Er staan 350 stoelen en dat is nog te weinig. Jonge en oudere melkveehouders, mannen en vrouwen. Vaders en zonen. Jonge boeren met hun vriendin, het gaat ook over hun toekomst.
„Ik ben Alex Datema, en ik ben een heel gemiddelde Nederlandse melkveehouder, met 120 koeien, zeventig hectare en twee melkrobots.” De standaardintroductie.
Het lijkt een thuiswedstrijd, een avond met collega-melkveehouders, maar zo makkelijk heeft hij het hier niet. Op een dag voor actieve leden van de Rabobank, afgelopen december, is hij die sympathieke boer uit Groningen en oogst hij instemming, maar voor veel melkveehouders is hij die idealistische natuurboer die zijn oren laat hangen naar het hoofdkantoor van de bank.
Hij weet hoe boeren veelal naar de Rabobank kijken. „Toen ik nog voorzitter van Boer en Natuur was, hoorde ik bij de Rabobank in Utrecht andere dingen dan van mijn accountmanager aan de keukentafel.” In Utrecht praten ze over vergroening, maar de accountmanager wil zwarte cijfers zien.
Zijn verhaal gaat over de problemen van nu: mest, vergunningen, politieke besluiteloosheid. „Het ene dossier beweegt nog langzamer dan het andere. En de politiek heeft nog steeds niks bedacht.” Ja, zegt hij, dat is een verwijt: „We komen er niet uit omdat we geen keuzes maken.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Kritisch publiek bij een bijeenkomt voor melkveehouders in Leeuwarden. „Ze [de Rabobank] vergeten waar ze vandaan komen.”
Foto Kees van de Veen
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Kritisch publiek bij een bijeenkomt voor melkveehouders in Leeuwarden. „Ze [de Rabobank] vergeten waar ze vandaan komen.”
Kritisch publiek bij een bijeenkomt voor melkveehouders in Leeuwarden. „Ze [de Rabobank] vergeten waar ze vandaan komen.”
Foto’s Kees van de Veen
Voor dit publiek noemt Datema geen cijfers als het over krimp gaat. Wat hij wel zegt: „Met alleen techniek en andere bedrijfsvoering redden we het niet. Dat is de realiteit.” Hij zegt: we kunnen de stikstofwet niet aanpassen zónder de uitstoot terug te dringen, we moeten keuzes maken.
Als de overheid geen doelen stelt, dan doet de markt het wel: „80 procent van de milieu-impact van supermarkten ligt op het boerenerf.” Als retailers daar straks in hun duurzaamheidsrapportages verantwoording over moeten afleggen, is het niet meer genoeg dat maar 20 procent van de producten een keurmerk heeft.
Hij klikt naar een van zijn favoriete dia’s: „Waarom het systeem faalt – geef het spel de schuld, niet de spelers.” Dan bedoelt hij het economische systeem dat de boeren met de laagste kostprijs beloont en waarin voor waarden als natuur en milieu niet wordt betaald. „Wie verduurzaamt, zet zijn bedrijf nu op achterstand, met minder koeien kan het niet uit.”
En zo komt hij weer bij de dia’s over true value. „Echte waarde”, zegt Datema. Een prijs waarin de kosten en opbrengsten voor de planeet en de maatschappij zijn meegerekend. Dat betekent dat de consument meer moet betalen als de kostprijs omhooggaat door duurzaam te boeren. En de maatschappij moet boeren belonen voor natuur- en landschapsbeheer.
De kritiek is hij al voor. „Denk je dat we idealistisch zijn geworden? Daarvoor moet je bij Triodos zijn.” Duurzaamheid is steeds meer een kwestie van risicomanagement. „Een toekomstbestendig bedrijf past binnen de milieugebruiksruimte die we hebben, je moet mee in verduurzaming. We moeten niet op de rem gaan staan.”
„Vroeger had je het idee dat ze het voor ons opnamen”, klinkt het bij de koffietafel. „Ze vergeten waar ze vandaan komen.” Het staat voor een breder gevoel van onvrede: eerst zadelde de bank boeren op met schulden, groeien moesten ze. En nu horen ze dat het een doodlopende weg was.
