Europees geld raakt in Tunesië uit zicht

Geen geld naar dictators. Dit was onlangs de teneur van een debat in het Europees Parlement over 150 miljoen euro begrotingssteun die de Europese Commissie begin maart naar de Tunesische autoriteiten heeft overgemaakt. Die betaling vloeide voort uit de vorige zomer beklonken ‘Tunesië-deal’, waarmee de EU-leiders vooral de migratiestroom uit Tunesië willen beperken. Het Europarlement nam een motie tegen de deal met ruime meerderheid aan.

In het debat kwamen de mensenrechtenschendingen door het regime van de Tunesische president Kais Saied uitgebreid aan de orde. Het gaat om pesterijen en willekeurige arrestaties van journalisten, advocaten, mensenrechtenactivisten en politieke tegenstanders, en over dumping van zwarte migranten in woestijngebieden zonder voedsel en drinkwater. Bescherming van democratie en mensenrechten, aldus de Europarlementariërs, moeten leidende principes zijn in de samenwerking met andere landen. Ze verwezen naar een reeks verdragen en afspraken waar de EU zich aan heeft gecommitteerd.

Tegen die achtergrond viel een stevige koerswijziging van de EU al te verwachten toen Saied in de zomer van 2021 parlement en premier opzijschoof en de uitvoeringsmacht naar zich toetrok. Temeer daar de EU en Tunesië eerder een ‘geprivilegieerd partnerschap’ sloten met het idee dat dankzij de revolutie van 2011 – de Arabische Lente – „alle voorwaarden voor de opbouw van de democratische rechtsstaat aanwezig waren”.

Soevereiniteit

Maar in werkelijkheid investeert Europa meer in de dictatuur dan in de democratie. Waar de Unie in 2013 ruim 80 miljoen euro aan begrotingssteun overmaakte, is dit inmiddels 300 miljoen – uitgaven op beleidsterreinen als democratie, rechtsstaat en migratie niet meegeteld. Alles bij elkaar ontving Tunesië sinds 2011 ruim 3,4 miljard euro van de EU, waarvan 2 miljard in de vorm van giften en 1,4 miljard als lening onder gunstige voorwaarden. Van die 2 miljard was 60 procent begrotingssteun. De overige 40 procent ging naar meer specifieke doelen, waarvan bevordering van democratie en goed bestuur (258 miljoen euro) en economische ontwikkeling (205 miljoen euro) de belangrijkste zijn.

Volgens Moez Ali, voorzitter van de Union des Tunisiens Indépendants pour la Liberté, een Tunesische maatschappelijke organisatie, begrijpen „onze Europese partners” Saied niet. Tijdens de onderhandelingen over de Tunesië-deal zegde de president regelmatig afspraken op het laatste moment af. En in september weigerde hij een delegatie van het Europees parlement de toegang tot het land. Een maand later stortte -Saied 60 miljoen euro Europees hulpgeld terug.

„De politieke houding tegenover het buitenland is na 2021 ingrijpend veranderd”, aldus Moez Ali. „Het is nu soevereiniteit voor en soevereiniteit na. Internationale samenwerking komt op de tweede of de derde plaats. Partners die met Tunesië samenwerken, vragen zich af wat er van oude afspraken terechtkomt.”

Vrijbrief

Met opeenvolgende Tunesische leiders sloot Europa sinds eind jaren 60 van de vorige eeuw handelsakkoorden, die volgens verschillende studies en economen vooral zeer voordelig uitpakten voor Europese landen zelf. Pogingen van de EU om te komen tot een nieuw vrijhandelsakkoord, liepen de laatste jaren vast op Tunesische onwil. Het geprivilegieerd partnerschap consolideerden de EU en Tunesië in een akkoord over strategische prioriteiten om „de overgang naar een democratie en de sociaal-economische ontwikkeling van Tunesië te ondersteunen en versterken”. Deze afspraken zijn nooit gewijzigd, ook niet toen de machtsgreep in 2021 een abrupt einde maakte aan de democratische transitie.

Uiteindelijk pakt het Europees beleid volgens Moez Ali contraproductief uit. „Mensenrechten promoten zonder strategie is zinloos”, zegt hij. „Door met alle winden mee te waaien geeft de EU een vrijbrief aan notoire mensenrechtenschenders en verliest ze geloofwaardigheid. In de praktijk zijn Tunesië en de EU allebei pragmatisch. De samenwerking wordt, hoe precair ook, gewoon voortgezet. Alleen het sausje is anders.”

