N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Duitsland De voetbalclubs van de oude DDR zijn niet goed genoeg voor de eerste divisies. Des te meer dragen ze hun roemruchte verleden uit.
„Auf die Fresse! Auf die Fresse!”, klinkt het op de tribunes van BFC Dynamo. Het is rust in de wedstrijd van de Berlijnse voetbalclub tegen FC Carl Zeiss Jena, het staat 0-1 voor Jena, het schemert en het regent, en de Dynamo Berlin-fans hebben net de aanval geopend op het uit-vak. Mannen met zwarte capuchontruien, in korte broeken die hun getatoeëerde kuiten bloot laten en op zwarte gympen bestormen het hek dat de supporters scheidt. De Berlijnse ME draaft de fans tegemoet en pareert de aanval. Een paar Dynamo-fans blijven spartelend op het hek hangen, van de ene kant geduwd door hun medesupporters, van de andere kant teruggeduwd door de politieagenten. De stadionomroeper maant de supporters tot rust en draait Bob Marley: „Don’t worry about a thing / ’cause every little thing is gonna be alright”.
De wedstrijd tussen Jena en Dynamo wordt gespeeld in de semi-professionele ‘Regionalliga Nordost’, de vierde Duitse divisie. De Nordost-Liga beslaat precies het gebied van de oude DDR, met als enige toevoeging de clubs die voor de val van de muur in West-Berlijn zaten.
Tot 1990 had de DDR een eigen voetbaldivisie en eigen kampioenen. Tweeëndertig jaar later spelen veel van de DDR-clubs nog altijd tegen elkaar in de Nordost-Liga. Professioneel voetbal op het hoogste niveau blijft voor hen doorgaans buiten bereik. Maar dankzij hun roemruchte geschiedenis hebben de clubs nog een trouwe aanhang en leven op de tribunes oude DDR-rivaliteiten voort.
In de huidige Bundesliga is maar één club uit het voormalige Oost-Duitsland vertegenwoordigd, FC Union Berlin uit de wijk Köpenick. In de eerste drie divisies, inclusief Bundesliga, zitten maar zes clubs uit de ‘nieuwe deelstaten’, zoals de voormalige DDR-deelstaten worden genoemd, tegenover 49 uit de ‘oude deelstaten’. In een recent rapport over de stand van de Duitse eenwording wordt geconcludeerd: „Het [DDR-]voetbal miste de sprong naar de West-Duitse professionele divisies. Enkele van de succesvolste DDR-clubs zijn in de vergetelheid verdwenen.”
De clubs mogen op voetbalniveau dan achterblijven, hun clubcultuur is er niet minder om. Voor veel fans is de club een ijkpunt in een thuisstad die plotseling in een ander land stond, met vaste codes, eigen helden en vaak ook bepaalde politieke overtuigingen.
Door iedereen gehaat
De stadionomroeper van BFC Dynamo, tevens woordvoerder van de club, zucht diep, gevraagd naar het uitblijven van groot succes voor veel oud-DDR-clubs. „Veel van onze beste spelers gingen in de jaren negentig naar clubs in het westen. En de bedrijven achter onze clubs moesten vechten om te overleven – sportsponsoring was niet de eerste prioriteit.” In de namen van veel Oost-clubs is nog te herkennen bij welk staatsbedrijf ze ooit hoorden: ‘Lok’ was voor medewerkers van de ‘Deutsche Reichsbahn’, zoals ‘Lok Leipzig’, ‘Chemie’ voor de chemische industrie zoals in BSG Chemie Leipzig, ‘Dynamo’ zoals BFC Dynamo voor politieagenten en Stasi-medewerkers.
Ook BFC Dynamo had succes, al is dat niet onomstreden. „BFC Dynamo”, zo schrijft sportjournalist Frank Willmann in zijn boek Fussball in der DDR, „werd door iedereen gehaat”. Dat lag vooral aan de clubvoorzitter. Dynamo werd opgericht in 1966, als club voor medewerkers van het ministerie van ‘Staatssicherheit’ en voor de ‘Volkspolizei’. Erich Mielke, minister van de Stasi, was vanaf het eerste uur voorzitter.
