Kunst kan de wereld alleen veranderen wanneer kunstenaars de politiek in gaan

Imitatiesyndroom Bij haar afscheid als Dichter des Vaderlands pleit Lieke Marsman voor meer kunstenaars in de politiek (maar stop vooral niet met geëngageerde kunst maken).


Illustratie Myrthe van Heerwaarden

Toen mij eind 2020 gevraagd werd of ik Dichter des Vaderlands wilde zijn, twijfelde ik. Ik ging ervan uit dat dat zou betekenen dat ik veel gedichten in opdracht moest schrijven en ik wist van mezelf dat ik doorgaans helemaal geen zin heb om gedichten in opdracht te schrijven. De reden hiervoor is dat ik weet dat in opdracht schrijven een zekere druk met zich meebrengt en zodra die druk er is ligt het gevaar op de loer dat ik mezelf ga imiteren. Zo heb ik in het verleden meer dan eens een gedicht ‘Lieke Marsman’-style geschreven omdat ik wist dat ik zo gemakkelijk aan een opdracht kon voldoen. Druk weg, opdrachtgever blij.

Maar zulke gedichten zijn niet waarachtig en ik vermoed dat de lezer dat uiteindelijk zal merken. Dichter des Vaderlands-gedichten schrijven bleek gelukkig een stuk leuker en vrijer dan ik dacht. Omdat je steeds zelf het moment of de gelegenheid uitkiest waarbij je iets schrijft, ben je op z’n hoogst je eigen opdrachtgever en dat is een opdrachtgever die je niet geheel toevallig steeds weet te bellen op precies die momenten dat je inspiratie hebt. Druk weg, opdrachtgever blij.

De afgelopen twee jaar heb ik veel nagedacht over de rol van literatuur in de publieke arena en ik ben tot de conclusie gekomen dat die rol zowel heel groot als heel klein is. Dat kan ik uitleggen. Sinds ik in mijn boek Het tegenovergestelde van een mens over klimaatverandering heb geschreven, word ik met enige regelmaat uitgenodigd om te praten over de vraag: wat kan kunst doen om klimaatverandering tegen te gaan? In eerste instantie ging ik graag op zulke uitnodigingen in. Ik hield dan een sociaal wenselijk praatje over de kracht van verbeelding en het belang van literatuur als plek om met elkaar in gesprek te gaan. Inmiddels kan ik die vraag niet meer horen. Ik ben bang dat we in een soort loop terechtgekomen zijn, waar we ons afvragen wat kunst vermag en nog eens en nog eens totdat het water onze achtertuinen in loopt. Wat dat betreft is de rol van literatuur klein.

Het gevolg van zulke laffe paneldiscussies is tweeledig: kunstenaars krijgen zo ten onrechte het idee dat hun kunst iets moet, wat niet zo is, want zelfs op het moment dat de wereld vergaat staat het hen vrij om iets te maken wat niets met die tragedie te maken heeft, en ten tweede gebeurt er niets om klimaatverandering tegen te gaan. Je kunt niet een boek schrijven of lezen over klimaatverandering en verwachten dat alles daarmee ten goede zal veranderen. Ja, literatuur kan mensen meer inzicht geven in wat ons allemaal te wachten staat en zoals elke kunstvorm kan het onze verbeelding helpen naar oplossingen te zoeken, maar ik denk eigenlijk dat de gemiddelde literatuurliefhebber inmiddels wel weet hoe klimaatverandering ongeveer werkt en wat de gevolgen (én oplossingen) zijn. Literatuur is waar het maatschappelijke kwesties betreft slechts een middel om je wapens, woorden, mee te slijpen – vervolgens moet je die wapens gebruiken om politieke actie af te dwingen. Hoe vaker ik politiek geëngageerde gedichten schrijf, hoe meer ik er dan ook van overtuigd raak dat kunst de wereld alleen kan veranderen wanneer kunstenaars de politiek in gaan. Daarmee bedoel ik niet dat kunstenaars moeten stoppen met geëngageerde kunst maken, ik bedoel eigenlijk vooral: in hemelsnaam meer kunstenaars in de politiek, hoe fijn zou dat zijn.

Klanttevredenheidsonderzoek

De afgelopen jaren heb ik namelijk steeds vaker het idee gehad dat de samenleving als geheel zozeer onder druk staat dat we met z’n állen aan het imitatiesyndroom dat ik hierboven beschreef zijn gaan lijden. Ambtenaren produceren de taal waarvan ze denken dat ambtenaren die horen te produceren. Politici zeggen de dingen waarvan ze weten dat politici er op dat moment mee kunnen scoren. En de ‘gewone burger’ volgt met z’n laatste beetje energie en een STAP-budget een extra bijscholingstraject, zodat-ie verder kan gaan met de e-mails, rapporten en researchproposals produceren die hij al produceerde, terwijl een therapeut hem of haar vanaf de zijlijn aanmoedigt. De exorbitante hoeveelheid coaches, consultants en cursisten alsook alle nietszeggende rapporten en beoordelingsformulieren waarmee we elke dag worden doodgegooid – het zijn allemaal tekenen dat de samenleving voor mensen te complex is geworden (het fenomeen klanttevredenheidsonderzoek in het bijzonder is voor mij altijd een teken dat de medewerkers van een bedrijf op hun laatste benen lopen – als alle inspiratie écht op is, zeg dan maar tegen de baas dat je een klanttevredenheidsonderzoek gestart bent; dat is altijd goed).


Lees ook dit gedicht van Lieke Marsman: Vergezichten en gezichten

En daar is voor kunst, poëzie in het bijzonder, wel een heel grote rol weggelegd. Eén van de belangrijkste dingen die poëzie mij geleerd heeft is niks doen. Om een goed gedicht te schrijven, maar ook om een gedicht te kunnen lezen op een manier waarop het binnenkomt, moet je vooral: niks doen. Poëzie is het bewijs dat meer werken niet hetzelfde is als meer werk gedaan krijgen.

We doen te weinig niks en als gevolg daarvan leven we in een imitatiemaatschappij waarin we steeds vaker een vervagende kopie van onszelf spelen.

Méér poëzie is het antidotum daartegen bij uitstek, een manier om onze taal weer betekenisvol te maken – in haar compactheid bovendien een oplossing waar ook de efficiencymanagers mee in moeten kunnen stemmen.

Iedere zichzelf respecterende organisatie zou poëzie in haar toolbox moeten hebben, opdat we woorden als toolbox voor altijd uit de Nederlandse taal kunnen verbannen.

Dat is mijn wens voor de toekomst.

Dit artikel is gebaseerd op het voorwoord van de net verschenen bundel Ter gelegenheid van poëzie (Uitgeverij Pluim), een verzameling teksten die Lieke Marsman als Dichter des Vaderlands maakte. Komende week wordt bekendgemaakt wie haar opvolgt.