Museum De Buitenplaats in Eelde (Drenthe) trekt op z’n best 20.000 bezoekers per jaar. Het Drents Museum in Assen, vijf minuten lopen van het treinstation: bijna tien keer zoveel, 180.000 in 2023. Van die bezoekers komt 70 procent uit de Randstad. De meesten nemen de trein.
Eelde hééft geen treinstation.
Vandaag zijn directeur Harry Tupan van het Drents Museum en Sonja van der Meer van Stichting Het Drentse Landschap beiden in Eelde. Ze komen uit Assen. Met de auto, het was een half uurtje rijden.
We zitten in wat het horecapaviljoen wordt genoemd, ze gaan vertellen wat hun plannen zijn met het onlangs door hen overgenomen museum. Straks gaan we alles bekijken. En alles is veel, Sonja van der Meer noemt het „een ensemble”.
Er is het 17de-eeuwse Nijsinghhuis, in 1971 door het founding couple Jos en Janneke van Groeningen voor 1 gulden gekocht van de gemeente Eelde, op voorwaarde dat ze het zouden restaureren. Ze gingen er wonen en lieten de vertrekken beschilderen door vijf kunstenaars van ‘het noordelijk realisme’, de bekendste is Matthijs Röling. Dan is er De Buitenplaats, een in hun opdracht in organische architectuur gebouwd museum, met daarin door hen verzamelde, naoorlogse figuratieve kunst. Dit museumpaviljoen, vermeldt de website, „werd op 9 oktober 1996 feestelijk geopend door koningin Beatrix”. En dan zijn er nog de tuinen, met appelhof, vijvertuin en doolhof, waar op diverse plekken beelden staan en waar ook nog een oranjerie te vinden is.
Kröller-Müller
Museum De Buitenplaats zou veel bekender kunnen zijn, qua opzet lijkt het wel een beetje op Museum Kröller-Müller. En met al die beschilderde wanden en plafonds, doet het Nijsinghhuis (spreek uit: Niesinghuis) onwillekeurig denken aan Panorama Mesdag of Eise Eisinga’s Planetarium.
Maar vermaard is het museum nooit geworden. Het is klein, dat is een reden. En slecht te bereiken, een andere reden. De figuratieve collectie spreekt niet iedereen aan. En het ent-housiasme van de pioniers verdween toen in 2018 Jos van Groeningen overleed (Janneke overleed in 2007). Daarna speelde corona ook nog een rol.
Vorig jaar dreigde het museum failliet te gaan. Maar dat is niet gebeurd. „Na heel wat vergaderingen” (Harry Tupan) met provincie en gemeente wordt De Buitenplaats nu overgenomen door het Drents Museum en Het Drentse Landschap. Een paar weken geleden, 16 maart, opende de tentoonstelling De verbinding – De Buitenplaats ontmoet Drents Museum. Te zien zijn werken van beide musea: objecten uit de art-nouveaucollectie van het Drents Museum en schilderijen door de vijf kunstenaars van het Nijsinghhuis.
Afgesproken is dat Het Drentse Landschap, dat in Drenthe 10.000 hectare natuur, 330 gebouwen en 22 hunebedden beheert, de verantwoordelijkheid draagt voor de tuinen en gebouwen. Daarvoor krijgt het van de gemeente ‘een bruidsschat’ van 1 miljoen euro, geld dat wordt belegd in een fonds voor langdurig onderhoud. „En we hebben het geluk”, zegt Sonja van der Meer, „dat er een huurder is, waardoor de bruidsschat lager uit kon vallen.” Die huurder is het Drents Museum, dat op zijn beurt geld kreeg van de provincie, maar ook zelf geld in de exploitatie stopt, onder andere door de collectie te kopen.
Florale stijl
En wat dan de plannen zijn? Harry Tupan: „Het blijft geen museum voor figuratieve kunst, want daar gaan we het niet mee redden. Toen dacht ik: de architectuur van dat gebouw is organisch, net als de art nouveau is dat een florale stijl. En laten wij nu net een van de grootste collecties art nouveau van het land hebben. Dus dat gaan we programmeren. Twee tentoonstellingen per jaar, één op basis van onze eigen verzameling, misschien met wat bruiklenen. En één internationaal geprogrammeerde tentoonstelling. Met daarbij interventies met hedendaagse kunst, want er moet wel spanning en dynamiek zijn.”
Het florale thema sluit ook mooi aan bij de bloemenveiling in Eelde (na Aalsmeer de grootste van Nederland) en het jaarlijkse bloemencorso. Harry Tupan: „Samen kunnen we straks van Eelde de village of flowers maken, het bloemendorp.”
Daarvoor is het nog wel nodig dat je de tuinen van het museum kunt zien – en betreden. Als je nu aan komt lopen, zie je een lange, dichte haag met daarachter een muur zonder ramen: het museum. Pas als je door een klein, na sluitingstijd afgesloten hek gaat, zie je wat lager de ramen in die muur, met eromheen het groen van de tuinen. Sonja van der Meer: „Misschien dat die haag weggaat, al moet er wel een afscheiding blijven. En er staan beelden in de tuin, dat maakt het ook ingewikkeld. Maar de tuinen worden hoe dan ook toegankelijker.”
Lees ook
Hier is geen muur onbedekt gebleven
En het Nijsinghhuis? Dat is nog ingericht zoals in de tijd van Jos en Janneke van Groeningen, bezoekers kunnen beneden rondlopen, de bovenverdieping mag je alleen met een rondleiding bezoeken. Dat laatste blijft zo, maar veranderingen komen er ook. Harry Tupan: „Er staan nu paaltjes met koorden voor de meubels en de muren, dat ziet er niet uit. Je kan denken aan meer belichting. Of geluid – de stem van Matthijs Röling. Die heb ik laatst nog geïnterviewd, als je mijn stem eruit haalt dan heb je zijn verhaal. Misschien muziek ook. Of artists in residence. De ziel moet weer in het huis komen.”
Blijft over het vervoer. Een treinstation zit er niet in, maar misschien wel een pendelbus. Harry Tupan: „Groene bussen, dat zou passen. Maar die lobby moet nog beginnen.”