Onhoudbaar economisch model

Zonder het geld van Europa was Tunesië er waarschijnlijk nog veel slechter aan toe geweest. Het economische model zit vol weeffouten. De economie is in handen van enkele machtige families. Corruptie heerst, de prijzen voor import stijgen, de export blijft weinig rendabel.

Alles bij elkaar leidt dit tot een oplopende en volgens economen op den duur onhoudbare schuldenlast. De Tunesische regering probeert die te verminderen door minder suiker, koffie, granen en andere levensmiddelen te importeren. Burgers vinden al maanden lege schappen in de supermarkten.

Tunesië heeft volgens Mongi Rahoui, directeur van de Nationale Landbouwbank en oud-parlementslid, nooit de ruimte gehad een eigen economisch beleid te ontwikkelen en zijn belangen te verdedigen. „De EU doet alles om buitenlandse partners haar wil op te leggen. Europese landen verdienen meer aan onze zout, fosfaat en olijfolie dan wijzelf.”

Ook de Europese steun voor de Tunesische democratie neemt hij met een korrel zout. „Hoezo denken ze Tunesië te kunnen ‘democratiseren’, terwijl Tunesiërs door hun beleid nauwelijks te eten hebben? Democratie is meer dan hier en daar een verkiezing en een debattraining. Al die begrotingssteun leidt er alleen maar toe dat een onwenselijk en onhoudbaar economisch model kunstmatig in leven wordt gehouden.”

Politieke instabiliteit

De Europese begrotingssteun maakt de kans dat deze spiraal binnenkort wordt doorbroken „nihil”, meent Mohamed Abdelmoumen van Raqabah. Dit ‘observatorium’ voor burgercontrole op staatsinstellingen deed onderzoek naar de Europese financiële steun aan Tunesië. „Al het geld gaat naar ambtenarensalarissen, disfunctionerende en de facto bankroete staatsbedrijven, en rentebetalingen op leningen die Europa zelf heeft verstrekt – oftewel naar handhaving van de status quo.”

Gemiddeld zijn de Tunesiërs weinig met de Europese hulp opgeschoten, zegt Abdelmoumen. „Slechts een handjevol bedrijven en steeds dezelfde onderzoeksbureaus profiteren. Sommige Europese projecten komen nooit verder dan de tekenkamer of blijven halverwege hangen – er is geen enkele controle of toezicht. Een land als Japan zou het geld blokkeren als ze zien dat het niet loopt.”

Imad Daimi, collega van Abdelmoumen, tevens oud-parlementslid en na 2011 nauw betrokken bij de opbouw van democratische instituties, wil niet alleen de EU de schuld geven. „Die is zich bewust van haar reputatie als zedenmeester en bemoeial.” Hij ziet dat projecten onder ingewikkelde omstandigheden tot stand moeten komen. „Er heerst politieke instabiliteit en de instituties zijn log. En de Tunesische elite, wijzelf, heeft veel te weinig gedaan om de democratische waarden te laten indalen.”

Vrees voor herhaling

Precieze bedragen, cijfers en programmaoverzichten omtrent de samenwerking tussen de EU en Tunesië zijn lastig te vinden, merkte ook NRC. Het Tunesische ministerie van Financiën, de Europese Commissie in Brussel en de Europese delegatie in Tunis stuurden uiteenlopende gegevens. Ondanks herhaalde verzoeken gaven ze geen informatie over oude of lopende programma’s en totaaloverzichten van aan Tunesië overgemaakte bedragen. Evaluaties lijken niet uitgevoerd.

Europarlementariër Tineke Strik (GroenLinks), initiatiefnemer van de resolutie tegen de Tunesië-deal, concludeert dat de overeenkomst met Tunesië niet werkt, in economisch opzicht noch op het terrein van de mensenrechten. Met de afspraken die de EU eerder deze maand maakte met Egypte, weer vooral om de migratie uit dat land te beperken, vreest ze voor herhaling.

„Tevergeefs vroegen we de Europese Commissie meerdere malen ons een helder beeld te geven van de betalingen in het kader van de Tunesië-deal”, zegt ze aan de telefoon. „In een zeer kritische brief over de Egypte-deal hebben we gevraagd waarvoor de toegezegde betalingen zijn bedoeld en hoe die afspraken worden gemonitord. We zien het niet zitten om de geschiedenis rond de Tunesië-deal dunnetjes over te doen.”