Het loopt al tegen lunchtijd en de vier lange lummels van Frans Bauer zijn nog steeds niet uit bed. Tot chagrijn van de vader. En waarom is de kamer van Frans junior zo’n troep? In de eerste scène van De Bauers – 20 jaar later (NPO 1) laat de sympathieke volkszanger zich van zijn knorrige kant zien. Maar hij klinkt en kijkt niet ontstemd. Het is alsof hij alleen maar de strenge vader spéélt voor de camera.
Of ligt het ingewikkelder? Is Bauer écht boos op de lamlendige pubers maar gaat zijn hoofd automatisch op opgeruimd en vrolijk staan als de camera verschijnt? Is de alom geliefde volkszanger in werkelijkheid helemaal niet zo’n gezelligerd?
De Bauers – 20 jaar later is door Avrotros slim in de markt gezet als een vervolg op de eerste realitysoap over Bauer en zijn familie uit 2003. Tussendoor krijgen we oude beelden van toen te zien. Twintig jaar geleden was hij een van de eerste bekende Nederlanders die de cameraploeg ruimhartig toegang gaf tot zijn privéleven. Je zou dit programma trouwens eerder bij RTL of SBS verwachten, maar Frans Bauer zorgt voor hoge kijkcijfers voor NPO 1, ook in de lager opgeleide doelgroep die de publiek omroep moeilijker kan bereiken.
Avrotros doet alsof die cameraploeg nu voor het eerst terugkeert bij de familie. In werkelijkheid zijn de Bauers in die twee decennia zelden niet op tv geweest. Maar goed, dat was meestal als ze op vakantie waren of in een of ander format met gasten zaten. De nieuwe serie toont gewoon weer het dagelijkse leven in huize Bauer.
Het moet natuurlijk niet te dagelijks worden want dan wordt het saai. Zoals bekend is de scheidslijn tussen fictie en reality dun. Dus zijn er wat spanningsbogen ingebouwd. De familie werkt toe naar Bauers vijftigste verjaardag, een mijlpaal die ze uitbundig gaan vieren. De voorbereidingen houden ze geheim voor Bauer.
Prostaatonderzoek
Bauer zelf ziet er tegenop om vijftig te worden: „Dan komt je eerste prostaatonderzoek in beeld.” Angst voor de vergankelijkheid heeft hem in zijn greep. Hij laat een enorm scala aan zalfjes en haarmiddelen zien die hij inzet om het verval te keren. Als blijkt dat zijn vrouw Mariska aan een van zijn zalfjes heeft gezeten, blijft hij vrolijk lachen, maar je ziet dat hij het niet leuk vindt. Zijn vier zonen – ze zijn al volwassen maar ze wonen allemaal nog thuis – zijn gaarne bereid om hem op zijn oprukkende kaalheid en overgewicht te wijzen.
Ook de beginnende dementie van zijn moeder zit Bauer dwars. Hij bezoekt haar elke dag, soms meerdere keren. Mooi vreemd detail: de moeder heeft varkens achter haar woonwagen, maar Bauer wil niet dat ze die voert. Te gevaarlijk. „Als een varken jou pakt, hè – die bijt een stuk uit je arm.”
Een realityserie heeft ook conflict nodig en dat leek bij de Bauers meestal ver te zoeken. Ze hebben het zó gezellig. Maar dit keer zie je toch wat scheurtjes. Aan de reacties en opmerkingen van zijn gezin merk je dat hij misschien toch niet de ideale man is. Zo blijkt dat zijn vrouw Mariska werkelijk alles alleen moet doen in huis – man en zonen doen helemaal niets. Dan blijkt bovendien dat Mariska herstellende is van een herseninfarct. Nog ziet Bauer geen reden om haar te ontlasten. Over zijn rol in huis zeggen de zonen: „Papa is fulltime op vakantie.”
Via zijn mobiel houdt Bauer nauwlettend in de gaten waar zijn vrouw en zonen zich bevinden. Als hij een onverwachte beweging ziet, belt hij meteen op. Wanneer zijn vrouw een verrassingsfeest in Ahoy wil organiseren, moet iedereen daarom zijn telefoon op de vliegtuigstand zetten.
Zo krijgt de serie een onverwachte laag. Je krijgt een glimp van de donkere kant van Bauer te zien, die hij redelijk succesrijk weet te maskeren door flink door te lachen.