Sommigen hebben de omslag al gemaakt. Een biologische boer zegt: „Het is veel mooier werken. En mijn gras is groener dan dat van de buurman.” Dat bedoelt hij letterlijk. Maar hij is hier in de minderheid, zegt hij. Hij houdt zich stil.
Na de pauze komt Lubbert van Dellen, agrodirecteur van accountantskantoor Flynth aan het woord. Hij laat een tijdlijn zien waar het cynisme vanaf druipt. Een eindeloze reeks wetten, regels, stikstofuitspraken, nog meer uitspraken, en falend beleid. Hij stelt een retorische vraag: „Valt de sector in zijn eigen uitstel-mes?”
Met technologische mestoplossingen, rekent de accountant voor, kunnen boeren hun milieu-impact verkleinen en hun rendement verbeteren. „U mag kiezen: minder vee of meer techniek. Pak je de rekenmachine erbij, dan kom je bij techniek uit.”
Van Dellen ziet bedrijven nog niet krimpen, ze kopen juist volop koeien bij. „In de laatste paar maanden vijftigduizend extra in Nederland.” Je kunt maar beter alle ruimte benutten, als alle boeren straks een deel van hun vee moeten inleveren.
In de zaal richt de kritiek zich daarna op Datema: „Waarom is de Rabobank niet concreet, welke doelen moeten we halen, wat is ons verdienmodel?” En: „Waarom draagt de Rabobank niet uit dat het juist goed gaat met de natuur?”
Onvermoeibaar herhaalt Datema waar de bank allemaal niet over gaat. Maar spreekt de boeren hier niet tegen. „In zo’n zaal heeft dat weinig zin”, zegt hij na afloop. „Ik slinger er een beetje omheen.”
Misschien wil hij het ook niet. En is het zijn manier om de boel bij elkaar te houden. Zelf voelt hij soms ook dat het schuurt. „Er zit spanning tussen het collectieve belang en het belang van de individuele boer.” De veestapel moet krimpen, in het belang van de sector. Maar Datema heeft zelf pas ook nog zes koeien bijgekocht. Hij blijft boer.
In 2028 wordt voor het eerst een Oscar voor het beste stuntwerk uitgereikt. The Academy telt bijna 10.000 filmprofessionals die voor die Oscar mogen stemmen, zo’n honderd daarvan zijn stuntmensen of -coördinators. Er wordt al heel lang aangedrongen op een stunt-Oscar, een nieuwe innovatie na de Oscar voor beste casting in 2026.
Stuntmensen doen het zware, gevaarlijke werk op de filmset, maar stunt doubles zijn anoniem in volledige zichtbaarheid: de ster strijkt met de eer. Dat leidt tot enig latent schuldgevoel: recentelijk zette Hollywood stuntlieden in het zonnetje in Tarantino’s Once Upon a Time in Hollywood, waar Brad Pitt als stunt double Cliff Booth de echte held is, en in Ryan Goslings actiefilm The Fall Guy, een nostalgische ode aan de analoge stuntman die altijd opdraait voor de rotzooi die de ster aanricht.
Vijf filmklassiekers die om hun stuntwerk een Oscar hadden verdiend:
1. ‘Steamboat Bill Jr’, 1928
Jackie Chan, Tom Cruise – er zijn filmsterren die veel stunts doen, maar vaak betreft dat bluf of overdrijving; studio’s kunnen zich een geblesseerde filmster niet veroorloven, laat staan een dode. Dat was ook al zo toen Harold Lloyd in 1923 een gebouw van twaalf verdiepingen ‘echt’ zou hebben beklommen in het nog altijd enerverende Safety Last!. Die film leunde vooral op trucage met perspectief, en werd het serieus gevaarlijk, dan nam stuntman Harvey Parry het over, zo maakt hij na Lloyds dood in 1971 bekend.
Harold Lloyd was overigens best een waaghals, maar de grootste stuntman-filmster van de stille film is Buster Keaton, die in het vaudeville naam maakte als ‘de menselijke dweil’ – hij liet emotieloos de vloer met zich aanvegen – en bijna al zijn stunts zelf deed omdat ze anders niet geloofwaardig waren, dacht hij. Zijn beroemdste stunt komt uit Steamboat Bill Jr., waar een gevel over hem heen valt. Daarbij kwam geen acrobatiek kijken: Keaton moest gewoon stil op een kruisje blijven staan. Maar wel met veel risico: de gevel woog zo’n vijfhonderd kilo, en het luisterde nauw.
