In Japan letten de postbode en de buurtsuper op vereenzaamde ouderen

‘Bent u thuis, mevrouw Sakai?”, roept Makoto Fukutome voor een dichte deur in een vervallen flatje in de stad Okazaki, op zo’n vier uur rijden van hoofdstad Tokio. Niemand doet open. Hij bonst op de deur. Nog steeds geen antwoord. Dan grijpt hij zijn sleutelbos erbij en opent de deur. „Ik kom naar u toe!” In de slaapkamer treft hij de slapende Sakai aan, die hij voorzichtig wakker tikt. „Ik ben het, Fukutome , ik heb uw lunch bij me, vandaag krijgt u een omeletje met rijst.”

Sakai verschijnt minuten later, gekleed in een besmeurd wit vest en leunend op haar rollator, in de deuropening van haar bescheiden woning. „Sinds de dood van mijn man, drie jaar geleden, heb ik met eigenlijk niemand meer contact. Kinderen konden we niet krijgen”, zegt ze. Maar gelukkig is daar Fukutome. „Hij is héél zorgzaam, en het is fijn dat ik iedere dag toch even een praatje kan maken, toch?”, zegt ze, knikkend in de richting van Fukutome.

De bezorgdienst van Fukutome is allesbehalve gewoon. Waar een normale bezorger allang was vertrokken, moet Fukutome zijn maaltijden fysiek overhandigen aan zijn klanten, dat staat in zijn contract met de gemeente. Fukutome bezorgt namelijk alleen bij oude mensen die in een sociaal isolement zitten en waar hij namens de gemeente extra goed op let.

In Japan komt dit soort samenwerking tussen gemeenten en lokale ondernemers op veel plekken voor. In het Japans heet het mimamori, letterlijk ‘over iemand waken’. Het gemeentebestuur van Okazaki begon met mimamori in 2013 en sindsdien zijn zo’n driehonderd lokale bedrijven bij het netwerk aangesloten, van banken tot postbezorgers en ov-bedrijven tot buurtsupers. Vergeet een klant tijdens een bezoek aan de bank zijn of haar pincode? Of ziet een postbode een stapel ongeopende brieven op een deurmat liggen? Dan kunnen zij contact opnemen met de gemeente, die vervolgens poolshoogte komt nemen.

Traumatische ervaring

Soms komt de hulp te laat, zegt Fukutome: „Een paar jaar geleden trof een medewerker een van onze klanten dood in bed aan. Een traumatische ervaring. In dit soort gevallen bellen we de politie. Als wij haar niet hadden gevonden, had het misschien weken geduurd voordat haar lichaam ontdekt zou zijn.”

In Japan is er zelfs een woord voor, kodokushi, als een stoffelijk overschot pas weken of soms zelfs maanden na het overlijden wordt gevonden. Dit soort eenzame sterfte komt steeds vaker voor. Volgens recent onderzoek is maar liefst 40 procent van de ouderen boven de zestig bang om alleen dood te gaan.

De angst voor kodokushi lijkt verband te houden met een andere trend, namelijk dat steeds meer Japanse ouderen alleen wonen. In 2020 waren er 6,7 miljoen eenpersoonshuishoudens van boven de 65, een toename van 40 procent ten opzichte van tien jaar daarvoor. Experts verwachten dat dit aantal alleen maar verder zal stijgen. Voor de komende tien jaar houdt men rekening met een toename van één miljoen extra eenpersoonshuishoudens boven de 65.

Een van de oorzaken van die snelle stijging is de veranderde samenstelling van het gezin. Was het vroeger nog de norm dat een van de kinderen – meestal de oudste zoon – een hulpbehoevende ouder in huis nam, inmiddels is dat niet meer vanzelfsprekend. Ruim veertig jaar geleden woonden in ongeveer de helft van alle Japanse huishoudens drie generaties samen, maar in 2022 was dat nog slechts in 7 procent van de huishoudens het geval.