Hé, hoort hij dat nou goed? Rick Pluimers fietst voor de tweede en laatste keer deze zondag de Paterberg op, de Ronde van Vlaanderen zit in de absolute finale, en zijn benen zijn zo verzuurd dat hij het gevoel heeft alsof hij de kasseienklim kruipend opkomt. Dan hoort hij ineens een aanmoediging die voor iemand anders bedoeld lijkt: „Kom op Ilse!”
Na afloop kan Pluimers er wel om lachen. „Geen idee wie dat was, ik zag scheel op dat moment.” Maar zo gek is het ook weer niet, zegt hij, want Ilse Pluimers, zijn zus, rijdt op dat moment haar finale en moet zo ook de Paterberg over.
Met haar broer worden verwisseld, dat is haar niet overkomen, zegt Ilse Pluimers even later lachend bij haar teambus. „Ik heb wel vaak mijn eigen naam gehoord.” Het stof van een dag lang door de Vlaamse heuvels koersen zit nog op haar neus.
De een moest zondag vroeg op om op tijd in Brugge te zijn, de ander kon uitslapen voor ze in Oudenaarde moest verschijnen; broer Rick (24) en zus Ilse (22) Pluimers stonden zondag beiden aan de start van de Ronde van Vlaanderen. Rick voor Tudor Pro Cycling, de Zwitserse ploeg die aan een flinke opmars in het peloton bezig is, Ilse voor het Belgische AG Insurance-Soudal, een ploeg die in de middenmoot van het vrouwenpeloton verkeert. Rick won onlangs zijn eerste profkoers, de Muscat Classic. Ilse won in 2023 het Europees kampioenschap voor renners jonger dan 23 jaar.
Het wielrennen zit de twee renners uit het Twentse dorp Enter in het bloed. Opa Johan was als sprinter bij de amateurs een veelwinnaar en had prof kunnen worden, maar mocht niet van zijn ouders. Moeder Monic fietste als prof in de tijd van Leontien van Moorsel en ook vader Gerrit was een fanatiek amateurrenner; de ouders van Rick en Ilse leerden elkaar op de wielerclub kennen.
En nu zijn er dus Rick en Ilse. Broers of zussen komen vaker voor in het peloton, zoals Mathieu en David van der Poel, Adam en Simon Yates en vroeger Frank en Andy Schleck. Maar Rick denkt dat Ilse en hij de eerste broer-zuscombinatie zijn die samen aan de Ronde van Vlaanderen meedoen, zegt hij twee dagen voor de wedstrijd. Of dat klopt, is niet te checken. De organisatie van de koers wil het ondanks een verzoek van NRC niet nagaan.
Slijmbeursontsteking
Vorig jaar stonden ze voor het eerst samen aan de start. Dit jaar doet Ilse aan haar derde editie mee, voor Rick is het de tweede keer; tijdens zijn eerste deelname moest hij afstappen. Normaal gesproken zouden ze elkaar daarmee plagen, vertellen ze. Ze houden wel van een beetje competitie, en bellen elkaar regelmatig om het over hun bestaan als prof te hebben. „Als je allebei stappen blijft zetten, dan motiveert dat wel. Als ik win, wil hij dat ook en andersom”, zegt Ilse.
Maar met het uitvallen van de editie van 2024 wordt Rick door zijn zusje niet gepest, zegt ze. „Vorig jaar was hij zielig. Hij kampte met pijn maar wist niet waardoor het kwam.” Rick was eerder dat voorjaar in Milaan-Sanremo gevallen, waarna hij een slijmbeursontsteking in zijn knie kreeg – iets dat hij pas na de Ronde van Vlaanderen ontdekte.
Hij kreeg zijn benen vorig jaar nauwelijks rond, vertelt Rick. Toch reed hij door tot de eerste passage van de Oude Kwaremont. „Ik wilde dat per se meemaken. Ik denk dat er weinig dagen in het wielrennen zijn dat er zoveel mensen op een plek staan langs het parcours. Het is daar net een stadion.” Ook al was hij bezig aan een kansloze missie, de kasseienklim bezorgde hem toch kippenvel, zegt Rick. „Daarna ben ik gelijk de auto ingestapt.”
