Het is ruim een week na de verkiezingen die van Geert Wilders’ radicaal-rechtse PVV met 37 zetels de grootste partij in de Tweede Kamer maakten, als NRC een lang interview publiceert met oud-politicus Jozias van Aartsen, door wie Wilders in 2004 uit de VVD-fractie werd gemanoeuvreerd. „Ga niet onderhandelen met de PVV. Kom op voor de vrije democratische samenleving die we hebben gecreëerd. We nemen een fundamenteel verkeerde afslag”, zo wendde de oud-minister zich met klem tot VVD-leider Dilan Yesilgöz en andere partijgenoten.
Inmiddels zijn er vier formatiemaanden verstreken. Maanden waarin een meerderheid van het parlement PVV’er Martin Bosma tot voorzitter van de Tweede Kamer kroonde, waarin Wilders heeft kunnen uitgroeien tot een schijnbaar normale onderhandelingspartner en waarin een partij die haatzaaien als handelsmerk heeft een serieuze kans maakt om nog voor de zomer het bordes van paleis Huis ten Bosch te betreden. Drie ontwikkelingen die in een democratische rechtsstaat veel meer beroering hadden moeten wekken dan tot nu toe het geval is geweest.
Over mogelijke verklaringen voor de historische verkiezingswinst van de PVV is al veel geschreven. Daartoe behoren onder meer een overheid die de publieke zaak heeft verwaarloosd en vele duizenden burgers dupeerde, breed levende anti-immigratiesentimenten, de normalisering van rechts-populistische opvattingen door politiek kopieergedrag en poeslieve media, en niet in de laatste plaats: het VVD-besluit om het taboe op wederom samenwerken met de PVV op te heffen.
Guurheid
Het is echter óók nuttig om nader stil te staan bij het verloop van de huidige kabinetsformatie. Want daarin zijn keuzes gemaakt en adviezen verschenen die ten onrechte werden gepresenteerd als onvermijdelijk, en als goed voor het land. Keuzes en adviezen die neerkomen op het verder legitimeren van een partij die in de parlementaire en openbare sfeer al veel guurheid heeft veroorzaakt.
Zo was er om te beginnen het feit dat drie politieke partijen er als de kippen bij waren om een kabinet met daarin de PVV op voorhand voluit te steunen (BBB), te gedogen (VVD) dan wel onder voorbehoud mogelijk te maken (NSC). Tegenover verkenner Ronald Plasterk (PvdA) verklaarden deze drie partijen voorts in andersoortige combinaties geen heil te zien. Ook grote delen van de oppositie meenden dat, gezien de verkiezingsuitslag, de bal vanzelfsprekend bij ‘rechts’ lag.
Goed fatsoen
In een volgende fase gingen PVV, VVD, NSC en BBB zich buigen over een gezamenlijke ‘basislijn’ inzake ‘Grondwet, grondrechten en democratische rechtsstaat’ – een nooit eerder vertoond formatie-ritueel. Zoals bekend moest hiermee het alleen door NSC publiekelijk ervaren risico van regeren met de PVV worden ingetoomd. Alleen: hoe principieel was deze strategie? Kwam die niet neer op ‘met goed fatsoen’ aan tafel kunnen blijven zitten met Wilders, wétend hoe hij echt over grondrechten denkt?
Aansluitend gebeurden er dingen die je tijdens een kabinetsformatie in een democratische rechtsstaat evenmin zou verwachten. Zo bracht Plasterk na een turbulente inhoudelijke fase die culmineerde in een filmische omtzigtiaanse vluchtscène het verbazingwekkende advies uit dat PVV, VVD, NSC en BBB gereed waren voor een volgende onderhandelingsronde.
Lees ook
Wilders of geen Wilders: een nieuwe coalitie moet de maatschappelijke breuk helen
Tijdens het Kamerdebat over dit verslag op 14 februari trok Wilders vrijwel als vanouds ten strijde tegen de islam. Niettemin stond een dag later SER-voorzitter Kim Putters klaar om met hulp van menige hoogleraar een kabinetsvorm te definiëren waarin regeren met Wilders voor NSC goed genoeg zou voelen. Dat werkte: na een korte vakantie hervatte Pieter Omtzigt monter de formatiebesprekingen.
Vervolgens kwam informateur Putters op 14 maart met een ‘programkabinet’ op de proppen. Op die basis bleken alle vier de partijen nu bereid ministers te gaan leveren voor een eventuele regeerploeg. Verder hadden de vier fractieleiders afgesproken dat Wilders in geval van een geslaagde formatie geen premier wordt en dat ieder van hen dan vanuit de Tweede Kamer zal gaan opereren. Een compromis waarover Wilders al snel schande sprak, onder de uitroep dat zijn tijd als minister-president nog wel zal komen.