Nog altijd ligt het stadion van BFC Dynamo in het noordoosten van Berlijn, in de wijk Hohenschönhausen, drie straten verderop staat de beruchte Stasi-gevangenis. In 2012 wierf de club voor een thuiswedstrijd tegen de buren in de wijk Lichtenberg met de tekst: „Deze weg moest ook Erich al afleggen.” De club SV Lichtenberg ligt in de Normannenstrasse – daar waar ook het Stasi-ministerie was gevestigd en Erich Mielke zijn bureau had staan.
Scheidsrechters van de Stasi
„… acht, negen, tien keer kampioen”, zingen de fans van Dynamo Berlin op de tribunes tijdens de wedstrijd tegen Jena. Toen het ongenaakbare Bayern München vorig jaar voor de tiende keer op rij Duits kampioen werd, werd erop gewezen dat iets dergelijks al eens was voorgekomen in de Duitse voetbalgeschiedenis. Tussen 1979 en 1989 haalde BFC Dynamo alle titels in de DDR-Oberliga.
In het voetbal in de DDR werd er „wat af gemanipuleerd en gekonkeld”, schrijft Willmann. In 1977 zei Stasi-minister Mielke op het kampioensfeest van de rivaal SG Dynamo Dresden: „Jullie zijn nu vaak genoeg kampioen geweest, nu is BFC aan de beurt, en daar zal ik alles aan doen.” Drie jaar later, voorafgaande aan de kampioenswedstrijd in 1980, zei Mielke tegen de concurrenten uit Dresden dat men toch moest begrijpen dat „de hoofdstad een kampioen nodig heeft”.
Volgens een oud-medewerker van de Stasi, die wordt geciteerd in het boek van Willmann en zijn collega Anne Hahn, Stadionpartisanen, hielden zes Stasi-medewerkers zich alleen met BFC bezig, bijvoorbeeld door zich met de keus van de scheidsrechters te bemoeien. Een groot deel van de scheidsrechters was onofficieel medewerker van de Stasi. Niemand wilde riskeren om in een slecht blaadje bij Mielke en zijn Stasi te komen, ook succesvolle voetballers niet.
In de wedstrijd tegen Jena draagt een supporter een trui met de tekst: „Opa bij de Wehrmacht, vader bij de Stasi, en ik bij de BFC.” Boven hun hoofden wapperen vlaggen met ‘Ost-Berlin’. Maar stadionomroeper Martin Richter ontkent dat veel van de supporters nog prat gaan op het clubverleden. „Die trui verkochten we vijftien jaar geleden”, aldus Richter.
Hooligans en skinheads
De BFC’ers hebben in de Nordostliga nog altijd een slechte naam, sinds de jaren negentig niet meer als voetbalclub van Mielke, maar als club voor hooligans en skinheads. Volgens Richter had dat te maken met de neergang van de club – van DDR-kampioen naar sappelend regionaal clubje. Oude fans gingen weg, relschoppers bleven achter. Sinds een aantal jaar stijgt het aantal leden van de club weer, en het stadion is met twee- tot drieduizend bezoekers redelijk gevuld.
Fans die in de jaren negentig wegliepen, zijn weer teruggekomen, zegt Richter. „Veel van onze fans komen al decennia. Velen komen uit de buurt; en voor velen is dit ook een prettige tegenhanger van het dure Bundesliga-voetbal, van de tempels van commercie zoals bij Hertha BSC. Dit is benaderbaar voetbal.” BFC is ook niet rechts, meent Richter, „want 60 procent van de jongens in onze jeugdopleiding heeft een migratie-achtergrond.”