Als liefhebber kent Rick de geschiedenis van de Ronde van Vlaanderen. Vanaf het moment dat hij op zijn zevende een fietshelm kreeg, was Rick verknocht aan de sport. Trainen doet hij voor zijn lol, hij ziet zichzelf in de toekomst ook wel met fietsvakantie gaan.
Ilse Pluimers na afloop van de Ronde van Vlaanderen.
Foto Aurelien Goubau
Ilse ging fietsen omdat ze het haar broer zag doen. Ze bleef ernaast jarenlang turnen, en pas in haar pubertijd begon ze het wielrennen echt serieus te benaderen. „Ik weet niet of ik prof was geworden zonder Rick.”
Pas echt enthousiast wordt Ilse als er competitie op het programma staat. „Ik ben van mezelf niet zo’n trainingsbeest”, zegt Ilse. „Doe mij maar een wedstrijd.” Kom bij haar niet aan met de schoonheid van de koers als ze in verloren positie rijdt. Ze reed vorig jaar achteraan in koers de Koppenberg op, vertelt ze. „Toen hoefden die aanmoedigingen van mij niet.”
Broodje bij het tankstation
Ze krijgen tijdens de Ronde van Vlaanderen weinig van elkaar mee. Vanuit de hotels waar hun ploegen verblijven – Rick in Kortrijk, Ilse in Tielt – zijn ze zondagochtend naar de start vertrokken. Opstaan, ontbijten, busreis, omkleden, wedstrijdbespreking, teampresentatie en dan is het tijd om te gaan.
Zo gaat het eigenlijk altijd, zeggen broer en zus, sinds ze allebei op het hoogste niveau fietsen. Ze zijn veel op pad, voor koersen of trainingskampen, en zien dat aan de top de verschillen tussen de mannen en vrouwen de afgelopen jaren kleiner zijn geworden. Terwijl Rick in zijn rijd bij de opleidingsploeg van Jumbo-Visma Rick (2020-2022) al uitgekiende herstelmaaltijden kreeg, moest Ilse „bij wijze van spreken een broodje bij het tankstation moest halen”, zegt hij.
De afgelopen jaren is er qua faciliteiten veel verbeterd voor vrouwen in het wielrennen, zegt Ilse, en wordt de sport een stuk professioneler aangepakt. Zij hebben nu ook een voedingscoach en een nieuwe teambus, ze verblijven in hetzelfde hotel als de mannen van Soudal Quick-Step. „We hebben het goed voor elkaar”, zegt ze.
Zondag is de koers nog nauwelijks begonnen als Ilse denkt: vandaag wordt het hem niet. Ze mist de kracht die ze soms wel heeft. Wat in haar achterhoofd meespeelt: ze weet dat dit niet haar terrein is. „Te veel klimmetjes achter elkaar”, zegt ze. Ze is een hardrijder, vindt Parijs-Roubaix de mooiste dag van de wielerkalender. De Paterberg is in haar ogen alleen maar leuk omdat die korter is dan de andere.
Vroeger wilde ze met haar krachten smijten, zegt Ilse, reed ze telkens met haar kop in de wind. „Ik kan heel dom koersen.” Maar ze heeft van haar broer geleerd. „Rick kan zich heel goed verschuilen om energie te sparen. Zijn koersinzicht is geweldig.” Zondag zet ze haar teamgenoten op een goede positie af bij de Koppenberg en rijdt dan rustig naar de finish; ze eindigt als 74ste.
Kapot gaan
Rick is tijdens heuvelklassiekers als de Ronde van Vlaanderen juist in zijn element. „Dit parcours ligt me wel”, zegt hij vooraf. Van het niveau van Tadej Pogacar – die deze editie wint na een fraaie demarrage tijdens de derde passage van de Oude Kwaremont – en Mathieu van der Poel is hij nog niet, maar als een ‘puncheur’ met een goede sprint had hij zich vooraf voorgenomen tot lang in de finale mee te doen.
Rick Pluimers werd 24ste in de Ronde van Vlaanderen.
Foto Aurelien Goubau
Hij zit nog vooraan in koers als de mannen voor de tweede keer de Oude Kwaremont beklimmen. Dan gaan de grote namen. Rick weet dat hij nog wel eens te lang kan wachten voordat hij een actie maakt, dan is hij te voorzichtig. „Dan zit ik op het juiste moment niet op de juiste positie.” Maar nu kan hij simpelweg niet mee.
