Het plotseling pauzeren van het Nationaal Groeifonds, vorige week, kan grote gevolgen hebben voor de Nederlandse innovatiekracht. Partijen die geld wilden uit het fonds, hebben het vertrouwen in de overheid verloren en zijn boos en teleurgesteld. De adviescommissie van het Groeifonds, waarin experts zitten die de aanvragen behandelen, beraadt zich inmiddels op haar positie.
Dat zegt Rianne Letschert, voorzitter van de adviescommissie van het Nationaal Groeifonds. Het fonds werd in 2021 op instigatie van toenmalig ministers Wopke Hoekstra (Financiën, CDA) en Eric Wiebes (Economische Zaken, VVD) opgericht en zou in vijf jaar tijd in totaal 20 miljard euro investeren in innovatieve projecten. Consortia van bedrijven, overheden en onderzoeksinstellingen konden aanvragen indienen voor subsidie. Tot nu toe is ruim 12,5 miljard euro aan subsidies toegekend aan tientallen projecten.
Vorige week drukte demissionair minister Micky Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat, VVD) plotseling op de pauzeknop voor het fonds, nadat in de Tweede Kamer onvoldoende steun bleek te zijn voor een toezegging niet te bezuinigen op het fonds. Letschert, die met een groep experts uit het bedrijfsleven, de overheid, onderzoeksinstellingen en andere disciplines (onder wie ASML-baas Peter Wennink, Nobelprijswinnaar Ben Feringa en prins Constantijn van Oranje) de aanvragen voor het fonds beoordeelt, heeft even gewacht met het geven van een reactie op het besluit. Nu treedt ze namens het fonds naar buiten.
Letschert is hoogleraar en in het dagelijks leven bestuursvoorzitter van Maastricht University. Daarvoor was zij rector magnificus bij dezelfde universiteit. Haar functie bij het fonds is, net als die van de andere leden van de adviescommmissie, onbezoldigd.
Wanneer hoorde u dat de pauzeknop werd ingedrukt?
„Ik kreeg een telefoontje van de minister vorige week vlak voordat het nieuws dinsdag naar buiten kwam. Zij vertelde dat ze het fonds op pauze ging zetten.”
En hoe heeft u daarop gereageerd?
„Ik heb gezegd dat me dat onverstandig leek en vervolgens zijn we afgelopen weekend samengekomen met de leden van de adviescommissie om verder te spreken met elkaar. We zijn al sinds september vorig jaar regelmatig in contact getreden met de twee departementen waaronder het fonds valt om onze zorgen te uiten. Toen al begon er onduidelijkheid te komen over de termijn waarop de volgende tranche met aanvragen geopend zou worden. En er werd ook al met enige regelmaat een greep uit het fonds gedaan.”
Letschert doelt op een aantal besluiten om geld uit het Groeifonds te gebruiken voor bijvoorbeeld het eerder tolvrij maken van de Westerscheldetunnel en het niet verhogen van de benzineaccijns. „Het is voor de mensen in de adviescommissie moeilijk om te zien hoe er vanuit de politiek met het fonds wordt omgegaan.”
Heeft u eigenlijk begrip voor hoe het nu gegaan is?
„Nee, eigenlijk niet, en ik merk ook aan de vele tientallen reacties van partijen die bezig waren met aanvragen dat zij dat ook niet hebben. Zij hebben veel geld en tijd geïnvesteerd in het voorbereiden van een aanvraag en dat is nu voor niets geweest. Zij zijn teleurgesteld en ook boos.
„Kijk, ik snap heus wel dat we in een ingewikkelde politieke situatie zitten. Aan de ene kant een demissionair kabinet dat niet te veel meer kan doen. En aan de andere kant de vier formerende partijen die nog geen duidelijkheid hebben gegeven over wat zij nou in de toekomst willen. Ik heb daar verder geen oordeel over, maar vanuit mijn rol als voorzitter van de adviescommissie vind ik wel wat van die pauzeknop. Dat is echt zorgelijk.”
Wat had er dan beter besloten kunnen worden wat u betreft?
„Het fonds is opgericht met als doel innovatieve duurzame investeringen mogelijk te maken. We hebben een mandaat van vijf jaar en zijn bewust op afstand van de politiek geplaatst. In plaats van nu de pauzeknop in te drukken, was het beter geweest als ze hadden gezegd: we maken het af zoals afgesproken, dus ook de laatste twee jaar. In de tussentijd denken we na over hoe we na die periode door willen met het bevorderen van duurzame innovatie in Nederland. Wat er nu gebeurt is dat start-ups niet voor Nederland kiezen en ook partijen die hoopten steun van het fonds te krijgen hun plannen stopzetten en wellicht vertrekken.”
Hoe moet het nu verder?
„Dat is een groot dilemma voor ons. We hebben tegen de partijen moeten zeggen die bezig waren met een aanvraag voor de vierde tranche dat de seinen op rood staan. Wij krijgen vooralsnog ook geen helderheid van het demissionaire kabinet of van de formerende partijen hoe het mogelijk verder gaat met het fonds. Tegelijkertijd hebben we ook een verantwoordelijkheid naar partijen die al in de eerste drie tranches van het fonds geld toegezegd hebben gekregen. Dat geld krijgen zij gefaseerd uitgekeerd en daar we hebben we een rol in qua beoordeling en monitoring van de voortgang. We willen ze daar graag bij blijven ondersteunen, daar ligt ook de loyaliteit van ons als commissie. De politiek krijgt het stempel wispelturig en onbetrouwbaar, daar willen wij niet bij horen. Wij staan voor deugdelijkheid en vertrouwen. Als daar geen duidelijkheid over komt, dan moeten wij ons beraden op onze positie. Waar ligt dan nog onze toegevoegde waarde?”
U bent een ervaren bestuurder, schat u de kans dat het fonds weer opgestart wordt in als reëel?
„Ik weet het niet, maar ik acht de kans heel erg klein. Mijn oproep aan de politiek is vooral goed te kijken naar de gevolgen van het stopzetten zonder dat is nagedacht over de impact of over een alternatief. Je zet de investeringen in innovatie niet voor vier maanden stil, maar voor vele jaren. En dat is niet goed voor waar Nederland naartoe moet de komende jaren. De energie die was losgekomen in het land dankzij het fonds was enorm. Bedrijven, overheden, onderzoeksinstellingen gingen samen aan de slag om in aanmerking te komen voor steun uit het fonds. Ze stapten over hun schaduw heen om gezamenlijk bij te dragen aan het oplossen van de grote problemen waar Nederland voor staat. Nu zie je dat iedereen zich weer terugtrekt in zijn eigen silo, de samenwerkingen vallen uit elkaar. Daarmee verdwijnt ook de impact die de consortia hadden. Dat is zeer spijtig.”