Een op de vier alleenwonende ouderen heeft geen contact meer met de buitenwereld.
Foto Franck Robichon/EPA

Binnen die groeiende groep alleenwonende ouderen zegt een kwart helemaal geen contact meer te hebben met de buitenwereld. Het is een probleem dat al veel langer speelt, maar waar pas aandacht voor kwam tijdens de corona-pandemie, toen ook meer jonge mensen in een sociaal isolement terechtkwamen. De Japanse regering besloot daarom in 2021 voor het eerst een minister van Eenzaamheid te benoemen. Vorig jaar zei de toenmalige minister van Eenzaamheid Masanobu Ogura dat om mensen uit hun isolement te halen „het belangrijk is dat lokale autoriteiten ook samenwerken met particulieren en non-profitorganisaties”.

Publiek-private samenwerking

Die uitspraak is tekenend voor de manier waarop de Japanse overheid het probleem aanpakt, zegt Kohei Suzuki, een bestuurskundige aan de Universiteit Leiden die uitvoerig onderzoek deed naar publiek-private samenwerkingsinitiatieven op lokaal niveau om sociale isolatie te bestrijden. „De overheid heeft eigenlijk helemaal geen duurzaam beleid en structurele oplossingen voor het probleem. Voor mimamori heb je mensen nodig, maar waar haal je die mensen vandaan?”

Het zou volgens hem goed zijn om het probleem in de context van het lage geboortecijfer en vergrijzing te plaatsen, en daar oplossingen te zoeken. „Maar de overheid geeft de voorkeur aan kostenbesparende maatregelen, wat begrijpelijk is als je kijkt naar de bezuinigingen die de laatste tien jaar zijn doorgevoerd.”

De Japanse economie zit al decennia in het slop. Vorige maand werd het als vierde economie van de wereld ingehaald door Duitsland. Op nationaal niveau volgde de ene na de andere bezuinigingsronde, met als gevolg dat op gemeentelijk niveau onder meer in de zorg enorm is afgeschaald. Er is simpelweg niet altijd geld meer om lokale zorgaanbieders in te schakelen, waardoor ouderen niet langer de zorg krijgen die zij nodig hebben.

Daar waar de overheid steeds minder kan doen, lijken burgers, ngo’s en lokale bedrijven juist steeds actiever te worden. Bestuurskundige Suzuki vond in zijn onderzoek een verband tussen bezuinigingen en een grotere bereidheid in de samenleving om vrijwilligerswerk te doen.

Waar komt die bereidheid vandaan? Suzuki wijst op de belangrijke rol die buurtverenigingen , zogenaamde chounaikai, al decennia vervullen op lokaal niveau. „Iedere buurt heeft zo’n chounaikai. Lidmaatschap is niet verplicht, maar de voordelen zijn zo groot dat de meeste huishoudens lid zijn. Er zijn verspreid over Japan zo’n driehonderdduizend van dit soort verenigingen, die van alles en nog wat organiseren”, zeg Suzuki. Denk aan sportactiviteiten, zomerfestivals en het schoonmaken van straten en parken. De verenigingen vervulden een cruciale rol bij het leveren van noodhulp tijdens aardbevingen, maar men kijkt ook om naar oude, kwetsbare buurtgenoten. „Mimamori is in feite een aanvulling op deze al bestaande infrastructuur”, zegt Suzuki.

Terwijl de overheid minder kan doen om het isolement van ouderen te doorbreken, worden burgers, ngo’s en lokale bedrijven steeds actiever

Voorlichting over dementie

Hoewel de gemeente Okazaki blij zegt te zijn met de inzet van lokale ondernemers, laat ze bij monde van persvoorlichter Komari Hayakawa weten dat families ook nog altijd een rol spelen in de zorg voor ouderen. „De trend is dat jongeren steeds minder in aanraking komen met ouderen, aangezien de meesten niet meer samen in een huis wonen. Maar we hebben iedereen nodig om de problemen van een vergrijzende samenleving aan te pakken, dus wij vragen inwoners – ook jonge mensen – om te letten op hun eigen ouders en grootouders”, zegt Hayakawa.