Anti-rechtsstatelijke plannen
Onmiskenbaar plaatste de verkiezingsuitslag van 22 november de meeste politieke partijen voor een dilemma. Was de PVV, weliswaar een antidemocratische partij, die zelf niet democratisch is georganiseerd, niet democratisch gekozen? En zou het buiten de formatie houden van Wilders hem niet juist in de kaart spelen? Begrijpelijke vragen. Maar met de PVV een kabinet formeren, geeft haar gegarandeerd extra invloed.
Bovendien: gelet op alles wat over Wilders bekend is – zijn anti-rechtsstatelijke ideeën en plannen, zijn opruiende, beledigende en intimiderende politieke stijl, zijn minachting voor klimaatbeleid, zijn vriendschap met autocraten, zijn affiniteit met Poetin en Trump – zou voor politici, formatie-professionals en burgers gláshelder moeten zijn dat zijn partij niet geschikt is om toe te treden tot de nieuwe Nederlandse regering.
Want in een democratische rechtsstaat zijn verkiezingen uiteraard niet bedoeld om deze staatsvorm te saboteren. Juist in het belang van iedere Nederlander en van de Nederlandse samenleving als geheel, had de ‘rechtsstatelijke afstand’ tot Wilders daarom gepast groot moeten blijven.
Grote verschuivingen
Ook Plasterk en Putters hadden hiervoor moeten waken. Neem de door Putters aanvaarde opdracht van de Tweede Kamer om „de mogelijkheden te onderzoeken voor een vruchtbare politieke samenwerking die recht doet aan de verkiezingsuitslag, inclusief de grote verschuivingen die daarbij hebben plaatsgevonden, en kan rekenen op voldoende steun in de volksvertegenwoordiging”. Deze formulering berust op het hardnekkige misverstand dat PVV-kiezers en sommige andere kiezers recht hebben op een bepaald soort kabinet. Elke Kamerzetel weerspiegelt de kiezersvoorkeur echter in gelijke mate. Putters had de Kamer er dan ook gerust, enigszins tegendraads, aan kunnen herinneren dat elke werkbare combinatie formeel in orde is. Om zich daarna te concentreren op de zinsnede ‘vruchtbare politieke samenwerking’, en dan feitelijk vast te stellen dat daarop met de PVV erbij helaas geen kans bestaat.
In plaats daarvan kwam Putters met een tegenstrijdig verhaal. Enerzijds benadrukt hij daarin de vele problemen waarmee ons land zich geconfronteerd ziet, en schrijft hij dat deze situatie vraagt om consistent, betrouwbaar en slagvaardig bestuur (waarvoor een ‘programkabinet’ zich bij uitstek zou lenen). Vervolgens schetst hij het daartoe benodigde mentale kader. Dat komt kort gezegd neer op steun voor de democratische rechtsstaat, belang hechten aan financiële soliditeit en internationale samenwerking alsmede de bereidheid om constructief, zorgvuldig, en in goede onderlinge verhoudingen politiek te bedrijven.
Anderzijds liet Putters na om – op grond van zijn eigen randvoorwaarden – de PVV als aspirant-regeringspartij te problematiseren. Sterker: de informateur adviseerde om de mogelijke vorming van een kabinet met de PVV verder te onderzoeken en anticipeerde in zijn persconferentie al op de bemensing daarvan.
Luisterend oor
Misschien heeft Putters de PVV-kiezer, die zich toch al ‘niet gehoord’ zou voelen, een luisterend oor willen bieden. Of wilde hij de beoogde coalitie door een quasi-neutraal formatieproces loodsen, zodat het eventuele mislukken daarvan door de PVV-leider publicitair iets minder eenvoudig kan worden uitgebuit. Hoe dan ook schuwde Putters iets dat juist gezien de huidige omvang van de PVV noodzakelijk is: het opnieuw ‘abnormaliseren’ van die partij, onderbouwd met valide argumenten.
De keuze om dit niet te doen, zelfs niet in diplomatieke termen, illustreert eens te meer dat velen in ons land liever ‘dealen’ met radicaal-rechts populisme dan zich daartegenover principieel op te stellen. Dit wijst op een flink tekort aan democratisch-rechtsstatelijk zelfbewustzijn in politiek, media en samenleving.
Maar het is heus nog niet te laat. Partijen die hechten aan de rechtsstaat kunnen alsnog opteren voor een brede meerderheidscoalitie die zich in deze barre tijden vastberaden inzet voor serieus openbaar bestuur en een veiliger wereld.
Dit vergt wel dat met name de VVD bij zinnen komt. Dat wil zeggen: haar liberale vleugels weer ferm uitslaat en de rechtsstaat merkbaar omarmt.
Een andere versie van dit betoog verscheen afgelopen week in De Hofvijver, een uitgave van het Montesquieu Instituut.
Lees ook
Nooit was de onregeerbaarheid van Nederland zo dichtbij
Lees ook
Hoe anders wordt dit rechtse kabinet echt? ‘Camouflage’, zegt de oppositie
Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’