De mannen in het stadion – vrouwen zijn er nauwelijks, ook al krijgen vrouwen net als minder validen hun kaartje voor de halve prijs – zien er uit alsof ze inderdaad al menig uur op de stenen tribunes hebben gestaan. Met de pers willen ze niet praten – „u bent zeker van de Antifa-presse”, blaffen drie mannen in Yamaha motorpakken.
Voor velen is dit ook een prettige tegenhanger van het dure Bundesliga-voetbal, van de tempels van commercie zoals bij Hertha BSC
Martin Richter stadionomroeper BFC Dynamo
De fans van Jena hebben een ander imago: academisch en links georiënteerd. Ook de fans van SV Babelsberg 03 uit Potsdam, op de vijfde plaats in de Nordostliga, hebben een duidelijk politiek profiel. „Sinds deze week is alles veganistisch”, constateert een fan op de tribune van het Karl-Liebknecht-Stadion in Potsdam. Hij zegt al jaren te hebben gepleit, via Google-reviews onder meer, voor veganistische opties op de menukaart van het stadion.
De club speelt thuis tegen ZFC Meuselwitz uit Thüringen. Bij de ingang is nog één soort braadworst mét varken te krijgen, verder bestaat het assortiment uit veganistische chorizo en dito nuggets, curryworst en sojasteak. De club heeft een sponsorcontract met havermelkproducent Oatly, die in het stadion adverteert met de slogan Who drinks milk at a footballstadion anyway. In samenwerking met Babelsberg 03 deed het Zweedse bedrijf afgelopen zomer een proef met een aantal spelers, waaruit zou blijken dat veganistische voeding niet ten koste gaat van het sportieve vermogen.
„Ja, we zijn een lifestyleclub”, zegt Thoralf Höntze, bestuurslid van Babelsberg, in de skybox van het stadion. „Het gaat hier niet alleen om voetbal, maar ook om bepaalde waarden. Waarden die zich allemaal in het groen-linkse spectrum bevinden.”
Voor Höntze staat voetbal niet los van politiek: „Het is juist belangrijk kleur te bekennen, want anders ontstaan gaten die worden gevuld met mensen die je liever niet in het stadion zou willen hebben. Dat zie je ook bij andere clubs.” Höntze duidt op clubs waarvan de ‘ultra’s’, de harde kern, wordt gevormd door extreem-rechtse groepen, zoals dat in Chemnitz gebeurde. In Chemnitz werd de fanbase jarenlang gedomineerd door de extreem-rechtse ‘NS-Boys’, die ook door de veiligheidsdiensten werden geschaduwd. Officieel is de groep sinds 2019 opgeheven, Chemnitz kampt nog met de nasleep. Höntze: „Het actieplan van het Chemnitzer bestuur zal hopelijk ook op langere termijn succesvol blijken.”
Voor de Babelsbergers is Karl Liebknecht, mede-grondlegger van de communistische partij in Duitsland, het clubicoon. Het stadion dat in de jaren zeventig werd gebouwd is naar Liebknecht vernoemd; zijn beeltenis siert de vlaggen op de tribunes. De linkse signatuur van Babelsberg komt volgens Höntze bovendien voort uit de krakersscene van Potsdam die in de jaren negentig de club nieuw leven inblies.
„Wij zijn maatschappelijk ook heel actief”, zegt Richter van BFC Dynamo, gevraagd naar het beleid van de club, „alleen schrijft niemand daarover. Onze fans doen voor Kerstmis altijd een inzameling voor Arche [een christelijke kinder- en jeugdinstelling, red.].”
Ook in de tijd van Mielke deed BFC zich niet geheel apolitiek voor – geregeld werd er in het stadion geroepen „Weg met de muur!” – maar dan alleen als er een vrije trap werd genomen.
In oktober vorig jaar speelde BFC Dynamo tegen Babelsberg 03, thuis in Hohenschönhausen. De gasten uit Potsdam, onder zware politiebegeleiding binnengelaten, werden begroet met luid gezang: „Jullie zijn een broccoliclub, broccoliclub, broccoliclub!”