Om die reden staat Hayakawa op een zaterdagmiddag in het drukste winkelcentrum van Okazaki om inwoners voor te lichten over dementie, een probleem dat volgens onderzoek versneld wordt door isolement.

Hayakawa is niet alleen. Zo’n vijftig mensen met oranje hesjes praten met winkelaars. Er zijn ook kraampjes waar inwoners advies kunnen inwinnen over dementie, sociaal isolement en mimamori.

Shosuke Yamashita (41) laat zijn zoontje bij een van die kraampjes een quiz doen over dementie. „Bij mijn vader is vorig jaar dementie geconstateerd, ik wil dat mijn zoontje er meer over leert. Sinds kort woont hij in een verzorgingstehuis. Het is niet makkelijk, maar ik ben blij dat het tegenwoordig mogelijk is om ouderen naar een verzorgingstehuis te sturen in plaats van zelf de zorg op je te nemen.”

(81) vreest aftakeling door dementie zoals ze zag gebeuren bij een vriendinMasaki Ik wil mijn kinderen niet belasten, dus misschien moet ik dan toch maar denken aan een verzorgingsinstelling?”

Even later komt de 81-jarige Masaki een kijkje nemen. Ook zij wint informatie in over dementie. „Met mij gaat het goed hoor, maar ik zag een jeugdvriendin die dementie kreeg, snel aftakelen. Nu ben ik bang dat het mij ook kan overkomen. Ik wil mijn kinderen niet belasten, dus misschien moet ik dan toch maar denken aan een verzorgingsinstelling?”, vraagt Masaki zich hardop af.


Lees ook
Anja Machielse onderzocht 25 jaar lang eenzaamheid: ‘Ik geloof niet dat iemand écht geen contact wil’

Anja Machielse

Verzorgingstehuizen

Hoewel verzorgingstehuizen er wel zijn, worstelen de meeste met het vinden van geschikt personeel. Een ander probleem is dat veel verzorgingstehuizen de eis stellen dat een derde persoon garant staat voor de oudere, iets wat onmogelijk is voor ouderen die in een sociaal isolement zitten en niemand hebben.

Maar een misschien nog wel veel belangrijker reden waarom ouderen liever niet naar een verzorgingstehuis gaan, is de speciale band die zij hebben met hun huis. Dat heeft volgens onderzoeker Suzuki te maken met hoe de Japanse huizenmarkt in elkaar zit: „De huizenprijzen veranderen hier nauwelijks, waardoor er geen financiële prikkel is om te verhuizen. Om die reden zijn Japanners meer dan mensen in het westen gehecht aan hun land en huis. Ze willen er tot aan hun dood blijven wonen.”

In het winkelcentrum loopt de voorlichtingscampagne van de gemeente ten einde als de 78-jarige Akira Sugisaki neerploft in een stoel naast een kraampje. Hij moet er niet aan denken om ooit in een verzorgingstehuis te wonen. „Ik ben gek op mijn huis, ik wil er zo lang mogelijk blijven wonen”, zegt hij resoluut.

Dat betekent niet dat hij gelukkig is met zijn huidige woonsituatie: „Ik woon alleen, ik ben nooit getrouwd en heb ook geen kinderen. Ik voel me vaak eenzaam, ik heb met niemand contact. Vooral in de avond, als ik alleen eet”, zegt Sugisaki, die een stilte laat vallen. „Het is pijnlijk.” Maar toch is hij blij dat hij vandaag is gekomen, wapperend met een flyer in zijn handen. „Een bedrijf bij mij in de buurt organiseert af en toe activiteiten, en ik heb beloofd dat ik er binnenkort een kijkje kom nemen.”