Zoals zijn zus „nooit bang is om kapot te gaan”, zo zit Rick er nu bij. Op de Paterberg schiet de kramp erin, na de finish kreunt hij ter illustratie van hoe hij zich voelt. „Ik heb me nog nooit zo gevoeld, ik had na de Paterberg niets meer over”, zegt hij na afloop. Toch heeft hij genoten; van de koers, de mooie omstandigheden, het toegestroomde publiek. Hij wordt 24ste. „Het was echt een toffe dag.”
Ilse heeft het anders ervaren. „Nee, ik vond het een stuk minder. Natuurlijk was het publiek op die klimmetjes wel vet, maar als het niet gaat, dan kan ik er niet echt van genieten.” Voor haar moet het hoogtepunt van haar seizoen nog komen, tijdens Parijs-Roubaix.
Gaan ze samen nog terugblikken op deze Ronde van Vlaanderen? „Ik ga douchen, omkleden en met de ploeg terug naar het hotel”, zegt Rick. Vanavond rijdt hij met zijn vriendin naar huis. „Ik bel mijn ouders dan wel even.” Ilse blijft in het hotel in België om zo goed mogelijk te herstellen voor komend weekend. „Ik ga Rick wel even bellen deze week, om te vragen hoe het was”, zegt Ilse. „Gaat hij mijn ouders bellen? Laat ik dat dan ook maar doen.”
Al in 1955 vraagt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het kabinet „een landelijk verbod in te stellen tegen het afsteken en verkopen van vuurwerk. Een uniforme regeling hiertoe is gewenst, vinden de gemeenten, omdat een toenemende overlast door het afsteken van vuurwerk algemeen wordt ondervonden.”
Zeventig jaar later lijkt het eindelijk zover. De VVD-fractie in de Tweede Kamer, die te lang worstelde tussen ondernemersbelangen en het steeds dringender wordende verzoek van politie, brandweer, artsen en burgemeesters, liet eind vorige week weten onder voorwaarden voorstander te zijn van een siervuurwerkverbod. NSC liet deze week weten ook in te stemmen met een verbod. Daarmee is er voldoende steun voor een initiatiefwetsvoorstel van GroenLinks-PvdA en de Partij voor de Dieren.
Natuurlijk moet er nog gedebatteerd over de details, waaronder de handhaving. Zolang vuurwerk in de buurlanden te koop blijft – en soms met een explosiekracht die hier niet is toegestaan – moeten er rond de jaarwisseling grenscontroles zijn. Wat er wordt verstaan onder vuurwerk afsteken in ‘verenigingsverband’ vraagt ook nog om debat.
En natuurlijk zullen gemeenten, passend bij het dna van de eigen inwoners, alternatieven moeten verzinnen. De vreugdevuren op Scheveningen en in Duindorp zijn daar een mooi voorbeeld van – nu de bouwers zich aan afgesproken grootte houden en de gemeente Den Haag handhaaft. Net als de vuurwerkshow in Rotterdam.
Belangrijker is dat als vuurwerk niet meer vrijelijk te koop is voor de consument, het aantal onnodige slachtoffers hopelijk zal dalen. Dat oogarts Tjeerd de Faber elk jaar – en al decennialang – op nieuwjaarsdag moet spreken over een „horrornacht” voor ziekenhuizen is een gotspe. De vraag drong zich op: welke volksvertegenwoordiging laat een land het zichzelf aandoen dat het nieuwe jaar begint met doden, en tientallen mensen die voor de rest van hun leven vingers en ogen moeten missen?
Tel daarbij de aanzienlijke schade op aan auto’s, gebouwen en straatmeubilair, die ‘voor de lol’ worden opgeblazen. Hulpverleners die spreken over ‘een oorlogsgebied’. Tel daarbij op de mensen en dieren die op oudejaarsdag niet meer naar buiten durven, helemaal niet om middernacht. Terwijl dat het moment zou moeten zijn waarop je je buren geluk wenst.
En ja, siervuurwerk wás een mooie traditie. Het is genieten van een mooie bloemfontein in de lucht, de goudenregen na een knal. Dat hoeft niet gemist, van een vuurwerkshow kan in gezamenlijkheid ook – veilig – worden genoten. Wie wel eens een droneshow heeft meegemaakt, weet dat die eveneens ‘ohs en ahs’ kan opwekken.