2. ‘Ben-Hur’, 1959
De western bood veel stuntlieden emplooi: in Hollywood moest je met paarden kunnen opgaan. Maar de meest extravagante paardenscène ooit is de wagenrace in het klassieke spektakel Ben-Hur met het toen grootste filmbudget ooit: ruim 15 miljoen dollar. Hoeven daverden, wagens kantelden en sleurden menners tientallen meters door het zand. Het is niet waar dat een stuntman om het leven kwam, en dat dit in de doofpot zou zijn gegaan terwijl het incident wel de film haalde – dat gebeurde in een versie van Ben-Hur uit 1925. Bij de opname van de wagenrace was behalve Sergio Leone als assistent-regisseur Hollywoods paardenstuntlegende Yakima Canutt betrokken. In John Waynes’ Stagecoachspringt Canutt als Apachekrijger van zijn eigen paard op een koetspaard en wordt neergeschoten, meegesleurd en door de koets overreden.
3. ‘The French Connection’, 1971
De auto zie je vaker in stuntwerk dan treinen of vliegtuigen. Ze komen overal, en iedereen kan ze besturen. Steve McQueens Bullitging in 1968 de boeken in als de eerste echte moderne auto-achtervolging, nadien werd er op veel grotere schaal gebotst en gekanteld en ontploft, maar qua zweterige adrenaline en authenticiteit haalt niets het bij The French Connection (1971), waarin Gene Hackman als inspecteur ‘Popeye’ Doyle in Brooklyn een bovengrondse metro tracht bij te houden. Een adembenemende race, vaak dwars tegen het verkeer in, door regisseur William Friedkin veelal in ‘guerrilastijl’ gefilmd zonder de benodigde vergunningen, maar met hulp van omgekochte agenten. Er waren echte, ongeplande botsingen, die haalden soms ook de film. Gene Hackman zat verbazend veel achter het stuur. En Friedkins grootste innovatie was een camera op de motorkap voor adembenemende point-of-view-shots.
4. ‘The Matrix’, 1999
Een stuntman moet vechten. Hollywoods lompe knokken en saloongevechten kreeg eind jaren zestig een shot elegantie en acrobatiek met de komst van oosterse gevechtssport en Aziatische actiesterren als Bruce Lee en Jackie Chan. Uit Hongkong kwam bovendien wuxia, met vechtersbazen aan onzichtbare draden (wire fu) die de zwaartekracht volledig negeerden. The Matrix bracht in 1999 die Aziatische innovaties verbluffend samen met digitale en visuele trucage zoals ‘bullet time’, waarbij met talloze mini-camera’s helden – of kogels – tijdens een actie konden versnellen, vertragen of in de lucht bevriezen. Voor de choreografie werd specialist Yuen Woo-ping uit Hong Kong ingevlogen, die een jaar later ook met Ang Lee aan Crouching Tiger, Hidden Dragon werkte, die wuxia definitief salonfähig maakte in het Westen.
5. ‘RRR’, 2022
The Academy illustreerde het bericht dat er een Oscar voor stuntwerk komt met plaatjes van Tom Cruise én van S.S. Rajamouli’s Hindi-spektakel RRR. Qua stunts en trucage is Hollywood het epicentrum, maar hoe lang nog? Het anti-koloniale epos annex bromance RRR, te vinden op Netflix, blies Hollywood in 2022 qua stunts uit het water. Een kwestie van schaal: zie de beginscène waar Ram, dan nog koloniaal officier, in z’n eentje en gewapend met slechts een knuppel een arrestatie verricht in een menigte van enkele duizenden opstandelingen. RRR voelt aardser en fysieker dan Hollywood onthechte superheldenfilms, munt uit in acrobatiek – zelfs dansen wordt stuntwerk –, choreografie en integratie van digitale trucage met stunts: zie een junglegevecht met een wolf en een tijger. De eeuw van de Amerikaanse stuntman loopt wellicht ten einde.