De winstwaarschuwing is dat het wellicht nog jaren kan duren voor Nederland vuurwerkvrij is. Laat daarom de discussie over compensatie voor de vuurwerkbranche niet te lang duren.
Een nog grotere waarschuwing is dat de ongeregeldheden weliswaar versterkt werden door vuurwerk, maar vooral veroorzaakt worden door het misplaatste idee dat je je één nacht in het jaar – onder invloed van alcohol en drugs – mag misdragen. Vijf tot tien procent van het aantal incidenten tegen hulpverleners vindt in deze ene nacht plaats, het uitdagen van politie lijkt er voor sommigen bij te horen, en zwaardere straffen maken tot dusver geen indruk.
Een vuurwerkverbod lost deze anarchie slechts ten dele op. Maar het is een begin als het nieuwe jaar begint zonder horrornacht.
Dé prijs waar het volgens de presentatrice van de finale van het Amsterdams Kleinkunst Festival om draaide, de AKF Sonneveldprijs 2025, is zaterdagavond gewonnen door Wina Ricardo (1987). Ze won de juryprijs van de 38e editie van de talentenwedstrijd. De jury zag in haar „een belangrijk nieuw geluid op de Nederlandse podia” en prees haar „bijzondere gave om maatschappelijke thema’s bespreekbaar te maken zonder te polariseren of inhoudelijke concessies te doen”.
Ricardo – een laatbloeier die een paar jaar geleden begon na een comedycursus te hebben gekregen voor haar verjaardag – overtuigde met een innemend stand-up optreden. Het was prettig kijken naar Ricardo, die veel energie en rust tegelijk uitstraalde. In haar voorstelling richtte ze zich op verschillende soorten ongelijkheid.
Zo vertelde ze hoe het verhaal over de begin jaren tachtig doodgestoken 15-jarige Kerwin Lucas diepe indruk maakte op haar vader. De zwarte jongen had gereageerd op racistische opmerkingen van een skinhead, met fatale gevolgen. Uit angst dat zijn zwarte dochter iets vergelijkbaars zou overkomen, zei Ricardo’s vader daarom altijd: ‘Als iemand racistisch is ga je er niet doorheen, maar omheen.’ Ricardo kwam in haar optreden tot de conclusie dat dit toch niet de juiste weg is.
Ook kreeg minister Marjolijn Faber steun uit onverwachte hoek toen Ricardo aankaartte dat kritiek op vrouwen vaak verpakt wordt in commentaar over uiterlijkheden. Geef je kritiek anders vorm, aldus Ricardo: „Marjolijn leidt het land niet met haar kapsel, lippenstift, broek (…). Nee, met haar beleid. En haar beleid is lelijk.”
Publieksprijswinnaar Ivar van der Walle tijdens het Amsterdams Kleinkunst Festival. Foto Anne van Zantwijk
Publieksprijs
Terecht was dat ook Ivar van der Walle (1998) in de prijzen viel. De jury beloonde zijn liedjesprogramma met de aanmoedigingsprijs (de door het Ramses Shaffy Fonds beschikbaar gestelde ‘Shaffy Cheque’) en de meerderheid van de publieksstemmen leverde hem de publieksprijs op. Van der Walle maakte veel indruk met zowel zijn stemgeluid als gitaarspel. Ook trakteerde hij op een aantal haiku’s („half om half haiku / voor de helft is het dichtkunst / de rest is rundvlees”). Van der Walle kwam op de proppen met mooie taalvondsten, maar sommige (lied)teksten waren wel erg raadselachtig.
Bijzonder merkwaardig was dat de derde finalist, het duo De broers van Arkel, prijsloos huiswaarts moest keren. Broers Jeroen en Martijn speelden een intrigerende voorstelling over het naderende pensioen van hun domineesvader. Zijn grote toewijding aan kerk en heilige geest heeft sporen nagelaten bij zijn ándere zoons, bleek uit een sterke en originele tragikomische act. De leuk acterende broers lieten zien dat de beste grappen vaak zitten in ogenschijnlijk kleine dingen: de manier waarop iemand kijkt, beweegt of staat. Daar moet je soms goed voor kijken.
Finalistentournee AKF. Vanaf 26 sept t/m 19 dec 2025. Info: www.akf.nl